Vocabulary - Part 1 Flashcards
(54 cards)
1
Q
Riots
A
Rellen
2
Q
Attacked
A
Bestormd
3
Q
Ice Burgs
A
Zee-iJs
4
Q
Due to
A
Door
5
Q
National Festival
A
Nationale Feestdag
6
Q
To celebrate
A
Vieren
7
Q
Queen
A
Koningin
8
Q
During
A
Tijdens
9
Q
Members
A
Leden
10
Q
Festivities
A
Festiviteiten
11
Q
Royal
A
Koninklijke
12
Q
To receive
A
Ontvangen
13
Q
Places
A
Plaatsen
14
Q
The population
A
De bevolking
15
Q
Song
A
Zang
16
Q
To offer
A
Aanbieden
17
Q
Things
A
Spullen
18
Q
Own
A
Eigen
19
Q
To participate
A
Meedoen
20
Q
Toy
A
Speelgoed
21
Q
To earn
A
Verdienen
22
Q
Detailed
A
Uitgebried
23
Q
Popular
A
Bekend
24
Q
Open Air Feast
A
Openluchtfeetsen
25
Specially
Vooral
26
Visitors
Bezoekers
27
Special
Bijzondere
28
Family (Husband, wife & kids)
Gezin
29
Knowledge & innovation
Kennis en maken
30
Because of
Vanwege
31
Measures
Maatregelen
32
Unfortunately
Helaas
33
Extended family
Familie
34
Carnavalsstaad
Maastricht
35
Vergaderstad
Utrecht
36
Parade
Parade
37
Wise
Weijs
38
Never
Noit
39
Business trip
De Zaken reis
40
Journey, trip
De Reis
41
The holiday
De vakantie
42
The passengers
De passagiers
43
The suitcase
De koffer
44
Travel agency
Het reisbureau
45
One way ticket
De enkele reis
46
Round trip ticket
Het retour
47
Farewell
Het afscheid
48
To depart
Het vertrek
49
The arrival
Het aankomst
50
Customs
Het douane
51
The visa
Het visum
52
To board
Instappen
53
Unboard / step out
Outstappen
54
To stay
Logeren
