Voedingsstoffen Flashcards

(18 cards)

1
Q

Noem de 6 voedingsstoffen.

A

Mineralen (zouten en sporenelementen), suikers (koolhydraten), eiwitten (proteïnen), vetten (lipide), vitaminen, water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van proteïnen?

A

Bouwstof, hulpstof, in noodgevallen: brandstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van lipide?

A

Brandstof, bouwstof, isolatie, oplosmiddel voor bepaalde vitamine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van koolhydraten?

A

Brandstoffen, in mindere mate: bouwstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van mineralen?

A

Bouwstoffen en hulpstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van vitaminen?

A

Hulpstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de functie van water?

A

Oplosmiddel, transportmedium, warmtebuffer, steunstof, vulmiddel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de 3 stappen van de afbraak van suikers.

A
  1. koken
  2. mechanisch verkleinen (kauwen)
  3. Chemische afbraak (spijsverteringsenzymen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe worden vetten afgebroken?

A

Vetten worden afgebroken in het darmkanaal waar ze worden afgebroken (glycerol en vetzuren). Voor de afbraak is het enzym lipase nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe worden eiwitten afgebroken?

A

Eiwitten worden afgebroken tot aminozuren in het darmkanaal. Hiervoor worden proteasen enzymen gebruikt (pepsine, trypsine en dipeptidase).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit wat het verschil is tussen essentiële en niet-essentiële aminozuren.

A

Er zijn 20 verschillende aminozuren, 12 hiervan maakt je lichaam zelf aan. Deze aminozuren hoeven niet in je voedsel te zitten. Deze noem je dus ook niet-essentiële aminozuren. De andere 8 moeten wel in je voeding zitten. Dit zijn essentiële aminozuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom zijn zouten van belang voor het menselijk lichaam?

A

Bepaalde zouten zijn belangrijk voor de handhaving van de osmotische waarde en de zuurgraad van het bloed. Andere zouten worden ingebouwd in weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg uit wat de waterbalans van het menselijk lichaam inhoudt.

A

Water is een van de belangrijkste bouwstoffen van het lichaam. Daarnaast is water belangrijk als oplosmiddel, transportmiddel en warmtebuffer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom zijn vitamine belangrijk voor het menselijk lichaam?

A

Vitaminen zijn complexe organische verbindingen die onmisbaar zijn voor de celstofwisseling. Het lichaam kan de meeste vitaminen niet zelf maken, met uitzondering van 2 vitamines.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 2 vitamines kan je lichaam zelf aanmaken?

A

Vitamine D en vitamine K.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit wat verzadigde vetten zijn.

A

Verzadigde vetten zijn ongezonde vetten. Zoals dierlijke vetten. Deze vetten verhogen je LDL cholesterol.

17
Q

Leg uit wat onverzadigde vetten zijn.

A

Onverzadigde vetten zijn gezonde vetten. Zoals plantaardige vetten. Deze vetten verlagen je LDL cholesterol.

18
Q

Hoe kun je het verschil zien tussen onverzadigde en verzadigde vetten?

A

Verzadigde vetten zijn vaak op kamertemperatuur een vaste vorm. Onverzadigde vetten zijn in een vloeibare vorm op kamertemperatuur.