voorplantingsstelsel Flashcards

(70 cards)

1
Q

Wat is de functie van de zaadleiders?

A

✅ B. Zaadcellen vervoeren van de bijbal naar de urinebuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Welke structuur zorgt voor de aanmaak van oestrogeen?
A

✅ B. Eierstok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Wat gebeurt er tijdens de ovulatie?
A

✅ C. Een eicel komt vrij uit de eierstok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Waar vindt normaal gezien de bevruchting plaats?
A

✅ C. In de eileider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Wat is de functie van de prostaatklier?
A

✅ D. Produceert een deel van het spermavocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. De …….. is het orgaan waarin een embryo zich kan ontwikkelen.
A

baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. De mannelijke voortplantingscellen worden ……….. genoemd.
A

zaadcellen/ sperma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. De …….. verbindt de eierstok met de baarmoeder.
A

eileider / tubae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. De menstruatiecyclus duurt gemiddeld …. dagen.
A

28 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Het vrouwelijke geslachtshormoon dat verantwoordelijk is voor de secundaire geslachtskenmerken is …….
A

oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Beschrijf kort de weg die een zaadcel aflegt van productie tot ejaculatie.
A

zaadcellen aangemaakt door teelballen
rijpen in de bijbal
via zaadleiders naar zaadblaasjes
naar porstaat (voegt vocht toe)
verlaat lichaam via urinebuis in de penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Leg uit wat er hormonaal gebeurt tijdens de menstruatiecyclus.
A

FSH stimuleert de rijping van de eicel;
oestrogeen zorgt voor opbouw van het baarmoederslijmvlies;
een piek in LH veroorzaakt ovulatie;
na ovulatie produceert het corpus luteum progesteron, wat het baarmoederslijmvlies in stand houdt.
Als er geen bevruchting is, dalen progesteron en oestrogeen, en volgt menstruatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Welke invloed heeft het endocrien stelsel op het voortplantingsstelsel?
A

Het produceert hormonen die de voortplanting reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Welke rol speelt het bloedvatenstelsel bij de werking van de voortplantingsorganen?
A

Bloedvaten brengen hormonen en voedingsstoffen naar de geslachtsorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Waarom is het belangrijk dat het immuunsysteem gereguleerd wordt tijdens de zwangerschap?
A

Om te vermijden dat het lichaam de foetus afstoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Tijdens de zwangerschap neemt het volume van het bloed toe. Dit toont een link tussen het voortplantingsstelsel en het ____________ stelsel.
A

bloedvatenstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  1. De hypofyse produceert LH en FSH, twee hormonen die invloed hebben op het voortplantingsstelsel. Dit is een voorbeeld van samenwerking met het ____________ stelsel.
A

endocrien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  1. Leg uit hoe het zenuwstelsel betrokken is bij de geslachtsgemeenschap en voortplanting.
A

Het zenuwstelsel is betrokken bij seksuele opwinding, erectie, orgasme en ejaculatie. Het coördineert prikkels en geeft signalen door die zorgen voor lichamelijke reacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  1. Geef een voorbeeld van een aandoening waarbij er een link is tussen het urinewegstelsel en het voortplantingsstelsel.
A

Een urineweginfectie (UWI) komt vaak voor bij vrouwen vanwege de korte afstand tussen urinebuis en vagina. Ook prostaatproblemen bij mannen kunnen het plassen beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire geslachtskenmerken? Geef een voorbeeld van elk.

A

o Primaire geslachtskenmerken zijn verschillen in de geslachtsorganen zelf, die al bij de geboorte aanwezig zijn (vb. penis en testes bij mannen, vagina en uterus bij vrouwen).
o Secundaire geslachtskenmerken zijn kenmerken die zich ontwikkelen in de puberteit onder invloed van hormonen en niet direct tot de geslachtsorganen behoren (vb. baardgroei bij mannen, borstontwikkeling bij vrouwen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem 3 voorbeelden van secundaire geslachtskenmerken bij mannen en 3 bij vrouwen.

A

o Mannen: baardgroei, diepere stem, toename spiermassa.
o Vrouwen: borstontwikkeling, bredere heupen, verandering in vetverdeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem de inwendige en uitwendige geslachtsorganen van de vrouw.

A

o Uitwendig: schaamheuvel, grote schaamlippen, kleine schaamlippen, clitoris.
o Inwendig: vagina, uterus, tubae (eileiders), ovaria (eierstokken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Beschrijf de bouw van de vulva.

A

o De vulva omvat de schaamheuvel, grote en kleine schaamlippen, clitoris, en de uitmondingen van de urethra en vagina. De schaamheuvel is een met haar bedekte verhevenheid voor het os pubis. De grote schaamlippen zijn huidplooien met vetweefsel. De kleine schaamlippen liggen tussen de grote schaamlippen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Beschrijf beknopt de bouw van de uterus.

A

o De uterus (baarmoeder) is een gespierd orgaan met een dikke wand, bestaande uit het endometrium (binnenste slijmvlieslaag), myometrium (gespierde laag) en peritoneum (buitenste laag). Het is verdeeld in de fundus (bovenste deel), corpus (middelste deel) en cervix (onderste deel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de functie van de tubae (eileiders)?
o De tubae vervoeren eicellen van de ovaria naar de uterus.
26
) Beschrijf schematisch de rijping van een eicel vanaf de oercel tot de rijpe eicel.
o Oercellen delen zich en vormen onrijpe eicellen (primaire follikels). o In de puberteit rijpen deze verder, waarbij de follikels groeien. o Onder invloed van FSH ontstaat een Graafse follikel. o De Graafse follikel barst open (ovulatie) en de eicel komt vrij.
27
Leg in eigen woorden de fasen van de menstruele cyclus uit.
o (Het antwoord moet een beschrijving bevatten van de hormonale en anatomische veranderingen in de uterus en ovaria gedurende de cyclus. Zie tekst voor details.)
28
Noem de inwendige en uitwendige geslachtsorganen van de man.
o Uitwendig: penis, scrotum. o Inwendig: testes (zaadballen), epididymes (bijballen), zaadleiders, zaadblaasjes, prostaat.
29
3. (10 punten) Beschrijf de functie van de volgende mannelijke geslachtsorganen:
o Testes: produceren zaadcellen (spermatozoa) en mannelijke geslachtshormonen (testosteron). o Epididymes: opslagplaats voor rijpe zaadcellen. o Prostaat: produceert vocht dat wordt toegevoegd aan de zaadcellen, wat de beweeglijkheid van de zaadcellen bevordert.
30
Beschrijf de samenstelling van sperma.
o Sperma is een mengsel van zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat.
31
Vergelijk de functie van de ovaria met de functie van de testes. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er?
* Overeenkomsten: beide produceren geslachtshormonen en geslachtscellen (gameten). * Verschillen: o Ovaria produceren eicellen, testes produceren zaadcellen. o De aanmaak van eicellen is niet continu, maar cyclisch; de aanmaak van zaadcellen is continu. o Ovaria vormen eicellen vanaf de foetale periode; testes beginnen met de aanmaak van zaadcellen in de puberteit.
32
doel Voortplantingsstelsel
Het voortplantingsstelsel maakt het mogelijk voor mensen om zich voort te planten.
33
wat is er aanwezig bij de geboorte
primaire geslachtskenmerken
34
genitalia externa?
mons pubis labis majora labis minora clitoris
35
genitalia interna
vagina uterus tubae ovaria
36
mons pubis
bestaat uit subcutaan vetweefsel, sterk behaard
37
labia majora
huidplooien gevuld met vet bevatten zwellichamen achterste deel klieren van bartholini --> mucus / slijm
38
labia minora
dunne gladde huidplooien onbehaard
39
clitoris
bevat veel bloedvaten en zenuwen erg gevoelig
40
wand van de vagina bestaat uit?
mucosa vele dwarse plooien bindweefsel glad spierweefsel
41
coïtus?
geslachtsgemeenschap
42
waarom bouw vagina elestisch?
coïtus, tijdens bevalling
43
ingang van de vagina bedekt met wat?
maagdenvlies/ hymen
44
wat beschermd er de vagina tegen indringers
döderleinbacillen
45
wat ligt er midden in de kleine bekken?
uterus
46
uterus 3 delen
fundus boven corpus midden cervix onder
47
waar bevind zich de slijmprop?
uitwendige baarmoedermond
48
in de uterus bevind zich welke holte?
baarmoederholte / cavum uteri
49
baarmoederwand van binnen naar buiten
endometrium= baarmoederslijmvlies bedekt binnenzijde uterus myometrium: dikke laag glad spierweefsel peritoneum: buikvlies
50
tubae
eileider verbinden uterus met ovaria grotendeels uit glad spierweefsel binnenkant met trilhaarepitheel --> bewegen richting uterus einde is ampulla met ovarium
51
is ovarium in contact met de buitenwereld?
nee
52
functie tubae
vervoeren van eicellen uit ovaria naar de uterus trilharen en peristaltiek vd spierwand bewegen eicel richting uterus
53
ovaria taak?
vormen eicellen, vrouwelijk geslachtshormoon aanmaken
54
wat ontstaat er onder invloed van FSH in ovarium?
graafse follikel --> instaan voor aanmaak oestrogeen rijp is barst ze open = ovulatie/ eisprong
55
wat gebeurt er met de achtergebelven follikel?
onder invloed van LH - corpus luteum gele lichaam maakt progesteron aan
56
functie mammae
melkproductie
57
mannelijk uitwendige geslachtorganen?
penis scrotum
58
inwendig geslachtsorgaan mannen
testes epididymes ductus deferens vesticulae seminales prostaat
59
bijballen MB
epididiymes
60
penis functie
urinelozing lozing zaadcellen
61
voorhuid mB
preputium
62
taak zwellichamen bij man
erectie
63
scrotum
dunne huidzak, sterk gerimpeld
64
testes functie
zaadcellen rijpen maken geslachtshormonen aan --> testosteront
65
testosteron tussenkomt hypofyse bij man?
ja
66
epididymes functie
opslagplaats rijpe zaadcelle,
67
zaadleider
samen met onder andere bloedvaten en zenuwen in zaadstreng
68
zaadblaasje
monden vlak boven prostaat uit scheiden vocht af --> voedingstoffen voor zaadcellen
69
prostaat
bestaat uit klierweefsel dat vocht aanmaakt --> beweeglijkheid zaadcellen
70
sperma is?
zaadcellen worden vermengd met vocht uit zaadblaasjes, prosstaat = sperma