WDD2 - week 1 Flashcards

(121 cards)

1
Q

waaruit worden grote, midden en achterhersenen gevormd?

A

Grote hersenen zijn tel en diencephalon
midden is mesencephalon
achter is met en myencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Frontaalkwab functies

A
direct aansturen van spieren (gyrus precentalis - primair motorische schors)
willen
plannen van acties
initiatief
werktempo
impulsregulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

parietaal kwab functies

A

ruimtelijke orientatie
gevoel (door gyrus postcentralis - primair sensibele schors)
prikkelverwerking
prikkelintergratie
dominante parietaalkwab – rekenen, praxis (handen werken), gnosis (herkennen)
niet dominante parietaalkwab – ruimtelijke orientatie, praxis (meer constructie en kleding) en gnosis (nosognosie = niet herkennen van ziekte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Occupitaalkwab fucnties

A

zien
visuele prikkelverwerking door primaire visuele schors (V1)
V2, V4 voor temporaal; wat is het
V3 en V5 voor parietaal; waar is het

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

temporaalkwab en limbisch systeem functies

A
wat je gaat doen
taalinput (begrijpen is wernicke, vormen is broca)
emotie associatie
visueel geheugen
reuk verwerking
gehoor verwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Arteria axillaris

A

in is de slagader over de occupitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Projecterende banen

A

naar boven/beneden, dus naar lichaam

Striatum
Diencefalon
Mesencefalon
Pons
Medulla
ruggenmerg
Piramidebaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Commisurale banen

A

tussen hemisferen

Corpus callosum
Comissura anterior
Comissura posterior
Comissura hippocampi
Comissura habenularum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Associatieve banen

A

binnen een hemisfeer

Cingulum
Fascilculus arcuatus
Fasciculus unicinatus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

piramidebaan afgelegde weg

A
  • Van primair motorische schors
  • Via corona radiata en capsula interna
  • Splitst in decussatio pyramis en vormt tractus corticospinalis lateralis en anterior
  • Klein stukje naar gezicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke baan steekt direct over; sensibel of spinothalamicus?

A

spinothalamicus

sensibel pas in nucleus gracilis of cutaneus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nodig voor evenwichtig gevoel

A

signaal komt binnen, cortex via piramidebanen weer terug naar spier. Ogen nodig voor visuele feedback. Vestibuli (evenwichtsorganen) – terugkoppeling ogen (wanneer je beweegt dan daarvoor corrigeren door te focussen op een punt), ook corrigeren motoriek (stabiliteit). Cerebellum zorgt voor coordinatie en evenwichtig postuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vertigo in aanvallen oorzaken

A
  • Benigne paroxismale positie afhankelijke draaiduizeligheid (BPPD)
  • Ziekte van Meniere
  • Migraine aura
  • TIA in vertebrobasilaire stroomgebied
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

BPPD duur, oorzaak, ernst, leeftijd, beleid

A

• Korte aanvallen van minuut of minder
• Door houdingsverandering door gruisverschuiving
• Draaisensatie
• Crescendo-decrescendo (wordt steeds erger, neemt dan weer af)
• Vaak bij ouderen, na trauma of bedlegerigheid
• Beter met manoevre (afh van kanaal)
• Meestal vanzelf beter na paar weken
horizontale rotatoire nystagmus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dix hallpike proef

A

provoceren door gaan liggen of buigen voorover. Met bril met positieve glazen niet kunnen focussen, daardoor oogbewegingen veel heftiger (istachmus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Epley manoevre

A

kijken of je met beweging het gruis uit posterior kan halen. Werkt bij 50% in een keer, 70% na 2 keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ziekte van meniere oorzaak, duur, symptomen, behandeling

A
•	Hevige vertigo aanvallen
•	Door overprikkeling labyrint
•	20 min tot 2 uur lang
•	Misselijkheid en braken
•	Oorsuizen
•	Gehoorverlies
•	Chronische aandoening
•	Behandelen met anti-emetica (symptomatisch)
nystagmus eerst naar aangedane kant, dan naar gezond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Migraine aura duur, bijkomende symptomen

A
  • Eerst vertigo (opbouwend in intensie)
  • Minuten tot half uur
  • Unilaterale bonkende hoofdpijn
  • Fotofobie
  • Soms andere soorten auras (verschijselen die optreden voor migraine)
  • Familie anamnese belangrijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

TIA (tansient ischemic attack) klachten, duur, leeftijdsgroep

A
  • Trombo embolie
  • Accuut
  • Uitval hersenfuctie bijbehorend aan bloedstroom
  • Klachten gaan weer voorbij (binnen 24 uur)
  • Ouderen met cardiovasculair risicoprofiel
  • Vaak ook andere klachten bij hersenstam of cerebellum: dysartrie, ataxie, dubbelzien, hemi arese of hypesthesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

neuritis vestibularis kenmerken, duur

A

o Plotseling heftig
o Misselijk en braken
o Horizontaal-rotatoire nystagmus
o Dagen hevig, daarna minder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Restgroep oorzaken die chronische vertigo kunnen veroorzaken

A
  • Fistel in middeloor
  • Brughoektumor
  • Intoxicaties
  • Multiple sensory deficit
  • Hyperventilatie
  • Laesie in hersenstam/cerebellum
  • Neuritis vestibularis – autoimmuun na virus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Nystagmus

A
  • afwijkende heen en weer beweging ogen
  • Door verstoorde input uit cortex, hersenstam, cerebellum of vestibuli
  • Meestal snelle en langzame fase
  • Kan door overprikkeling (epilepsie en BPPD) en onderprikkeling (neuritis vestibularis, hersenstam) of door bijsturing (cerebellum en hersenstam)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waardoor worden organen (onwillekeurig) aangestuurd

A

viscerosensibele neuronen en visceromotorische neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

waardoor wordt het lichaam (willekeurig) aangestuurd

A

somatosensibele en somatomotorische neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
waardoor is de neurale groeve gevormd
Dorsaal ectoderm
26
wat wordt gevormd uit de neurale buis en neurale lijst
buis (centrale zenuwweefsel) | lijst (perifere zenuwen)
27
Ontwikkeling van hersengebieden
* Prosencephalon (voorhersenen) wordt later het telencephalon (eindhersenen) en diencephalon (tussenhersenen). Dit vormt het cerebrum (grote hersenen) * Het mesencephalon (middenhersenen) vormt de hersenstam * Het rhombencephalon wordt later het metencephalon (pons en cerebellum) en myelencephalon (medulla)
28
Telencephalon groeifases
• Primaire groei: in alle richtingen. Hemisferen gevormd. Impar doet niet mee aan de groei – daarom fissura longitudinales in het midden • Secundaire groei: regionaal. C vorm ontstaat. Lobi gevormd. Insula van reyl doet niet mee, fissura lateralis gevormd. Sulcus centralis is ontstaan tijdens secundaire groei, niet tertiair o Lobi over fissura heen heten opercula • Tertiaire groei: sterke plooivorming en daardoor gyri en sulci gevormd
29
Telencephalon opbouw
* Grijze stof – hersenschors (pallium/cortex) en basale kernen (subpallium) * Witte stof – associatievezels, commissurale vezels, projectie vezels
30
Sulcus calcarinus
bevat de primair optische schors
31
Lobus limbicus
rondom denkbeeldig opblaaspunt van eerste fase telencephalon vorming
32
Area’s van brodman
verschillen in cortex • Gyrus precentralis (bij primair motorisch schors) – daar begint beweging signaal • Gyrus postcentralis – wordt info verwerkt over bewustwording • Area striata – bewust optische info • Gyrus temporales transversi (Herschl) – verwerking audio • Wernicke (g temporales superior) • Broca (g frontalis inferior) uncus - reukschors bij limbische lobus
33
Somatotopie
representatie lichaam op andere structuur (homunculus) | • Gezicht aan apicale zijde. Verder afzakken naar onder (mediaal) liggen armen en benen.
34
wat te doen bij een insult na alcohol
Alles wat eindigt op pam (benzodiazepine) kan je geven. Alcohol is een downer, te veel downer en dan onttrekken dan ben je te veel up. Verder B1 geven voor je glucose geeft
35
Alcoholontrekkingsinsult kenmerken
* Bij plots stoppen drinken binnen 6-12 uur | * Hoge pols en trillende handen
36
Gelegenheidsinsulten kenmerken
``` Acuut symptomatische aanval uitgelokt door specifieke omstandigheden zoals • Forse slaapdeprivatie >36 uur • Alcoholonthouding na abuse • Intoxicaties (alcohol, drugs, etc) • Lichtflitsen ```
37
Epilepsie kenmerken
* Twee of meer niet acute symptomatische aanvallen met een interval van meer dan 24 uur * 1 niet acuut symptomatische aanval met een hoog herhalingsrisico * Epilepsiesyndroom
38
Dreigende status epilepticus kenmerken en behandeling
• Meer dan 5 min • Schade • Boven 5 min is kans dat aanval niet snel stopt erg groot Bij dreigende status epilepticus behandelen: ABCDE, daarna benzodiazepine geven, opladen anti-epilecticum en zoeken naar uitlokkende factor (zoals therapietrouw)
39
Absence epilepsie leeftijd, uitlokkend moment, behandeling
• Tussen 4 en 8 jaar • Uitlokken door hyperventilatie • Vaak weer over bij oudere leeftijd • Korte periode van niet aanspreekbaar zijn, aantal keren per dag EGC piek-golf complexen passen bij epilepsie Bij absence epilepsie eigenlijk niet behandelen, maar wel gevaarlijke situaties mijden
40
Epilepsie met een focaal begin uiting
* Schokken * Stereotype handeling * Parosmie * Visueel * Gedragsverandering
41
Epilepsie met een gegeneraliseerd begin uiting
``` altijd verlaagd bewustzijn • Schokken (clonisch, myoclonisch) • Verstijven (tonisch) • Verstijven, dan schokken (tonisch, clonisch) • Atoon • Absence (jonge kinderen) ```
42
Epilepsie vereisten
twee of meer niet acuut symptomatisch eaanvallen met een interval van meer dan 24 uur OF een niet acuut symptomatische aanval met een hoog herhalingsrisico OF bekend epilepsiesyndroom
43
Presyncopale symptomen:
* Abdominaal discomfort/misselijkheid * Zweten * Palpitaties * Gapen * Licht gevoel in hoofd * Onduidelijke gedachtegang * Visuele verstoring * Oorsuizen
44
presyncopale signalen
Pallor • Huid opbouw: epidermis, dermis, subcutaneous • Subcutaneous zorgt voor bleke kleur bij flauwvallen – door vasoconstrictie en lage bloeddruk Zweten Pupilverwijden • Sympatisch en adrenaline via beta 2 receptor Verandering in ademhaling (langzamer, gapen) • Om lage veneuze druk tegen te gaan
45
Pathofysiologie van syncope
* Snel: autonome activatie en daardoor meer vagal activiteit en meer sympatische activiteit * Laat: hypoperfusie van retina en hersenen
46
Abrupte syncope signalen
``` • Niet kunnen bewegen/reageren • Muscle tone afwezig • Openen en afwijken van ogen • Verliezen bewustzijn • Stuiptrekkingen o Fainting lark ```
47
Hypoperfusie bij syncope signalen
* Incontinentie * Ademhappen * snurken * apneu * na 6 sec staren maar niet kunnen reageren of bewegen * na 7-13 sec verlies skelet muscle tone, ogen open en draaiien ogen/verlies bewustzijn * na 14 sec muscle jerks
48
Late symptomen syncope
* Bleekheid * Zweten * Moeheid * Misselijkheid * Hypotensie
49
Nystagmus indeling
• Horizontaal/verticaal/pendel/rotatoir • Links/rechts/boven/onder Optokinetische nystagmus = horizontaal naar rechts
50
pendel nystagmus kenmerken
congenitaal
51
Volgorde gezichtsweg:
``` • Gezichtsveld • Retina • Mediane vezels en laterale vezels • Chiasma • Tractus opticus • Corpus geniculatum laterale • Radiatio optica • Occupitale kwab o vezels van onderste deel retina (en dus bovenste deel gezichtsveld) buigen over de temporele hoorn van de zijventrikel heen o vezels van het onderste deel van de retina (en dus het bovenste gezichtsveld lopen via het parietaal ```
52
welke spier stuurt de N trochlearis aan, wat gebeurt bij uitval
m obliquus superior | Uitval geeft getordeerd oog (met hoofd naar schouder om dubbelzien te verminderen)
53
welke spier stuurt de N abducents aan, wat gebeurt er bij uitval
m recuts lateralis Uitval geeft niet naar buiten kunnen bewegen oog, Ongekruisd dubbelzien rechts verdwijnt bij afdekken rechter oog
54
welke spieren stuurt de N oculomotorius aan, wat gebeurt er bij uitval
overige spieren Uitval geeft ptosis door verlamming m levator palpebrae lichtstijfheid door uitval preganglionaire parasympatische vezels parese van een paar oogspieren mogelijk gekruisd dubbelzien linkerbeeld verdwijnt bij afdekken rechteroog
55
volgorde lichtreactie oog, welke zenuw aangedaan bija fwijkend gedrag
Normaal bij een lamp schijnen in een oog worden beide pupillen kleiner. Komt door retina – chiasma – nuclei pretectales – linker en rechterkerns van Edinger-Westphal – n oculomotorius – ganglion - m sphincter pupillae niet reactief dan uitval n oculomotorius alleen reageren op een kant dan uitval n opticus
56
Nervus trigeminus vertakkingen
* tramus opthalmicus – sensibiliteit voorhoofd, oog, neus bovenkant, bijholten, hersenvliezen * tramus maxilaris – bovenkaak, boventanden, bovenlip, palatum, onderste deel neus, sinus maxillaris * mandibularis – onderkaak, ondertanden, onderlip, tong, meatus acusticus externus, hersenvliezenmotoriek kauwspier
57
worden de bovenste en onderste helft van het gezicht ipsilateraal of contralateraal aangestuurd? wat gebeurt er bij n facialis uitval op verschillende plekken?
Bovenkant gezicht wordt ipsilateraal en contralateraal aangestuurd, de mond alleen contralateraal. ``` Perifeer uitval is alles verlamd. In kern (centraal probleem) alles aangedaan net als bij perifeer. in hersenen dan alle spieren aan contralaterale kant en ogen van ipsilateraal, ogen toch nog dicht kunnen krijpen door aansturing vanuit andere hersenhelft ```
58
in welke fysieke ruimte bevinden de hersenen/ruggenmerg en liquor zich
de duraalzak
59
Foramen magendie
(1 stuk) verbindt de cisterna magna en de vierde ventrikel (technisch gezien subarachnoidale ruimte)
60
Foramen van luschka
(2 stuks) verbinden de subarachnoidale ruimte en de vierde ventrikel
61
foramen van monro
(2 stuks) verbinden de laterale ventrikel en de derde ventrikel
62
liquor totale hoeveelheid, productie/filtratieresorptie in 24 uur en druk
hoeveelheid: 150 ml productie/filtratie in 24h: 500 ml druk: 7-20
63
waardoor wordt te hoge liquordruk (boven 20 cm H2O) veroorzaakt
``` Gestoorde veneuze resorptie (gestoorde afvloed in granulaties/sinus) • Sinustrombose • Meningitis • Leptomeningeale metastasen • Arterioveneuze malformatie • Subarachnoidale bloeding Obstructie van liquorcirculatie • Maligniteit • Parenchymateuze bloeding • Hoe lager de obstructie hoe meer het vergroot zal zijn (vergrote ventrikels zijn hydrocefalus) ```
64
Obstuctie hydrocephalus plaatsing
* Obstructie onder 3e ventrikel: hydrocefalus van 3e en laterale ventrikels (triventriculair) * Obstructie onder 4e ventrikel: hydrocephalus van alle ventrikels (quadriventriculair)
65
Communicerende hydrocephalus
Geen focale beknelling, maar diffuse resorptiestoornis (quadriventriculair) van liquor door: verstopping van de arachnoidale villi door kleine deeltjes of verhoogde veneuze druk
66
Kliniek hydrocefalus bij jonge kinderen:
* Vergrote omtrek hoofd * Bomberende fontanel (bultje ter plaatse van fontanel met voelbaar meer weerstand) * Afwijkende neerwaardse stand ogen (sunset fnomeen) * Hoofdpijn * Braken * Gedaald bewustzijn
67
Kliniek volwassenen hydrocefalus
* Hoofdpijn * Braken * Cognitieve stoornis * Gedaald bewustzijn * Loopstoornis * Dubbelzien (n abducens uitval) * Wazig zien (n opticus uitval/papiloedeem)
68
Behandeling hydrocefalus door omleiding
* Bij obstuctieve hydrocephalus afvoeren vanuit zijventrikel/3e ventrikel richting de peritioneale ruimte/atrium van het hart * Bij communicerende hydrocepfhalus soms drainage vanaf de lumbale duraalzak naar de peritoneale ruimte in plaats vanaf de zijventrikels * Soms 3e ventriculostomie (verbinding derde ventrikel naar subarachnoidale ruimte)
69
Hydrocefalus met een normale liquordruk oorzaken
atrofie van de hersenen | normal pressure hydrocefalus (slecht begrepen; cognitieve stoornis, loopstoornis, urine incontinentie).
70
is verhoogde liquordruk het zelfde als verhoogde intracraniele druk
Verhoogde liquordruk is niet het zelfde als verhoogde intracraniele druk (bepaald door druk in alle structuren in het hoofd)
71
Bij verdenking waterhoofd kind anamnese. LO en oorzaken
* Dingen die je ouders wilt vragen: braken, bewustzijn, contact, huilen * Dingen die je bij lichamelijk/neurologisch onderzoek specifiek bij deze klachten wilt beoordelen: schedelomtrek, oogstand, sunset fenomeen, papiloedeem, bewustzijn, fontanel * Twee mogelijke oorzken: aquaduct stenose, sinustrombose, (subarachnoidale) bloeding, meningitis, colloidcyste onder ventrikel
72
Klinische verschijnselen meningitis bij neonaten:
* Diarree * Sufheid * Respiratoire insufficientie
73
Klinische verschijnselen meningitis bij zuigelingen:
* Huilerigeheid * Koorts * Gespannen fontanel * Opisthotonus * Epileptische insulten
74
Klinische verschijnselen meningitis bij volwassenen (minimaal 2):
* Koorts * Hoofdpijn * Nekstijfheid * Gedaald bewustzijn
75
Indicatie voor ct hersenen voorafgaand aan lumbaalpunctie
bewustzijnsdaling focale uitvalsverschijnselen papiloedeem doordat het klinisch symptoom kan zijn van verplaatsing van intracraniele structuren. Bij verplaatsing kan een lumbaalpunctie lijden tot inklemming
76
Volgorde bacteriele meningitis behandeling
* Bloedkweek * AB en dexamethason * CT hersenen * Lumbaalpunctie * X thorax om pneumonie uit te sluiten
77
Een typische samenstelling van liquor bij meningitis
veel ontstekingscellen, hoog eiwit, laag glucose | .
78
Meest voorkomende verwekkers meningitis:
streptococcus pneumoniae | neisseria meningitidis.
79
hoe vaak wordt de bacteriele verwekker van meningitis aangetoond
80%
80
hoe veel procent ontwikkelt bij meningitis een complicatie
50-60% | zoals hydrocefalus
81
Pneumokokkenmeningitis mortaliteit
20%
82
Bacteriele meningitis restverschijnselen
gehoorverlies (22%), neurologische uitval zoals hemiparese of afasie (10%), restverschijnselen zoals concentratie of traagheid (25%)
83
Encefalitis betekenis en oorzaak
hersenen ontstoken. Kan door meningitis waarbij oppervlakkige hersenparenchym onstoken is (meningo-encepfalitis) Kan ook koemn door herpes simplex encefalitis met prodromale fase (koorts, hoofdpijn, veranderd gedrag) gevolgd door insulten en gedaald bewustzijn. Hierbij toont liquoronderzoek een lymfocytaire celverhoging
84
TLOC
Transient Loss Of Consciousness
85
syncope
kortdurende bewusteloosheid, die vanzelf weer over gaat en veroorzaakt wordt doordat de bloedomloop tijdelijk te gering is voor goede hersenperfusie
86
4 pathofysiologische mechanismen die tot syncope kunnen leiden
Reflexsyncope, orthostatische hypotensie, cardiale syncope, ander oorzaken syncope
87
definitie van een epileptische aanval?
klinische manifestatie van plotselinge kortdurende functiestoornis van de hersenen, gekenmerkt door een acute overmatige ontlading van de cerebrale neuronen
88
definitie van epilepsie
aandoening gekenmerkt door verhoogde gevoeligheid voor het krijgen van epileptische aanvallen. In de praktijk: 2 of meer niet-symptomatische epileptische aanvallen met een interval van meer dan 24 uur.
89
verschil tussen een primair gegeneraliseerde aanval en een focale aanval
focale aanval: klinisch of op EEG aanknopingspunten van plaatselijk/focaal begin. Gegeneraliseerd: treden beiderzijds gelijktijdige pathologische ontladingen op in de hersenen
90
Welke twee verschijnselen moet je ten minste beschrijven bij een focale epileptische aanval?
of er sprake is van bewustzijnsverandering (ook wel intacte of verminderde gewaarwording genoemd) en of er motorische verschijnselen zijn.
91
Wanneer spreek je van secundair gegeneraliseerde epilepsie?
als een focale aanval overgaat naar een bliateraal tonisch- clonisch aanval
92
Welke factoren laat je meewegen in het wel of niet behandelen van epilepsie met medicatie? Als je kiest voor wel behandelen: Welke factoren laat je meewegen in de keuze voor een bepaald medicament?
aard van het epilepsiesyndroom / zekerheid van de diagnose van epilepsie & ernst en frequentie van de aanvallen & bijwerkingen (en stigmatisatie) medicijnen soort medicamant hangt af van soort epilepsie: bij soort 1ste en 2de keus aan opties & zwangerschap & leeftijd (voor al bij zeer jonge kinderen andere keuzes) & voorkeur voor monotherapie: eerst ophogen van een middel bij onvoldoende effect tot bijwerkingen: dan switchten naar een ander anti- epilepticum van eerste keus
93
Hersenstam-TIA of -infarct hoofdklacht, tijdsverloop, bijkomende symptomen, lichamelijk onderzoek en behandeling
Hoofdklacht:Bij een TIA in het vertebrobasilaire stroomgebied kan draaiduizeligheid voorkomen, maar daarnaast teminste nog een andere klacht die past bij ischemie in dit stroomgebied: dubbelzien, gestoorde articulatie of coördinatie Tijdsverloop: TIA: minder dan 20 min en is meestal binnen enkele uren volledig verdwenen. Infarct: langer dan 1 uur, draaiduizeligheid aanvalsgewijs, duur is min tot uren Bijkomende symptomen: Warrig spreken en denken. Verstoring of verlies van gezichtsvermogen. tintelingen ernstige hoofdpijn Lichamelijk onderzoek: afhangende mondhoek, niet kunnen bewegen een zijde van lichaam Behandeling: Trombolyse moet max binnen 4.5 uur na eerste verschijnselen starten
94
Hartritmestoornis hoofdklacht, tijdsverloop, bijkomende symptomen, lichamelijk onderzoek en behandeling
Hoofdklacht: hartkloppingen, overslaan, POB Tijdsverloop: minuten tot uren Bijkomende symptomen: misselijkheid en zweten, licht gevoel in hoofd. Duizelig, onprettig of angstig gevoel Lichamelijk onderzoek: Bij auscultatie onregelmatig ritme. Zweten, bleek, angstig Behandeling: Betablokkers, bloedverdunners. Elektrische cardioversie. Ablatie. Pacemaker
95
neuritis vestibularis hoofdklacht, tijdsverloop, bijkomende symptomen, lichamelijk onderzoek en behandeling
Hoofdklacht: draaiduizeligheid Tijdsverloop: heftigheid weg binnen week, twee tot 3 weken milde klachten Bijkomende symptomen: gesloten ogen in bed blijven liggen Lichamelijk onderzoek:Horizontale rotatoire nystagmus met snelle fase naar de niet aangedane kant. Misselijkheid en braken. Behandeling: geen, miss tegen braken
96
hyperventilatie hoofdklacht, tijdsverloop, bijkomende symptomen, lichamelijk onderzoek en behandeling
Hoofdklacht: Duizeligheid, een licht gevoel in het hoofd, misselijkheid, verstrooidheid en concentratieproblemen. Geen relatie met bewegingen van het hoofd of houdingsveranderingen Tijdsverloop: chronisch maar kan ook in aanvallen Bijkomende symptomen: Tintelingen rond de mond en in de handen en voeten, hofodpijn, buikpijn, winderigheid, vaak boeren, opgeblazen gevoel en pijnlijke spieren, psychische klachten en angst Lichamelijk onderzoek: provocatieproef en herkennen snelle en diepe ademhaling Behandeling: papieren zakje, psychotherapie
97
Brughoektumor hoofdklacht, tijdsverloop, bijkomende symptomen, lichamelijk onderzoek en behandeling
Hoofdklacht: doofheid en oorsuizen. zeer plotselinge doofheid kan ok. duizeligheid (min of meer continu deinend gevoel) Later uitval n facialis en n trigeminus en daardoor verlaagde corneareflex Tijdsverloop: continu duizelig Bijkomende symptomen: Verdoofd gevoel in gelaat door n trigeminus, n facialis en daardoor mondhoek. hersenvochtcirculatie verstoord - hydrocephalus en hoofdpijn, slecht zien, braken en sufheid Lichamelijk onderzoek: anesthesie helft gelaat, hangende mondhoek Behandeling: stereotactische bestraling
98
polyneuropathie hoofdklacht, tijdsverloop, bijkomende symptomen, lichamelijk onderzoek en behandeling
Hoofdklacht: Sensorische- en/of motorische zenuwen zijn aangedaan waardoor gevoels en of motorische stoornissen. met name distale delen van extremiteiten Tijdsverloop: polyneuropathie chronisch, duizeligheid minuten tot uren Bijkomende symptomen: Duizeligheid, flauwvallen, hartritmestoornissen, tachycardie en een lage hartslag bij inspanning. veel, of juist weinig zweten,droge huid, slikklachten, verstoorde maaglediging, oprispingen, obstipatie of juist diarree, gewichtsverlies door een slechte vertering, incontinentie, hypoglykemie en erectiestoornissen of een droge vagina Lichamelijk onderzoek: Koude handen/ voeten Anesthesie van handen en/of voeten. Behandeling: Amitriptyline en pregabaline
99
De beste manier om BPPD van het posterieure kanaal (p-BPPD) te diagnosticeren?
De diagnose p-BPPD (zekere BPPD) wordt gesteld wanneer draaiduizeligheid met upbeat, rotatoire nystagmus wordt opgewekt door de Dix-Hallpike manoeuvre.
100
Wat is de beste manier om BPPD van het horizontale kanaal (h-BPPD) te diagnosticeren?
• De diagnose h-BPPD wordt gesteld wanneer draaiduizeligheid met horizontale nystagmus wordt opgewekt door de supine roll test. • Als de patiënt een anamnese heeft die past bij BPPD maar de Dix-Hallpike is negatief, moet een BPPD van het horizontale kanaal overwogen worden.
101
Tegmentum
deel van de hersenstam; hersenzenuwkernen, formatio reticularis en mesencephale motorische kernen • Somatomotorische/visceromotorische kern van n oculomotorius • Nucleus ruber • Substantia nigra
102
Lamina quadrigemina
vooral sensorisch | colliculi superior en inferior
103
Pedunculi vanaf welke schors
vooral van motorische schors afkomend | Pedunculi cerebellares verbinden cerebellum met rest
104
Corpora geniculata onderdelen en functie
superior en inferior | Laterale en superior voor visus, medialis en inferor voor gehoor
105
Formatio reticularis
ligt in tegmentum, mediaan (raphe), mediaal (magnocellulair) en lateraal (parvocellulair) Decenderend (hersenstam en ruggenmerg) belangrijkst voor bewuste motoriek en voor cerebellum en basale kernen, ritmische bewegingen zoals ademen, kauwen, krabben, spiertonus, bloeddruk, pijnmodulatie • Ascenderend (naar cerebrum) ARAS: controleren en reguleren van bewustzijnsniveaus en gewenning externe prikkels
106
zuiver sensibele hersenzenuwen
1 (olfactorius = reuk) 2 (opticus = visus) 8 (vestibulocochlearis = gehoor en evenwicht)
107
zuiver somatomotorische hersenzenuwen
4 (trochlearis = m obliquus superior) 6 (m rectus lateralis), 11 (assessorius = m trapezius en m sternocleidomastoideus) 12 (hypoglossus = tongspieren)
108
gemengde hersenzenuwen (sensibel, visceromotorisch en somatomotorisch)
3 (oculomotorius = uitwenige oogspieren, m sph pupillae en m ciliaris) 5 (n trigeminus = gelaat, tong en kauwspieren) 7 (facialis = smaak, gelaat en traanklieren en speekselklieren submand en subling) 9 (glossopharyngeus = pharynx, middenoor, sens, smaak, pharynxspieren en parotisklier) 10 (vagus = uitwendig oor, phar, borst/buik, farynx, larynx) 3 heeft somato en viscero, 5 heeft sensibel en somatomotorisch en 7, 9 en 10 hebben sensibel, somato en vescero
109
Tractus corticonuclearis (corticobulbaris)
primair motorische schors naar pedunculus cerebri, dubbelzijdige verbinding hersenzenuwen (behalve 7). Net als pyramidebaan willekeurige bewegingen. Niet op voorhoorn maar op kernen van motorische hersenzwnuen. Is enkelzijdig gekruist – daarom onderscheiden tussen centrale en perifere laesie.
110
Leminiscus trigeminalis (gnostische sensibiliteit)
* Nucleus pontinus, naar tweede neuron * Kruizing * Leminiscus trigeminalis * Vpm van thalamus * Primair sensibele cortex
111
Tractus trigemino thalamicus (vitale sensibiliteit)
* Nucleus spinalis en daar kruizen (in hersenstam) * Naar tweede neuron * Tracuts trigemino thalamicus * Vpm kern thalaus voor scherpe pijn en primaire sensibele cortex voor scherpe pijn * Mediale thalamus en lobus limbicus voor scherpe pijn
112
Cerebellum gekruisd of ongekruisd verbonden
uit cortex cerebri, spieren, evenwichtsorgaan informatie. Gekruisd verbonden met grote hersenen in pons, ongekruisd met ruggenmerg en spieren. Niet zelfstandig in staat perifeer motorisch aan te sturen, maar via 6 aanstuurpunten in het pmn
113
Archicerebellum (vestibulocerebellum)
controle evenwicht, oogbewegingen en ruimtelijke orientatie. Verbonden met vestibulaire kernen en visuele systeem
114
Paleocerebellum (spinocerebellum) onderdelen
bestaat uit vermis en lobi anterior. Input vanuit ruggenmerg en nervus trigeminus, geeft output aan hersenstam en cortex. Controleert spiertonus en finetuning
115
Neocerebellum (pontocerebellum) gevormd door wat, in en output
door lobi posterior, delen van vermis, tonsillen. Input vanuit cortex cerebri via pons. Output aan mtorische kernen van thalamus en nucleus ruber. Wss plannen beweging en cognitieve taken
116
kruizen de tractus spinocerebellaris ventralis en spinocerebelaris dorsalis of niet
Tractus sponocerebellaris ventralis kruist twee keer, sponocerebelaris dorsalis kruist niet
117
verschil tussen pendel en zaagtandnystagmus
pendel is langzaam in beide richtingen, zaagtand is snel in een richting, langzaam terug
118
1e, 2e en 3e graads nystagmus
1e: nystagmus bij omhoog/opzij waarbij snelle component naar blikrichting is 2e: bij rechtdoor kijken 3e: snelle component tegen blikrichting in
119
oorzaken n abducens uitval
``` idiopatische intracraniele hypertensie liquorhypertensie na lumbaalpunctie meningitis schemeltrauma ischemische neuropathie DM neuropathie ```
120
oorzaken n oculomotorius uitval
ischemie door vaatlijden/DM compressie door aneurisma van a communicans posterior of meningeoom trauma van orbita
121
oorzaken n trochlearis uitval
trauma ischemische DM neuropathie congenitale trochlearisparese