WDD2 - week 3 Flashcards

(116 cards)

1
Q

Pes planovalgus (platvoet) kenmerken

A

valgus achtervoet en verstrekken mediaal voetgewelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soorten Pes planovalgus (platvoet)

A
  • Soepele knikplatvoet (flexible flatfoot, FFF)
  • Soepele knikplatvoet met korte achillespees (flexible flatfoot, FFF, TA(+))
  • Hypermobiele knikplatvoet
  • Rigide knikplatvoet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Behandeling soepele platvoet

A

(wanneer op tenen staan/dorsaalflexie grote teen hol voetgewelf geeft) geen behandeling, eventueel corrigerende schoen bij klacht. Niet helpen dan chirurgie calcaneusverlenging, tibialis posterior inkorting, medicale kapselreving, achillespeesverlenging, flecterende osteotomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ontstaan en behandeling hypermobiele platvoet

A

bij marfan en ehlers danlos ontstaat dit. Niet opereren maar schoenaanpassing en trio athrodese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

behandeling rigide platvoet

A

bij tarsale coalitie (90% cal-nav tussen 8-12j pijn, talo-cal tussen 12-16j pijnlijk) gips in 30% nuttig, anders operatie resectie met interpositie van vet (alleen bij klachten). Daarna pas correctie deformiteit van platvoet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Flecterende osteotomie

A

Calcaneus doorgesneden en opgevuld met donorbot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mediale augmentatie

A

Tibialis posterior kleiner door Z plastiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Triple arthrodese

A

Midden en achtervoet aan elkaar vast gezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

C sign voet

A

cal-thal coalitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Metatarsus abductus incidentie

A

1 op 1000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Metatarsus abductus

A

Mediale deviatie voorvoet tov achtervoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Metatarsus abductus Oorzaak

A

onbekend, mogelijk stand baarmoeder en familiair, relatie met heupdysplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling flexibele metatarsis abductus:

A

flexibel als adductie volledig corrigeerbaar door hand

spontaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Behandeling gedeeltelijk/niet flexibele metatarsis abductus

A

manipulaties/stretching of spalken (6 weken gips en 8 spalken). Operatief zelden nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat de achtervoet

A

calcaneus en talus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat de middenvoet

A

Os naviculare, cuboid en colivorme botjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waaruit bestaat de voorvoet

A

Metatarsalia en pthalange

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Definitie (pes equinovarus) klompvoet

A
Congenitale afwijking (cave)
•	Cavus (plantairflexie voorvoet tov achtervoet)
•	Adductie voorvoet tov achtervoet
•	Varus achtervoet
•	Equinus achtervoet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Klompvoet (pes equinovarus) epidemiologie

A
•	1 op 600
•	50% bilateraal
•	80% idiopatisch
•	familaire component overerfbaar
•	20% met andere aandoeningen zoals spina bifida
genetisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Natuurlijk beloop klompvoet (pes equinovarus)

A
  • Vervormd
  • Drukplekken buitenkant
  • Mobiliteit beperkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De ponseti methode

A

tegen klompvoet
• Gipsredressie – welkelijks tot CAV gecorrigeert
• Zo snel mogelijk na geboorte
• Ap tenotomie (E) achillespees in 95% nodig onder lokale verdoving, gips voor 3 weken
• 3 tot 4 weken gips
• Braces 3 maanden dag en nacht (20-23u), slapen tot 4 jaar
• Halve tibialis anterior transpositie (peesverplaatsing) - trekt mediaal minder hard, lateraal harder door versterking van pees

  • Ponseti: gips na 1e week geboorte, wekelijks nieuw. Na week of 5 percutane tenotomie achillespees (tegen spitsvoet) onder lokale verdoving, daarna weer gips voor 3 weken
  • Talus als draaipunt bij percutane tenotomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ponseti voordelen

A
  • Gemakkelijk
  • Weinig nodig
  • Technisch goed te doen
  • Opnieuw doen bij falen methode
  • Afwijking zichtbaar maar functioneel goed
  • Nabehandeling met brace tot 5 jaar
  • Controle tot einde groei (recidief van 10%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Heupdysplasie (DDH)

A

achterblijvende ontwikkeling of een te steile/vlakke kom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Risicofactoren heupdysplasie

A

positieve familie anamnese, stuitligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Stabiliteit heup onderzoeken
* Barlow – bij heupdysplasie dan gaat heup uit de kom bij adductie * Handgreep van Ortolani – na dislocatie maken abductie en anteromediale druk drukken de heup terug in de kom. * Galeazzi sign- het been is minder lang aan aangedane zijde
26
Dysplasie heup vaststellen
met echo • Bijna 100% negatief voorspellende waarde • Goed kraakbeen te zien (wat nog veel is bij neonaten) – tot 8-10 maanden betrouwbaar • Niet schadelijk
27
beleid bij een geluxeerde heup
pavlik bandage, niet helpt dan gesloten (reponeren+gips)/open (spieren/kapsel/litteken aangepast + gips) repositie. Operatie als heup te steil blijft (pemberton/salton) of valgus (osteotomie voor coxa valga/DVIO).
28
beleid bij een niet geluxeerde soepele heup
echo na 6 weken herhalen
29
Deroterende variserende intertrochantere osteotomie (DVIO)
osteotomie voor coxa valga (hapje uit mediaal bot) en derotatie (wanneer heup meer kan endoroteren)
30
waarom vroegtijdig heupdysplasie behandelen
om vroegtijdige slijtage te voorkomen
31
Pemberton ingreep
ilium gebogen ingezaagd tot groeischijf acetabulum -> acetabulum kantelen met als draaipunt de groeischijf. Vast met botspaan
32
Salter ingreep
ilium doorgezaagd -> acetabulum kantelen met als draaipunt symphisis pubis. Botspaan met 2 k draden houden het vast, volgende operatie ferwijderd
33
Epifysioloysis capitis femoris (ECF)
epifyse van de proximale femur glijdt af van de physe van het proximale femur. Acuut en chronisch mogelijk
34
Risicofactoren ECF
jongen overgewicht gem 13.5 jaar (meisjes 12), range 9-16. Niet uitgegroeid want het gaat om afglijden epiphyse (die er niet meer is na stoppen groei)
35
Behandelen ECF
operatief fixatie met poging tot repositie. Prognose afhankelijk van ernst
36
Diagnose ECF
echo. Niet rontgen want te missen, anders lauenstein opname doen
37
Ernst ECF
* <30 graden = mild * 30- 50 graden = moderate * > 50 graden = severe
38
Behandelen ECF
* Schroeffixatie na poging tot repositie * Frequent bilateraal (20-50%) daarom kan je profylactisch niet aangedane heup ook doen. Geeft geen beenlengteverschil (door stop groei na schroeffixatie)
39
Ziekte van perthes
idiopathische avasculaire necrose van de benigne kern van de epifyse van de heupkop
40
Ziekte van perthes epidemiologie
* Piek rond 5-8 jaar (range 3-11) * Jongens:meisjes 4:1 * 10% bilateraal * Komt door circulatiestoornis
41
De vier stadia van perthes
Initeile fase sclerotiserende fase fragmentatiefase remodelleringsfase
42
Kliniek perthes
* Mankend looppatron * Beweginsbeperking heup * Soms pijn knie of bovenpijn (gerefereerde pijn)
43
Prognose perthes
hoe jonger hoe gunstiger
44
Behandeling perthes
meestal conservatief. Ernstig en leeftijd >8 variserende osteotomie. Bisfosfanaten in begin kan, is omstreden.
45
Normale beenas ontwikkeling
eerst varus, dan valgus, steeds minder valgus.
46
Onder welke leeftijd valgus niet behandelen
Valgus niet behandelen voor 7 jaar (behalve wanneer na het derde jaar sprake is van progressieve valgus). Daarna mogelijk met hemi epifysiodese met 8 plate over groeischijf (x mediaal en o lateraal voor remming groei).
47
Ziekte van Blount
osteochondrosis deformans van de proximale tibia. geeft o benen
48
Kenmerken ziekte van Blount
* Vaak bilateraal * Relatie met vroeg lope en obesitas * Rontgenfoto maken – meta diafysaire hoek > 12 graden is aanwijzing. Doorverwijzen
49
Behandeling ziekte van Blount
Ziekte van blount bij progressie behandelen met correctie osteotomie. Hemi epifysiodese kan ook, maar dan kan nog verdere progressie optreden. Brace kan corrigeren maar niet voorkomen. Niet corrigeren geeft botbrug van de physe – progressieve varus. Dan verwijderen botbrug en correctie osteotomie (maar lastig en minder voorspelbaar dan eerder stadium)
50
Andere oorzaken o been (genu varum) naast blount
* Fysiologisch * Skeletdysplasie * Tumor * Trauma * infectie
51
Plankjes methode
achter patiënt staan, processus posterior superior van ilium/ bovenzijde bekkenkam. Plankje onder korte been tot zelfde hoogte is bereikt
52
oorzaken beenlengteverschil
``` Congenitaal • Hypoplasie • Hyperplasie • Aplasie • Dysplasie Na infectie (beschadiging sroeischijf) Na tumoren Na trauma Idiopatisch ```
53
Groei pijpbeen
cellen van germinale zone die splitsen en kolommen vormen – hypertrofie kolommen en calcificeren, daarna ossificeren
54
Beenlengteverschil corrigeren
* <2 cm door andere schoenen | * >2cm of gelijk dan operatie
55
Operaties beenlengteverschil
* Inkorting osteotomie/epifysiodese maken te lange been kroter * Beenverlengingsprocedure (>4 cm met IM pen of extern frame)/verlenging osteotomie (<4cm door rek op zenuw) maken het korte been langer * combinaties
56
welk deel van het bot geneest het beste?
Metafysair groeit makkeljikst vast -betere doorbloeding en genezing, minder delayed union (3-6m) of nonunion
57
Nadelen van inkorting bij ongelijke benen
operatie aan gezond been en in verhouding te lange spieren behouden
58
De multiplier method van paley
aan de hand van skeletleeftijd berekenen hoe veel een bot moet worden ingekort
59
Beenverlengingsoperatie mechanisme
bot gebroken, pen uitdraaiien, bot kan net niet aan elkaar groeien. Pen moet door groeischijf, daarom na groei gedaan. Pen kost 10.000
60
Externe fixateur voor en nadelen
is goedkoper dan pen, maar geeft lelijke littekens en infecties. Gemiddeld 1 maand per cm verlenging
61
Ingrijpende gebeurtenis
* Bedreiging leven/fysieke integriteit * Plotseling/onverwacht * Angst, afschuw, hulpeloosheid, onmacht * Intensieve fysieke effecten: hartkloppingen, vesnelde ademhaling, trillen * Overstijgt de normale ervaring
62
Traumatische gebeurtenis types
* Type 1: acute gebeurtenis, onverwacht en eenmalig: beroving, overval, verkrachting, ramp * Type 2: chronische situatie, aanhoudend of herhalend: seksueel misbruik, kindermishandeling * Type 3: complex trauma: op zeer jonge leeftijd, veroorzaakt door volwassenen die kind zouden moeten beschermen
63
Prevalentie ingrijpende gebeurtenissen
* 25-65% voor 18e leeftijd * Aanmelding KJP problematiek daarvan heeft 45% trauma * Jeugdinstelling heeft 85-90% trauma * Kindermishandeling bij 3% kinderen; met name verwaarlozing en geweld
64
Gevolgen ingrijpende gebeurtenis bij jeugd – volwassenen
* Niet iedereen ontwikkelt trauma * PTSS bij kinderen en jongeren gemiddeld 16% * Afhankelijk van risico en beschermende factoren; ernst, vg, geslacht (vrouw meer), coping, gezin, veerkracht
65
Verschil PTSS kinderen en volwassenen
* Bij kinderen repetitief spel waarin aspecten van de gebeurtenis tot uiting komen * Bij kinderen kan sprake zijn van beangstigende dromen zonder herkenbare inhoud * Bij kinderen kan voorkomen dat ze de gebeurtenis naspelen
66
PTSS DSM5 (6 en jonger) –
minder symptomen nodig • Herbeleven • vermijden en of negatieve verandering cognitie • prikkelbaarheid • Specificeer met dissociatieve symptomen en uitgestelde expressie
67
Traumasymptomen babies
* eten * slapen * huilen * apathie * angstige blik * gehechtheid * stressysteem
68
Traumasymptomen peuters
* Angstig klampgedrag * Druk * Driftbuien * Slaapproblemen * Zich terugtrekken * Gehechtheid
69
Traumasymptomen kleuters
* Angstig * Prikkelbaar * Agressief gedrag * Slecht luisteren * Nachtmerries * Regressief gedrag * Posttraumatisch spel = naspelen
70
Traumasymptomen schoolkinderen
* Angstig * Druk * Gedragsproblemen * Nachtmerries * Verhoogde waakzaamheid * Concentratieproblemen * Zich verantwoordelijk voelen
71
Traumasymptomen pubers/adolescenten
* Nachtmerries * Angsten * Vermijdingsreacties * Depressieve klachten * Eetproblemen * Toekomstperspectief * Zelfmedicatie
72
Gezinsfactoren die bijdragen aan de kans op PTSS
* Ouderlijke PTSS en depressie * Ouderlijke bezorgdheid * Algemeen gezinsfunctioneren
73
Gevolgen vroegkinderlijk trauma
* Psychologische gevolgen * Sociaaleconomisch * Cognitieve ontwikkeling * Fysieke gezondheid * Neurobiologische gevolgen
74
Diagnostiek kind en ouders bij traumatische gebeurtenis
* Direct vragen naar schokkende gebeurtenis en reactie * Vragenlijst CRIES13 (geen diagnose maar screening), KJTS (DSM5) * Klinisch interview: CAPS-CA (wel diagnose mee te stellen)
75
Moeilijkheden die je kunt tegenkomen bij de diagnostiek | PTSS
* Kind wilt niet praten | * Kind mag er niet over praten van ouders (uit angst uit huis gehaald te worden)
76
Behandeling PTSS
* Signs of safety vaststellen * Draagkracht ouders * Draagkracht kinderen
77
Verwerking van traumatische herinneringen
• Psychotherapie effectiever dan medicatie o Trauma cognitieve gedragtherapie (TF-CBT) – verschil tussen ouder en kind o EMDR – afleiden terwijl herinnering oproepen Mogelijk is eerst stabiliseren nodig voor traumaverwerking gebeurt
78
PTSS volgens DSM5
- Betrokkene is blootgesteld aan een feitelijke of dreigende dood, ernstige verwondingen en/of seksueel geweld op een (of meerdere) van de volgende manieren: • Direct overkomen • Getuige • Direct familielid is het overkomen • Persoon wordt herhaaldelijk blootgesteld aan nare details van de ingrijpende gebeurtenis (niet via social media, behalve als dit werkgerelateerd is) - Duur van symptomen langer dan een maand - Stoornis veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren, of het functioneren op andere belangrijke terreinen Opeenstapeling van gebeurtenissen kan ook
79
normale reactie na traumatische gebeurtenis
er is een reactie. duur er van bepaalt of het over gaat in PTSS
80
PTSS – 4 symptoom clusters
* Herbelevingsreacties * Negatieve gedachten en stemming * Vermijding * Verhoogde prikkelbaarheid
81
Prevalentie PTSS
18-80 jaar 7.4%
82
PTSS risicofactoren:
* negatieve reacties uit omgeving * Vrouwen * Lage SES * Ethnische minderheden * Lagere opleiding * Eerder trauma meegemaakt of pre trauma psychopathologie * Ernst van trauma * Identificatie * Vorospelbaarheid en controleerbaarheid * Doodsangst * Peri traumatische emoties en dissociatie
83
PTSS beschermende factoren
sociale steun
84
prevalentie kindermishandeling
één kind per klas Bijna de helft van de aangemelde kinderen en jongeren bij de kinder- en jeugdpsychiatrie maakt een of meer vormen van kindermishandeling mee
85
Wat zijn de 5 verschillen tussen PTSS bij volwassenen en jonge kinderen volgens de DSM-5?
A-criterium - bij kind gaat dit over de ouder of verzorger die iets is overkomen. B1-criterium - bij kind herinneringen niet noodzakelijkerwijs pijnlijk te lijken/gespeelde heropvoering. B2-criterium - bij kind soms niet vast te stellen of inhoud samenhangt met de psychotraumatische gebeurtenis. telt wel mee. PTSS bij volwassenen- onderscheid in cluster vermijden en negatieve veranderingen in cognities en stemming, jonge kind samen genomen.aantal symptomen met bij negatieve veranderingen in cognities en stemming in kind minder Cluster verhoogde prikkelbaarheid is bij het jonge kind met PTSS het item roekeloos en zelfdestructief gedrag afwezig.
86
Noem 2 verschillen in therapeutische interventies tussen kinderen/jongeren en volwassenen met PTSS
Bij kinderen/jongeren wordt de ouder bij de behandeling betrokken. Bij kinderen/jongeren wordt de exposurefase vaak voorafgegaan aan het versterken van de emotieregulatie en copingvaardigheden.
87
Plantigraad
in 90 graden tov been
88
Pes calcaneovalgus (hakvoet)
* Extreme dorsoflexie * Calcaneus in lichte valgus * Bij geboorte
89
Pes calcaneovalgus (hakvoet) oorzaak en behandeling
* Mogelijk door klem in uterus | * Soepel – spontaan herstel in 6 weken
90
wat doen bij falen ponseti
volgens ponseti: ponseti opnieuw, verder tenotomie. Eventueel tibialis anterior transfer. Volgens anderen: tibialis anterior transfer
91
verschil metatarsus adductus en metatarsus varus
varus is ernstiger
92
Gehechtheid definitie en wanneer geactiveerd
* Kinderen zijn gehecht als ze nabijheid en contact zoeken met specifieke opveder in tijden van angst, spanning, vermoeidheid, ziekte of verdriet * Bij vrees geactiveerd: vanaf 9 maanden, cognitieve mogelijkheid tot selectieve relatievorming
93
type gehechtheid achterhalen
ervaringen die ene kind opdoet met de reacties op gehechtheidsgedrag leiden tot een verwachtingspatroon en hiermee het type gehechtheid Type gehechtheid vast te stellen met vreemde situatie procedure = erenigingsgedrag van jong kind na kortdurende scheiding
94
Cirkel van veiligheid
ouder gaat op in behoeften van kind
95
Veilige gehechtheid
overstuur bij alleen laten, zichtbaar, bij terugkeer onlust en spanning en na enige tijd herstel. Opvoeder consequent responsief; positieve ervaring met opvoeder
96
Onveilige gehechtheid het angstvermijdend type
kind laat verdriet niet zien, bij terugkeer geen reactie en vermijden opvoeder. Opvoeder wijst negatieve emoties af en kan met positief niet goed overweg
97
Onveilige gehechtheid van ambivalent afwerend type
kind met forse negatieve emoties, bij terugkeer opgepakit willen worden en ook opvoeder wegduwen, negatieve emoties niet onderdrukt. Komt door opvoeder inconsequent responsief is omdat kind aandacht en nabijheid krijgt bij duidelijk zichtbaar
98
onveilige hechting desorganisatie type
kind heeft nodig maar is zo angstig dat kind nergens terecht kan 50-70% veilig gehecht, 15-20 angstig vermijdend, 10-20 angstig ambivalent
99
Reactieve hechtingsstoornis
gebrek aan gehechtheid. Emotioneel teruggetrokken en geremd, emotieregulatieproblemen. Bij ontbreken gehechhtheidsfiguur en onvoldoende zorg, invloed op functioneren. Cognitieve en groeiachterstand. Verandering bij adequate zorgomgeving. ADD en depressie ook vaak gedacht.’
100
ASS
VG verwaarlozen, vasthouden rituelen, routines, gefixeerde interesses. Specifieke achterstanden in sociaal communicatieve gedragingen en verbeeldend spel, gehechtheidsgedrag
101
Ontremd-sociaalcontactstoornis
terugkerende neiging onbekende volwassenen te benaderen en interactie aan te gaan, sociale ontremming tegenover volwassen, beinvloedt interactie, onvoldoende zorg. Andere problemen; cognitief, taal en motorisch, groei, stoornis reageert niet altijd op verandering naar adequate zorgomgeving. DD; temperament, ADHD, beperking
102
soorten hechtingsstoornissen volgens DSM5
reactief, ASS, ontremd
103
soorten gehechtheid (niet in DSM5)
Veilige Onveilige gehechtheid het angstvermijdend type Onveilige gehechtheid van ambivalent afwerend type Onveilige gehechtheid van desorganisatie type
104
Behandeling verstoorde gehechtheid
* Voorzorg zorgt voor preventie * Vergrote sensitiviteit ouders, jonge kind; video feedback interventie (VIPP SD)waarin uitlegt wat goed gaat. Verder parent child interaction therapy (PCIT) waarin gezegd wat je kan zeggen tegen kind door oortje en kijken hoe kind er op reageert. * Versterken relatie met ouders, adolescent door attachment based family therapy (ABFT): kijken of breuk kan herstellen * Pleegzorg met daarin multidimensional treatment foster care (MTFC)
105
genetische relatie gehechtheid
wordt doorgegeven naar volgende generatie
106
Late gevolgen verstoorde gehechtheid
risicofactor psychopathologie en problemen in sociale interactie en relatievorming, vertrouwen, hulp/troosten. Invloed persoonlijkheidsontwikkelingen
107
ANTWOORDMODEL ZSO HECHTING
JO
108
WC HERSENBLOEDING EN HERSENINFARCT HIER
JO
109
beleid na bloeding capsula interna
• Bloeddrukregulatie • Na acute fase: cardiovasculair risicomanagement, met name bloedruk bij toename hematoom hemicraniectomie of suctie
110
cerebrale veneuze sinusthrombose epidemiologie
* Incidentie 12-15 per miljoen/jr * Mediane leeftijd 37 * 75% vrouw
111
kenmerken bij thrombose in diep veneus systeem
* Oedeem thalami / basale kernen (70%) | * Gedaald bewustzijn (75%)
112
klachten sinusthrombose
* hoofdpijn 90 % * parese 40 % * afasie 20 % * insulten 40 % * visusverlies 10 % * coma 5 %
113
wanneer denken aan endocarditis als reden neurologisch uitval
Neurologische uitval + koorts + cardiale souffle
114
beleid endocarditis
* Diagnose bevestigd met aanvullend onderzoek * Start antibiotica, langdurig (meestal 6 weken) * Overleg cardio over klepvegetatie
115
klacht artriitis temporalis, aanvullend onderzoek en behandeling
spontane visusdaling eenzijdig BSE, CRP, spoedbiopt a. temporalis Hoog gedoseerd prednisolon
116
waaraan denken bij spontane bewustheidsdaling?
verdrukking door bv hematoom. meteen hemi craniectomie doen