WDD2 - week 4 Flashcards

(62 cards)

1
Q

symptomen MS

A

afhankelijk van waar laesie zich bevindt. Meestal:
–Neuritis optica (35%)
–Ruggenmerg syndroom (25%)
–Hersenstam/cerebellum (25%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

meest voorkomende verschijnselen bij MS

A
  • Monoculair visusverlies
  • Tintelingen
  • Urine incontinentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bij hoe veel procent van patienten met MS zijn laesies te zien op de MRI hersenen

A

95%. actief te herkennen aan contrastopname.

Voorkeursplekken zijn hersenstam, cerebellum, myelum, rond laterale ventrikels, corpus callosum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Liquorafwijking bij MS:

A
  • Verhoogd celgetal
  • Lymfocyten
  • Verhoogd IgG
  • Oligoclonale banden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Diagnostische criteria MS

A

Diagnostische criteria
• Kliniek moet verklaard worden door witte stof laesies
• Witte stoflaesies passen bij patroon MS
• Meerdere laesies (Disseminatie in plaats)
• Minimaal 2 episodes of 1 episode > ½ jaar (Disseminatie in tijd)
• Niet door andere oorzaak verklaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Langdurige immuunmodulatie tegen MS

A
  • Nataluzimab
  • Glatirameeracetaat
  • Fingolimod
  • Interferonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandeling exacerbatie MS

A

Methylprednisolon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Symptomatische behandeling MS

A
  • Baclofen
  • Oxybutinine
  • Propranolol
  • Sildenafil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

prognose meningeoom, metastase, glioblastoom, primair CNS lymfoom

A

Meningeoom – goede prognose
Metastase – matige prognose
Glioblastoom – slechte prognose
Primair CNS lymfoom – slechte prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Toxiciteit van behandelingen tegen kanker in hoe veel procent

A

neurochirurgie 9% hersenfunctiestoornis, radio 2%, chemo 13%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Meest voorkomende hersentumoren:

A
  • Meningeoom (29%)
  • Glioblastoom (21%)
  • Glioom (12%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Primaire tumoren kliniek

A
  • Focale uitvalsverschijnselen
  • Epileptische insulten
  • Hoofdpijn, misselijk, braken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Goedaardige hersentumoren

A

meningeoom, craniofaryngeomen, hemanglioblastoom, vestibulair schwannoom, hypofysetumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kwaadaardige tumoren

A

gliomen, medulloblastoom, kiemceltumoren, lymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Diagnostiek primaire tumoren

A
  • Beeldvorming

* Biopsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Behandeling primaire tumoren

A
  • Operatie
  • Radio
  • Chemo
  • Symptomatisch (antiepileptica, dexamethason bij oedeem)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Meningeoom kenmerken

A
•	Veelvoorkomend
•	Goedaardig
•	Aankleuring door contrast
•	Langzame groei
•	Resectie als behandeling
•	Durial tail
extra-axiaal
primair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hypofysetumor kenmerken

A
  • In voorkwab hypofyse
  • Bitemporale hemianopsie
  • Dopamineagonisten
  • resectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Drie soorten celtypen gliomen

A
  • Astrocytoom
  • Oligodendroglioom
  • Ependymoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Prognostische factoren bij laaggradig glioom

A
  • Hogere leeftijd (boven 40)
  • Astrocytair
  • Grote tumor (boven 4-5cm)
  • Tumor over middenlijn
  • Slechte conditie
  • Eloquente lokalisatie
  • Grote diameter expansie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Argumenten voor een watchful waiting beleid bij glioom

A
  • Twijfel aan de diagnose (tov laaggradig)
  • Ontbreken gerandomiseerd onderzoek
  • Onzekerheid over effect resectie op cognitie of QOL
  • Uitstellen risicos op mortaliteit van vroege resectie
  • Comorbiditeit gepaard met hoge morbiditeit en mortaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoeveel procent van de mensen die overlijden aan kanker hebben hersenmetastasen

A

25%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Meest voorkomende oorzaak metastasen naar hersenen

A

long, mamma, prostaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gemiddelde overleving bij hersenmetastasen

A

2-6m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke intracraniele tumoren hebben een voorkeurslocatie in de hersenen?
* Melanoom * Gastro-intestinale tumor * Niercelcarcinoom
26
Welke intracraniele tumoren hebben een voorkeurslocatie in de wervelkolom/epiduraal?
* Lymfoom * Multipel myeloom * prostaatcarcinoom
27
Welke intracraniele tumoren hebben een voorkeurslocatie in de hersenvliezen/leptomeningeaal
* Lymfoom * Melanoom * Leukemie * Maagcelcarcinoom
28
Neurologische complicaties bij kanker door behandeling cytostatica
* Centraal: ecepfalopathie | * Perifeer: neuropathie
29
Acute neurologische complicaties bestraling
* Hersenoedeem * Haarverlies * Roodheid huid * Hoofdpijn * Misselijkheid
30
Subauut (1-3m) neurologische complicaties bestraling
* Vermoeidheid | * Epilepsie
31
Laat (jaren) neurologische complicaties bestraling
* Perssonlijkheidsverandering * Plexopahtie * Geheugenstoornis * Radiatienecrose
32
Complicaties van kanker zelf
paraneoplastisch syndroom door immuunreactie op eigen cellen (auto). Verschillende klinische syndromen geassocieerd met bekende tumoren en tumor antistoffen gegenereerd door het immuunsysteem
33
Epidemiologie MS
* Prevalentie NL: 1 op 1000 * Dus 17.000 mensen met MS * Debuut: 17-50 jaar * Westerlingen (woonachtig in NL)
34
progressie MS
Relapsing-Remitting Secundair progressief Primair progressief
35
Pathogenese MS
• Inflammatie: MS ‘plaques’ tast myeline aan in CZ • Leidt tot verminderde signaalgeleiding • Remyelinisatie na uitdoven activiteit • MRI 10-15x zo vaak activiteit vs klinisch • Pathologie: vooral witte stof, ook wel grijze stof betrokkenheid, o.a. cortex • Rol omgeving? – Waar je opgroeit is relevant voor kans op ziekte • Rol genen? – Verhoogde kans bij een-eiige tweelingen en 1e graads familieleden (factor 5-10)
36
“Clinically Isolated Syndrome”
→nog geen MS, eenmalige uiting –Neuritis optica (35%) –Ruggenmerg syndroom (25%) –Hersenstam/cerebellum (25%)
37
MRI (MAGNIMS) criteria
Voor vaststellen MS ``` Disseminatie in plaats (2 uit 5) –3+ periventriculair –1+ infratentorieel –1+ spinaal –1+ nervus opticus –1+ (juxta)corticaal ```
38
wanneer aanvullend onderzoek doen MS
Liquor –Als na MRI-Hersenen/myelum nog twijfel bestaat –Als andere ontstekingsziekten in DD staan
39
welke medicatie verkorten exacerbaties van MS
Methylprednisolon – Afname exacerbatieduur – Geen invloed op eindsituatie
40
welke medicatie beinvloeden het ziektebeloop van MS
Explosief aanbod immuunmodulantia eerste lijn (nterferonen/glatirameeracetaat) – 30% afname exacerbaties – Waarschijnlijk geen invloed op functioneren of 2e lijn immuunmodulatie o.a. nataluzimab, fingolimod (afname lymfocytinfiltratie CNS) – 60-70% afname exacerbaties – Grotere kans op bijwerking, CAVE progressieve multifocale leukencefalopathie
41
beloop MS
• Sterk wisselend tussen patiënten, over de jaren: –1/3 nauwelijks functiebeperking –1/3 hulpmiddelen –1/3 ernstig beperkt (bijv. rolstoel) • Aantal MRI laesies initieel geeft indicatie van beloop
42
wat valt onder neuro oncologie
``` • Primaire tumoren • Metastasen • Ook wervel of leptomeningeale metastasen • Paraneoplastische syndromen • Bijwerkingen (immuun)therapie • Genetische syndromen • Epilepsie ```
43
kenmerken metastasen in hersenen
intra-axiaal secundair maligne
44
kenmerken glioblastoom
intra-axiaal primair maligne
45
kenmerken lymfoom
intra-axiaal primair maligne
46
overleving van gliomen na 10j
graad 1: 80% graad 2: 50% graad 3: 20% graad 4: 0%
47
Behandeling glioom
``` chirurgie radio chemo wait and scan best supportive care behandelen adhv studie ```
48
Differentiaal diagnose subacuut eenzijdige | visusdaling
* Neuritis optica (demyelinisatie) * Infectieus * Granulomateuze ontsteking * Oogheelkundige oorzaken
49
hoog gradig glioom herkennen
Massa met betrokkenheid corticale grijze stof en basale kernen infiltratie corpus calosum randaankleuring centrale necrose
50
meningeoom herkennen
“focale enostotische spur” (Het is een ossale reactie ter plaatse van de belangrijkste vascularisatie van het meningeoom (vasculaire pedikel) signaal zelfde als grijze stof CSF-cleft rond de massa wijst op ligging buiten de hersenen (extra-axiaal)
51
hersenletsel epidemiologie
* NL: jaarlijks 30.000 ziekenhuisbezoeken ivm hersenletsel * 80-85% licht hersenletsel * Matig 10%, ernstig 5%
52
risicogroep hersenletsel
Jong (20-29) en | Man (3x vaker dan vrouw)
53
Indeling hersenletsel
• Primaire schade; door impact trauma o Schedel; lineaire fractuur, impressiefractuur en schedelbasisfractuur. Hersenen; diffuse axonale schade, contusiehaarden • Secundaire schade; door ontwikkelingen kort na trauma o Peiduraal hemattoom (meestal arterieel) o Subduraal hematoom (veneus) o Volumetoename contusiehaard door bloeding of oedeem o Systemische complicaties zoals hypotensie door bloedverlies of hypoxie
54
Indeling hersenletsel scores
met glasgow coma score– 15 is maximaal en goed. Licht is 13-15, matig 9-12, ernstig onder 8. Zelfde als GCS en EMV; ogen 1-4, motor 1-6, verbaal 1-5 <8: Intubatie en sedatie
55
Fracturen kenmerken per schedelbasis (primair)
* Voorste schedelbasis – anosmie * Middelste schedelbasis – n facialis uitval en Battle’s sign (bloed achter oor) * Achterste schedelbasis – geen duidelijke kenmerken
56
Secundair hersenletsel epiduraal
* Meestal arterieel * Bijna altijd onder schedelfractuur – lensvormig, biconcaaf * Na lucide interval snelle bewustzijnsdaling * Noodzaak tot hemicraniectomie
57
Secundair hersenletsel - Epiduraal hematoom
* Meestal arteriele bloeding * Bijna altijd onder een schedelfractuur * Na lucide interval →snelle bewustzijnsdaling * Noodzaak tot hemicraniectomie
58
Secundair hersenletsel –subduraal hematoom
* Tussen dura en arachnoidea * Veneuze bloeding, ankervenen * Meestal minder heftig trauma dan epiduraal * Meestal geen fractuur * Kliniek: delay van dagen tot weken * Vaak ouderen met bloedverdunners * Zuigelingen: geboortetrauma of ‘non-accidental injury’
59
behandeling chronisch subduraal hematoom
drainage
60
Kindercontusie
``` • Specifiek beeld: –Enkele uren na trauma –Gedaald bewustzijn –Misselijk, braken –Occipitale visus stoornis –Vaak spontane verbetering na enkele uren –Heel soms hersenoedeem op scan ```
61
prognose schedeltraumata
• Fysiek: anosmie, dubbelzien (N VI, III, IV) • Cognitief: traagheid, taal, multitasken, aandacht • Late Insulten (> 1wk): 5-10% van matig tot ernstig hersenletsel
62
ANTWOORDMODELLEN
JO