Wdl Ww Latijn Flashcards

(42 cards)

0
Q

Sustinere

A

Omhooghouden tegenhouden uithouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Instare

A

In het nauw brengen dreigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Obtinere

A

Behouden bezitten verkrijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Damnare

A

Veroordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Retinere

A

Tegenhouden uithouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Praebere

A

Aanbieden tonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Impedire

A

Hinderen, verhinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Probare

A

Goedkeuren bewijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Constituere

A

Opstellen, vaststellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Constare

A

Vaststaan bestaan uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Subire

A

Ondergaan, bestijgen, naderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Contingere

A

Raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Contendere

A

Zich inspannen wedijveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Consistere

A

Halt houden zich opstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Differre

A

Verschillen, verspreiden, uitstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Permittere

A

Toevertrouwen, toestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Perferre

A

Overbrengen verdragen

17
Q

Mutare

A

Veranderen, verwisselen

18
Q

Collocare

A

Plaatsen, opstellen

19
Q

Pertinere

A

Zich uitstrekken, betreffen

20
Q

Tendere

A

Spannen, streven, gaan

21
Q

Occupare

22
Q

Patere

A

Openstaan, duidelijk zijn

23
Q

Obicere

A

+dat

Stellen tegenover, verwijten

24
Cernere
In het oog krijgen, zien
25
Exigere
Uitdrijven, eisen , voltooien
26
Incendere
In BRand steken
27
Dividere
Verdelen
28
Vitare
Vermijden
29
Agere
Voortdrijven , doen
30
Credere
Geloven, toevertrouwen, vertrouwen
31
Concedere
Wijken, toegeven, toestaan
32
Resistere
Stilstaan, zich verzetten tegen
33
Vetare
Verbieden
34
Impellere
Aandrijven, aanzetten
35
Augere
Doen groeien, vermeerderen
36
Cedere
Gaan wijken
37
Defendere
Afweren, verdedigen
38
Confirmare
Versterken, bevestigen
39
Oportere
Et, | Het is nodig
40
Existimare
Oordelen, menen
41
Gerere
Dragen voeren