Week 1 Flashcards

(55 cards)

1
Q

Welke vormen van acuut kunnen voorkomen bij de neurologische anamnese?

A
  • peracuut: vasculair
  • acuut: ontsteking/infectie
  • subacuut: tumor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vormen van tijdversloop zijn er bij de neurologische anamnese?

A
  • chronisch: degeneratief (vb parkinson)
  • exacebaties/herstel: CVA, MS
  • paroxysmaal: epilepsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan je het zenuwstelsel verdelen + welke onderdelen vallen eronder?

A
  • Centraal zenuwstelsel (CNS): hersenen + ruggenmerg + retina + n. opticus
  • perifeer zenuwstelsel (PNC): hersenzenuwen (excl n. opticus) + zenuwen van/naar darmatoom
  • autonoom: functioneel apart deel van CNS en PNS
    • sympathisch
    • parasymaptisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke delen zijn de hersenen embryonaal verdeelt?

A
  1. telencephalon
  2. diencephalon
  3. mesencephalon
  4. metencephalon
  5. myelencephalon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke structuren ontstaan uit:
1. telencephalon
2. diencephalon
3. mesencephalon
4. metencephalon
5. myelencephalon

A
  1. telencephalon: cerebrum + subcorticale kernen: amygdala + basala ganglia
  2. diencephalon: thalamus + hypothalamus
  3. mesencephalon: middenhersenen: sup en inf colliculus
  4. metencephalon: cerebellum + pons
  5. myelencephalon: medulla oblongata
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke structuren bestaat de hersenstam?

A

Hersenstam = middenhersenen + pons + medulla oblonga

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 4 hersen loben zijn er?

A
  • frontalis kwab
  • parientalis kwab
  • temporalis kwab
  • occipitalis kwab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zijn de linker en rechter hemisfeer met elkaar verbonden?

A

via: Corpus callosum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar in de hersenen ligt het motorisch en sensibel functioneel gebied?

A

Motoriek: gyrus pre-centralis

Sensibel: gyrus post-centralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 4 systemen zijn er bij in het zenuwstelsel?

A
  1. sensorisch systeem
  2. motorisch systeem
  3. cognitief systeem (voor planning en selectie)
  4. limbisch systeem (voor emoties, pijn) (bestaat uit amygdala, hypothalamus en insula)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke elementen is een axon opgebouwd?

A
  • Dendriet: naar cellichaam toe
  • soma
  • axon heuvel
  • axon: van cellichaam af
    • mogelijk myelineschede
  • pre-synaptische eind: neurotransmitters in vesiculi
  • synaps
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke verschillende vormen neuronen heb je?

A
  • cordiaal pyramide cel
  • retinaal bipolair cel
  • retinaal ganglion cel
  • retinaal amacrine cel
  • cerebrale perkunje cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke twee manieren kan je neuronen classificeren + wat zijn de subtypes?

A
  1. basis van structuur:
    - projectie
    • lange afstand
    • lokaal
      - dendritische structuur
    • pyramide-vorm
    • ster-vorm
      - aantal uitsteeksels
    • 1 (unipolair) of 2 (bipolair)
    • veel (multipolair)
  2. basis van verbindingen:
    - divergent: 1 op veel
    - focussed: 1 op weinig
    - convergent: meer op 1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke verschillende soorten synapsen zijn er?

A
  • elektrisch transmissie
  • chemische transmissie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke globale stappen verloopt chemische transmissie bij synapsen?

A

fusie van blaasje in pre-synaptische membraan –> bevat neurotransmitters –> release in synaptische spleet –> kortdurende hechting aan post-synaptische receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat bepaald of een signaal inhiberend of exciterend is?

A

combinatie van transmitter + receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoeveel verschillende neurotransmitters kan 1 cel afgeven?

A

1 cel kan 1 neurotransmitter afgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat onderscheidt een gliacel van een neuron?

A

Gliacellen: geen axonen + geen actiepotentiaal + kunnen blijven delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de algemene functie van gliacellen?

A
  • controle interne milieu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke verschillende types gliacellen zijn er + wat is hun functie?

A

Centraal:
- oligodendrocyten –> myelineschede maken
- astrocysten –> bloed-hersen-barriere
- microglia –> fagocytose, litteken vorming
- ependymcellen –> liquor productie

Perifeer:
- satelliet cellen
- Schwann cellen –> myelineschede maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het verschil tussen de myelineschede gemaakt door oligodendrocyten en schwann cellen?

A

Oligodendrocyten: om meerdere axonen heen

Schwann cellen: om 1 axon heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe is de oriëntatie in het ruggenmerg opgebouwd?

A

Dorsale zijde = sensibel
- axonen in dorsale hoorn + cellichaam in ganglion in dorsale wortel

Ventraal = motorisch
- cellichaam ligging in ruggenmerg in ventrale hoorn + lange axonen richting spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoeveel segmenten zijn er in het ruggenmerg?

A

Segmenten = plek van uittreden afkomstig van 1 wortel
8 cervicale
12 thoracale
5 lumbale
5 sacrale

24
Q

Wat is een plexus?

A

Plexus = herschikking van spinale zenuwen van de ledenmaten

25
Welke segmenten bevat de plexus brachialis?
Plexus brachialis: segment C4-T1 --> arm
26
Welke segmenten bevat de plexus femoris?
Plexus femoris: L3-S1 --> benen
27
Hoe kan de uitval van darmatomen helpen met het lokaliseren?
uitval bij de pt van: - 1 dermatoom --> 1 spinale zenuw - delen van meerdere darmatomen = 1 perifere zenuw
28
Wat bepaald langzame vs snelle vuurfrequentie van zenuwcellen bij de sensibiliteit?
Langzaam --> bepalen intensiteit van de prikkels Snel --> bepalen verandering in intensiteit van prikkels
29
Uit welke twee gescheiden banen bestaat de somato-sensibiliteit?
1. gnostische sensibiliteit = aanraking, druk, vibratie 2. vitaal sensibiliteit = pijn en temperatuur
30
Hoe verschillen de gnostische en vitale sensibiliteit banen van elkaar?
Gnostisch: - synaps in de hersenstam -kruisen in de hersenstam Vitaal: - synaps in ruggenmerg - kruist in ruggenmerg --> anterolaterale baan
31
Hoeveel synapsen heb je minimaal nodig in de sensibiliteit?
3 synapsen: hersenstam/ruggenmerg (afhankelijk welke baan) --> thalamus --> primaire sensorische schors
32
Waar bestaat een motor unit uit?
Motor unit = motoneuron + spiervezels
33
Hoe is de verhouding bij aansturing van motoneuron op spiervezels bij: - fijne bewegingen - krachtige bewegingen
- fijne bewegingen: 1 motoneuron op 1 spiervezel - krachtige beweging: 1 motoneuron op meerdere spiervezels
34
Hoe lopen reflexen? leg uit mbv kniepeesreflex
Reflex: activeren binnen ruggenmerg 1. monosynaptische Reflex: primaire afferent van motoneuron van sensibele neuron uit spinaal ganglion direct verboden op motoneuron in ruggenmerg die direct spier aanstuurt --> vb aansturen m. quadriceps aanspannen 2. polysynaptische reflex: sensibele neuron in ruggenmerg geschakeld aan interneuron (schakelneuron) die inhiberende signaal stuurt aan motoneuron in ruggenmerg --> spier innerveren die moet ontspannen --> vb. m. hamsting ontspannen
35
Hoe verloopt de cortico-spinale banen + waar kruist deze zich?
Corsico-spinale banen: via pyramidebaan naar hersenen --> kruising in: medulla - contra-laterale kant aansturen = linker kant hersenen stuurt rechter kant mononeuronen aan
36
Hoe verloopt het extra-pyramidale systeem + functie?
Extra-pyramide systeem - functie: coördineren van bewegingen en afstemmen van bewegingen - via: systeem in cerebellum - via: basale ganglia --> bepaald of verstandig is om te bewegen of niet - effect verloopt via pyramide baan
37
Wat is lokalisatie?
Lokalisatie = op basis van symptomen en bevindingen in LO voorspellen waar het probleem in zenuwsysteem zit
38
Hoe kan er onderscheidt worden gemaakt tussen centraal of perifeer probleem bij lokalisatie?
1. Atrofie - Centraal: - - Perifeer: + 2. Tonus - Centraal: verhoogd - Perifeer: verlaagd 3. Reflexen: spierstrekking - Centraal: verhoogd - Perifeer: verlaagd 4. Voetzoolreflex - Centraal: babinski = extensie grote teen - Perifeer: normaal = flexie grote teen
39
Wat is een neglet?
Neglet = niet of minder bewust van 1 kant van het lichaam en de omgeving hiervan - kan visueel of tactiel (gevoel) zijn
40
Hoe wordt er onderscheidt gemaakt tussen centrale en perifere facialisparese?
Centrale facialisparse: aleen mond gaat hangen Perifere facialisparse: kan ook oog niet sluiten
41
Welke twee soorten CVA's zijn er?
CVA = stoornis van bloedvaten in of naar hersenen 1. Herseninfarct --> afsluiting bloedvat 2. Hersenbloeding --> gebasten bloedvat
42
Hoe kan je onderscheidt maken op CT tussen herseninfarct en hersenbloeding + wat komt vaker voor?
Herseninfarct: - CT: hypodens - 80% van gevalen Hersenbloeding: - CT: hyperdens - 20% van gevallen
43
Wat zijn kenmerken van de symptomen die ontstaan bij een CVA?
- ontstaan: acuut + onverwachts - geven: vocale functiestoornissen in hersenen of hersenstam - niet veroorzaakt door trauma, infectie of epilepsie = uitsluiten!!
44
Wat zijn voorbeelden van focaal functiestoornissen?
- hemiparase - afasie - hemianopsie - dysartrie/diplipie - ataxie
45
Welke symptomen kunnen ontstaan als er een CVA is in de linker hemisfeer?
- rechter hand uitval - problemen met gesproken taal - problemen met reken - problemen met geschreven taal - problemen met wetenschappelijke vaardigheden - problemen met redeneren
46
Welke symptomen kunnen ontstaan als er een CVA is in de rechter hemisfeer?
- linker hand uitval - probleem met artistieke vaardigheden - problemen met kunst beleving - problemen met ruimtelijk inzicht - problemen met inzicht - problemen met creativiteit
47
Welke symptomen kunnen ontstaan bij een herseninfarct in de A. cerebri media?
A. cerebri media: - eenzijdig zwakte gelaat, arm ernstiger dan been - eenzijdige gevoelsstoornis - afasie - andere hogere cerebrale stoornissen - hemianopsie - dysartrie
48
Welke symptomen kunnen ontstaan bij een herseninfarct in de A. cerebri anterior?
A. cerebri anterior: - eenzijdige zwakte, been >>> armen, gelaat - eenzijdige gevoelsstoornis - gedragsstoornis - desoriëntatie, apathie - dysartrie
49
Welke symptomen kunnen ontstaan bij een herseninfarct in de A. cerebri posterior?
A. cerebri posterior: - hemianopsia of kwadrantanopsie - (eenzijdige zwakte) - (eenzijdige gevoelsstoornis)
50
Welke symptomen kunnen ontstaan bij een herseninfarct in de A. vertebralis/A. basilaris?
A. vertebralis/A. basilaris: Cerebellum: - coördinatiestoornis: niet gekruist - dysartrie - draaiduizeligheid Hersenstam: - dubbelzien - stikstoornis - ataxie - dysartrie, draaiduizeligheid, bilateraal zwakte
51
Wat kunnen oorzaken zijn van een herseninfarct?
- intracardiale artherosclerose: * groot bloedvat afsluiting: 15% * klein, lenticulostriarie afsluiting (lacunair infarct): 25% - extracardiale atherosclerose: * embolie vanuit A. carotis of A. vertebralis: 30% - cardiaal embolie: 15% - overig: 15% * hematologisch: polycystheie, torbocytemie, maligniteit, stollingafwijkingen * vasculitis * hemodynamische oorzaak * dissectie
52
welke 2 gebieden in de hersenen zijn er te onderscheiden bij een herseninfarct?
1. infarcten --> niet meer te redden 2. Penumra--> weefsel dat acuut beschadigd als vat dicht is = is nog te redden
53
Wat zij de behandelopties van een herseninfarct + binnen hoe snel moet het geven worden?
- trombolyse: * effectief als binnen 4,5 uur gegeven - trombectomie endovasculair: * binnen 6 uur toegepast
54
Wat is het effect van de trombose en trombectomie bij herseninfarct behandeling + hoeveel % komt hiervoor in aanmerking?
Trombolyse: op elke 100 behandelde pt zullen er 10 minder overlijden of blijvend invalide worden - NL: 75% optijd in ziekenhuis Trombectomie: op elke 100 behandelde pt zullen er 20 minder overlijden of blijvend invalide worden - ± 20-30% van acute pt komt hiervoor in aanmerking
55
Hoe wordt het startmoment van herseninfarct bepaald bij iemand die wakker wordt met teken van een herseninfarct?
- perfusiescan