Week 1 COPD thema 12 Flashcards

(54 cards)

1
Q

Luchtwegen kan je verdelen in 2 delen, welke?

A

Bovenste luchtwegen

Onderste luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van bovenste luchtwegen

A

Lucht komt hier als eerste binnen: Neus/mond –> keelholte (pharynx) –> Strottenhoofd (larynx)

  • Filteren –> neusharen + slijmvliezen
  • Bevochtigen
  • Geleiding –> van neus naar keelholte, etc.
  • Begin van ventilatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat onderste luchtwegen?

A

Beginnen bij trachea (luchtpijp). Door de hoofdbronchii splitst de trachea naar rechter/linkerlong. Bronchien vertakken zich naar steeds kleinere bronchien. Lucht gaat dan langzamer stromen door grote oppervlak, waardoor uitwisseling van O2 & CO2 beter wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van onderste luchtwegen?

A
  • Filteren: In bronchien zit mucus waar bacterien aan gaan plakken. Mucus wordt door trilhaartjes (cilia) uit de luchtwegen + omhoog getransporteerd
  • Verwarmen lucht
  • Bevochtigen lucht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit bestaat de trachea en waarom?

A

Kraakbeenringen –> zo slaat de luchtpijp niet dicht & zorgt ervoor dat er GEEN diffussie kan plaatsvinden van stoffen die binnenkomen + naar buiten gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat voor spierweefsel bestaat de trachea + bronchien?

A

Glad spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt de ADR in?

A

Anatomische Dode Ruimte –> alle luchtwegen die wel geventileerd worden, maar waar geen uitwisseling van gassen plaatsvindt (Diffussie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar vindt uitwisseling van stoffen plaats?

A
  • Bronchien
  • Alveoli (longblaasjes)
  • Alveolaire gangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn alveoli (longblaasjes)?

A

Bolachtige structuren die zorgen voor oppervlakte vergroting. Alveoili zijn geschikt om zuurstof + CO@ uit te wisselen –> diffussie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaraan bindt zuurstof zich vast en hoe kan dat?

A

Aan erytrocyten (rode bloedcellen), dit kan doordat rode bloedcellen hemoglobine bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar moet zuurstof heen vanuit longblaasjes?

A

Plaveiselepitheel (dun)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat plaveiselepitheel?

A
  • Viscerale vlies

- Parietale vlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er bij longemfyseem?

A

Longblaasjes gaan kapot –> waardoor lucht niet meer goed kan verversen –> gaat lucht vasthouden = air trapping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe worden bronchien opengehouden?

A

Kleine kraakbeenstukjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar verversen ze vooral de lucht bij mensen met dyspneu (kortademigheid)?

A

Bovenste gedeelte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom moet je mensen onderin leren ademhalen

A

Onderin heb je betere perfusie (doorbloeding). Door buikademhaling aan te leren wordt zuurstof beter opgenomen + ververst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke spieren helpen bij de INademing?

A
  • Sternocleidomastoideus
  • Scaleni
  • Pectoralis major/minor
  • Serratus anterior
  • Intercostalis externi (25% van normale ademhalingsbeweging)
  • Diafragma (75% normale ademhalingsbeweging)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke spieren helpen bij de UITademing

A
  • Transversus thoracis
  • Intercostalis interni
  • Rectus abdominis
  • Obliquus internus/externus
  • Transversus abdominis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe helpt de pectoralis major/minor bij ademhaling

A

Trekt ribben omhoog bij inademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe helpt de Serratus Anterior bij ademhaling?

A

Heffen van ribben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe helpt de Intercostalis externi bij ademhaling?

A

Naar buiten duwen v/d ribben bij inademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe helpt de diafragma bij ademhaling?

A

Trekt longen naar beneden bij inademing

Ontspant bij uitademing

23
Q

Hoe helpt Transversus thoracis bij ademhaling

A

Trekt 2-6e rib naar beneden bij uitademing

24
Q

Hoe helpt intercostalis interni bij ademhaling/

A

Depressie v/d ribben bij uitademing

25
Hoe helpt de rectus abdominis bij ademen?
Duwt diafragma omhoog bij uitademing
26
Hoe helpt de obliquus internus/externus bij ademen
Duwt diafragma omhoog bij uitademing
27
Hoe helpt de transversus abdominis bij ademen?
Duwt diafragma omhoog bij uitademing
28
Wat houdt de Totale longcapaciteit in (TLC)?
Volume lucht in de longen bij maximale inspiratie – de maximale hoeveelheid die de longen kunnen bevatten
29
Wat houdt Reserve Volume (RV) in?
Resterende volume lucht in de longen na volledige uitademing – hoeveelheid lucht die niet uitgeademd wordt
30
Wat houdt Functionele Reserve Capaciteit (FRC)in?
Volume lucht dat achterblijft in de longen na een normale, rustige, ongeforceerde uitademing
31
Wat is de ''formule'' voor TLC?
RV + VC
32
Wat is de dynamische longvolumina?
Hoeveelheid lucht die een persoon binnen een bepaalde tijd in- en/of uitademt
33
Hoe wordt de dynamische longvolumina gemeten?
Spirometrie
34
Waarvoor staat de afkorting FVC?
Expiratoire geforceerde Vitale Capaciteit
35
Wat is de FEV1?
Het in 1 seconde uitgeademde volume
36
Wat is COPD? | Chronical obstruction pulmonal disease
- Dyspneu - Emfyseem of chronische bronchitis - Progressief - Overgevoeligheid v/d luchtwegen bij: gassen & deeltjes - Gedeeltelijk kan COPD reversibel zijn
37
Wat zijn symptomen van Bronchocontrictie?
- Mucosazwelling - Ophoping mucus - elasticiteitsverlies parenchym - Bronchospasme - Emfyseem - Chronische bronchitis
38
Waaruit bestaat epitheel v/d binnenwand v/d bronchien?
- Trilharen (cilia) - Slijmklieren - Mucuslaag
39
Wat gebeurt er met mucustransport bij chronische bronchitis?
Mucustransport is het verdedigingsmechanisme tegen indringers. Transport van mucus veranderd door chronische ontsteking aan binnenkant v/d bronchien. Slijmklieren gaan daardoor veel meer slijm aanmaken waardoor bronchien verstopt raken met slijm. In slijm gaan bacterien zitten waardoor het chronisch ontsteekt
40
Verminderd mucociliair transport kan mechanische, chemische + infectueuze oorzaken hebben:
- Geremde trilhaarbeweging - Afname cilia - Te dikke percilaire laag (klein klaagje water waar cilia in staan zodat ze kunnen bewegen) - Te dikke visco-elastische samenstelling van mucus
41
Wat gebeurd er met autonoom spierweefsel bij chronische bronchitis?
Contraheerd
42
Wat zijn symptomen van chronische bronchitis?
- Hoesten - Sputum opgeven - Dyspneu
43
Hoe ontstaat blauwverkleuring (cyanose)?
Lucht wat eruit moet komen, komt er niet uit en lucht wat naar alveoli moeten kan daar niet komen. Hierdoor is er minder diffussie waardoor zuurstoftransport afneemt. Hierdoor krijgen lichaamsdelen niet genoeg zuurstof, waardoor blauwkleuring ontstaat
44
Wat zijn risicofactoren voor chronische luchtwegobstructie (COPD)
- Roken - Voeding - Infecties - Sociaal economische status - Leeftijd - Occupational & chemical - Environmental tobacco smoke - Indoor and outdoor air pollution
45
Wat zijn de prognostische factoren voor COPD?
- Leeftijd + FEV1 waarde - TLC (RV), rusthartfrequentie, uithoudingsvermogen correlatie mortaliteit - Hyperreactiviteit - Persisterend roken - Mucushypersecretie - Hypoxemie - Gewichtsverlies
46
Wat zijn symptomen van COPD>
- Hoesten - Sputum - Kortademigheid - Spirometrie - Eventuele thoracale ademhaling --> hyperinflatie Obstructie geeft hyperinflatie agv thoracaal adempatroon: - Scaleni - Tracheadip - Hoover sign
47
Wat houdt GOLD 1 in?
- Mild | - FEV1 80% of >80% voorspeld
48
Wat houdt GOLD 2 in?
- Gemiddeld | - 50 of minder FEV1. <80% voorspeld
49
Wat houdt GOLD 3 in?
- Erg | - 30% of minder FEV1, <50% voorspeld
50
Wat houdt GOLD 4 in?
- Zeer ernstige COPD | - FEV1 <30% voorspeld
51
Mate van beperking bij GOLD 1?
Geen beperking door dyspneu
52
Mate van beperking bij GOLD 2?
Geringe beperking: - Probleemloos in rust - Normale fysieke activiteiten veroorzaken dyspneu
53
Mate van beperking GOLD 3?
Matige beperking: - Probleemloos in rust - Minder dan normale fysieke activiteiten veroorzaken dyspneu
54
Mate van beperking GOLD 4?
Ernstige beperking: - Dyspneu in rust of; - Geringe fysieke activiteiten (ADL) veroorzaken dyspneu