Week 10 Flashcards

1
Q

Welke 3 soorten hormonale communicaties zijn er?

A
  • Endocrien
  • Paracrien
  • Autocrien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er aan de hand bij acromegalie?

A

Te veel groeihormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is er aan de hand bij de ziekte van Cushing?

A

Hypercortisolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is er aan de hand bij de ziekte van Addison?

A

Hypocortisolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is er aan de hand bij de ziekte van Graves?

A

Hyperthyreoïdie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is er aan de hand bij de ziekte van Hashimoto?

A

Hypothyreoïdie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werken de grote neuronen in de hypothalamus?

A
  • Ze gaan door naar de hypofyse achterkwab
  • Geven daar hun hormonen af aan bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werken de kleine neuronen in de hypothalamus?

A

Ze geven releasing factors af, gaan naar de hypofyse voorkwab va bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor structuur heeft de hypofyse voorkwab?

A

Klierstructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor structuur heeft de hypofyse achterkwab?

A

Zenuwstructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de kenmerken van de hypothalamus-hypofyse-bijnier as? (CZS→ hypofyse, hypofyse → target en negatieve terugkoppeling vanuit target)

A
  • CZS → hypofyse: CRH/vasopressine
  • Hypofyse → target: ACTH
  • Negatieve terugkoppeling vanuit target: cortisol/androgenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de kenmerken van de hypothalamus-hypofyse-schildklier as? (CZS→ hypofyse, hypofyse → target en negatieve terugkoppeling vanuit target)

A
  • CZS → hypofyse: TRH
  • Hypofyse → target: TSH
  • Negatieve terugkoppeling vanuit target: schildklierhormoon, T4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kenmerken van de hypothalamus-hypofyse-groeihormoon as? (CZS→ hypofyse, hypofyse → target en negatieve terugkoppeling vanuit target)

A
  • CZS → hypofyse: somatostatine (-), GHRH (+)
  • Hypofyse → target: groeihormoon
  • Negatieve terugkoppeling vanuit target: IGF-1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de kenmerken van de hypothalamus-hypofyse-gonaden as? (CZS→ hypofyse, hypofyse → target en negatieve terugkoppeling vanuit target)

A
  • CZS → hypofyse: GnRH
  • Hypofyse → target: LH/FSH
  • Negatieve terugkoppeling vanuit target: steroïdhormonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt dopamine bij prolactine?

A

Dopamine remt prolactineafgifte, bij zoogreflex wordt dopamineafgifte geremd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt Oxytocine bij borstvoeding?

A

Oxytocine zorgt voor borstspiersamentrekking, bij zoogreflex wordt oxytocineafgifte geremd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het nut van bindende eiwitten?

A

Remmen activiteit en afbraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke hormonen zijn hoog tijdens slaap?

A
  • GH
  • TSH
  • PRL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke hormonen stijgen in de vroege ochtend?

A
  • ACTH
  • Cortisol (doordat het ACTH volgt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de drie domeinen van G-eiwit gekoppelde receptoren?

A
  1. Hormoonbinding
    • Affiniteit
    • Specialiteit
  2. Transmembraan
    • Verankering
  3. Transductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe ontstaat ACTH?

A

Na klieving POMC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waaruit bestaat TSH?

A

Uit een a en een b subunit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat kenmerkt a-subunits van TSH?

A

Ze zijn gemeenschappelijk binnen de familie van hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat kenmerkt b-subunits van TSH?

A

Ze zijn hormoonspecifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de volgorde van ACTH signaaltransductie?
1. MC2R 2. Gs 3. Adenylylcyclase 4. cAMP 5. PKA 6. Fosforylering en genregulatie 7. Cortisol
26
Wat is de volgorde van TSH signaaltransductie?
1. TSH receptor 2. Gs 3. Adenylyscyclase 4. cAMP 5. PKA 6. Fosforylering en genregulatie 7. T4
27
Wat gebeurt er bij GPCR activatie?
a-unit laat los en bindt GTP
28
Wat doet het Gs eiwit?
Zorgt voor amplificatie door adenylyl cyclase
29
Wat doet adenylyl cyclase?
Het zet ATP om tot cAMP cAMP activeert proteïne kinase A
30
Waardoor heeft cAMP een korte werking?
Het wordt snel afgebroken door fosfodiesterases
31
Waardoor wordt adenylyl cyclase geremd?
Door Gi
32
Waaruit bestaat proteïne kinase A?
Uit 2 regulatoire en 2 katalytische subunits
33
Hoe wordt proteïne kinase A geactiveerd?
cAMP bindt aan de regulatoire subunits en het complex dissocieert
34
Hoe recruteert proteïne kinase A gentranscriptie?
Op de cAMP respons bindt CREB, dit bindt aan een specifieke basenvolgorde en recruteert transcriptie
35
Wat is de functie van G2?
Stimulatie van adenlyl cyclase door cAMP verhoging, hierdoor activering proteïne kinase A
36
Wat is de functie van G2?
Stimulatie van adenlyl cyclase door cAMP verhoging, hierdoor activering proteïne kinase A
37
Wat is de functie van Gi?
Remming van adenylyl cyclase door cAMP verlaging, remming proteïne kinase A
38
Wat is de functie van Gq?
Ca2+ verhoging, hierdoor activering van proteïne kinase C
39
Wat is de functie van G12/13?
Rock door Rho activering
40
Wat is het gevolg van een inactieve MC2R mutatie?
Familiaire cortisol deficiëntie
41
Wat is het gevolg van een alternatieve MC2R mutatie?
MRAP
42
Wat is het gevolg van een inactieve TSH receptor mutatie?
Hypothyreoïdie
43
Wat is het gevolg van een actieve TSH receptor mutatie?
Hyperthyreoïdie, adenoom
44
Wat is er mis bij het McCune-Albright syndroom?
Activerende mutatie GNAS gen, hierdoor botdystrofie, endocriene tumoren
45
Wat is er mis bij multipele hormoon resistentie?
Een inactiverende mutatie van het GNAS gen
46
Wat is er mis bij het Carney complex?
Inactiverende mutatie van de regulerende subunit van PKA
47
Wat is er mis bij bijnier hyperplasie?
Een inactiverende mutatie in fosfodiësterase of een activerende mutatie in de katalyserende subunit van PKA
48
Hoe werkt een inverse agonist?
Bindt aan receptor met inactieve conformatie, remt basale of constitutieve activiteit van receptor
49
Welke 2 soorten syndroom van Cushing zijn er?
1. ACTH-afhankelijk 2. ACTH-onafhankelijk
50
Welke 2 soorten ACTH-afhankelijke cushing zijn er?
- Hypofyse hormoon cushing - Ectopische ACTH productie
51
Welke 3 soorten ACTH-onafhankelijke cushing zijn er?
- Bijnier adenoom - Bilaterale bijnier hyperplasie - Bijnier carcinoom
52
Wat is de presentatie van Cushing?
- Centrale vetdistributie - Hypertensie - Diabetes - Psychose - Osteoporose - Dik gezicht (moon face)
53
Wat is de voornaamste oorzaak van mortaliteit bij mensen het het syndroom van Cushing?
Cardiovasculaire problemen
54
Hoe wordt het immuunsysteem onderdrukt bij het syndroom van Cushing?
Cortisol onderdrukt het immuunsysteem
55
Op welke 3 manieren kun je diagnostiek bij het syndroom van Cushing uitvoeren?
1. 24h urine cortisol 2. 1 mg dexamethason suppressie test 3. Middernacht speekselcortisol
56
Hoe werkt 24h urine cortisol?
- 2-3 verzamlingen - Beperkte sensitiviteit
57
Wat is de cut off bij de dexamethason suppressie test?
<50 nmol/L
58
Wat hoort er te gebeuren bij een gezond persoon bij de dexamethason suppressie test?
Hypofyse remming, hierdoor geen ACTH/cortisol
59
Wat gebeurt en bij een Cushing persoon bij de dexamethason suppressie test?
Bij een adenoom gaat de cortisolproductie gewoon door
60
Wat heeft invloed op de middernacht speeksel cortisol test?
- Bloed contaminatie - Nachtdiensten - Leeftijd - Comorbiditeit
61
Hoe maak je onderscheid tussen echt cushing en pseudo cushing?
Met de middernacht speekselcortisol, dit is bij pseudo cushing laag en bij normaal cushing hoog
62
Wat zijn 3 belangrijke oorzaken van pseudo cushing?
1. Psychiatrische ziektebeelden 2. Alcoholmisbruik 3. Morbide obesitas
63
Wat onderzoek je bij bilaterale sinus petrosus inferior sampling?
De ACTH concentraties aan beide kanten van de hypofyse Als 1 kant hoger, dan ACTH-afhankelijke cushing
64
Waardoor kan ACTH-onafhankelijke Cushing worden veroorzaakt?
1. Bijnieradenoom 2. Bilaterale bijnierhyperplasie 3. Bijniercarcinoom
65
Waardoor kan ectopisch ACTH syndroom door worden veroorzaakt?
Neuroendocriende tumoren, voornamelijk in de long
66
Wat zijn acute complicaties van ectopisch ACTH syndroom?
1. Infecties 2. Thromboembolisce complicaties 3. Hypertensie en hypokaliëmie 4. Psychiatrische ocmplicaties
67
Wat zijn de 4 stappen in de behandeling van de ziekte van Cushing?
1. Transsphenoidale adenectomie 2. Tweede transsphenoidale operatie 3. Radiotherapie 4. Bilaterale bijnierextirpatie
68
Wat is de remissie en recidief kans bij transsphenoidale adenectomie?
- Remissie 60-90% - Recidief to 25%
69
Waar heb je een hogere kans op bij een tweede transsphenoidale operatie?
Een risico op hypopituiratisme
70
Wat is de kans op remissie van cushing bij radiotherapie?
60-80%
71
Wat is het nadeel van bilaterale bijnierexpirtatie?
Levenslange gluco- en mineraalcoricoïdsubstitutie
72
Wat is het verschil tussen primair en secundair hypercortisolisme?
Primair: het probleem zit bij de bijnieren Secundair: het probleem zit bij de hypofyse
73
Wat zijn enige verschijnselen van primair hypocortisolisme?
- Gewichtsverlies - Hyperpigmentatie - Hypotensie - Vitiligo
74
Hoe wordt bij primair hypercortisolisme de hyperpigmentatie veroorzaakt?
Bij ACTH productie komt a-MSH vrij, dit stimuleert melanine
75
Hoe wordt bij primair hypercortisolisme vitiligo veroorzaakt?
Door een auto-immuun reactie, niet ACTH gemediëerd
76
Wat is de oorzaak van primair hypercortisolisme bij pasgeborenen?
Bijnierhypoplasie
77
Wat zijn de mogelijke oorzaken van primair hypercortisolisme bij jong volwassenen?
- autoimmuun - X-gebonden - TBC
78
Wat zijn de mogelijke oorzaken van primair hypercortisolisme bij volwassenen?
- AIDS - TBC - Metastases - Bijnierbloedingen
79
Wat zijn de twee grootste veroorzakers van primair hypercortisolisme in de westerse wereld?
75% Autoimmuun 25% TBC
80
Welke abnormale labwaardes worden gevodnen bij primair hypercortisolisme?
- Hyponatriëmie - Hypokaliëmie - Anemie - Eosinofilie - Hypercalciëmie - Hypoglycemie - Lymfocytose
81
Wat doe je bij een synACTHen test?
Je spuit ACTH in, je beoordeelt dan de activiteit van de bijnier
82
Wat is een normale uitslag van de ACTH test?
Cortisol > 525 nmol/L Cortisol stijging > 190 nmol/L
83
Welke klachten komen niet voor bij secundair hypocortisolisme
- Hyperpigmentatie - Vitiligo - Zouthonger - Hypotensie
84
Wat zijn 4 mogelijke oorzaken van secundair hypocortisolisme?
- Hypofysepathologie - Hoofdtrauma (met verminderde bloedflow naar hypofyse) - Geïsoleerde ACTH deficiëntie - Corticosteroïd withdrawal
85
Welke 2 soorten diagnostiek worden uitgevoerd bij secundair hypocortisolisme?
Insulinetolerantietest Metopirontest
86
Wat hoort er bij een insulinetolerantietest moeten gebeuren?
Cortisol stijgt (bij secundair hypocortisolisme gebeurt dit niet)
87
Wat hoort er bij een metopirontest te gebeuren?
ACTH hoort toe te nemen en daarna ook 11-desoxycortisol
88
Hoe werkt een metopirontest?
Metopiron blokkeerst de laatste stap van de cortisolvorming, 11-desoxycortisol zou moeten ophopen
89
Wat is de behandeling bij primair hypocortisolisme?
- 15-30 mg hydrocortison per dag - 0,1 mg fludrocortison (aldosteron) per dag - Bij vrouwen met overblijvende klachten 50 mg DHEA per dag
90
Wat is de behandeling bij secundair hypocortisolisme?
- 15-30 mg hydrocortison per dag - Bij vrouwen met overblijvende klachten 50 mg DHEA per dag
91
Wat zijn de gevolgen van bijnierschorsinsufficiëntie bij ziekte?
- Onverklaarde circulatoire collaps - Onvoldoende reactie op inotropica - Koorts zonder reactie op antibiotica
92
Wanneer worden corticosteroïden als substitutie gebruikt?
Bij prim. en sec. hypocortisolisme
93
Wanneer worden corticosteroïden als antiinflammatoir middel gebruikt?
- Bij auto-immuun ziektes - Allergie, anafylaxie - Post-transplantatie
94
Wat is het werkingsmechanisme van corticosteroïden (4)
1. Suppressie cytokineproductie 2. Inhibitie lymforcyten proliferatie 3. Inhibitie antistofproductie 4. Inhibitie fagocytose
95
Wat zijn 4 acute complicaties van het gebruik van corticosteroïden?
1. Ontregeling van diabetes mellitus 2. Vochtretentie 3. Ulcus/gastritis 4. Psychose
96
Wanneer wordt de hypofyse-bijnier as ontregeld?
- Bij ≥ 20 mg prednison per dag - Bij het syndroom van Cushing - Bij een afbouwschema van corticosteroïden - Bij een stress schema van cortisoltoediening
97
Wat zijn 4 dingen die voorkomen in de kliniek bij endocriene hypertensie?
- Hypertensie - Hypokaliëmie, echter lang niet altijd! - Verhoogd plasma aldosteron - Onderdrukt plasma renine
98
Hoe wordt primair hyperaldosteronisme ook wel genoemd?
De ziekte van Conn
99
Wat zijn de twee meest voorkomende oorzaken van primair hyperaldosteronisme?
- Bilaterale bijnierhyperplasie - Aldosteron producerend adenoom
100
Wanneer wil je gaan screenen voor primaire hyperaldosteronisme?
- Hypertensie met hypokaliëmie - Ernstige hypertensie - Hypertensie op jonge leeftijd - Behandeling met ≥ 3 antihypertensiva
101
Wat verwacht je van aldosteron en renine bij iemand met primair hyperaldosteronisme?
Hoog plasma aldosteron, laag plasma renine
102
Welke 4 tests kun je doen na de eerste screening om primair hyperaldosteronisme vast te stellen?
1. Zoutbelastingstest 2. 24-uurs urine 3. Rust-inspanningstest 4. Captopril test
103
Wat zou er moeten gebeuren bij een zoutbelastingstest?
Aldosteron zou moeten dalen
104
Wat meet je in een 24-uurs urinetest bij vermoeden op primair hyperaldosteronisme?
Kalium Aldosteron 18-hydroxycortisol
105
Wat is de chirurgische therapie bij primair hyperaldosteronisme?
Adrenalectomie
106
Wat is de uitkomst van andrenalectomie bij primair hyperaldosteronisme?
- Normokaliëmie - 50% normotensie
107
Wat zijn de 3 soorten medicatie die men kan nemen bij primair hyperaldosteronisme?
1. Mineraalcorticoïdreceptor antagonist 2. Amiloride → remt Na+ opname in nier 3. Thiazide diureticum
108
Wat is een feochromocytoom?
Tumor van het bijniermerg (kan ook naast/buiten bijnier zijn) waardoor er overproductie van catecholaminen plaatsvindt
109
Wat is de prevalentie van feochromocytoom?
0,05-2% bij mensen met hyeprtensie
110
Wat zijn de leeftijden behorend bij een andrenaal of extra-adrenaal feochromocytoom?
Adrenaal: >60jr Extra-adrenaal <20 jr
111
Wat zijn de symptomen van een feochromocytoom?
- Transpireren - Hoofdpijn - Hypertensie - Palpitaties - Etc, eigenlijk alles wat bij een stressreactie hoort
112
Wanneer heb je vermoeden op een feochromocytoom?
- Bij een typisch klachtenpatroon - Refractaire hypertensie - Maligne hypertensie - Hypertensieve respons op B-blokkers - Bloeddruk labiliteit - Positieve familieanamnese
113
Welke 4 soorten diagnostiek worden bij een feochromocytoom gebruikt?
- Plasma (nor)adrenaline en (nor)metanefrine - Urine (nor)metanefrine - 123I-MIBG scan - Gallium PET-scan
114
Waarom mag er bij een feochromocytoom geen punctie worden gedaan?
Dan kan er een overmatige hoeveelheid catecholaminen vrijkomen, die dodelijk kan zijn
115
Waarom wil je (nor)metanefrine meten?
Dit zijn metabolieten van (nor)adrenaline met een veel langere halfwaardetijd
116
Wat zijn de soorten therapie voor een feochromocytoom?
- Adrenalectomie - Curatief - Medicamenteus
117
Welke medicatie kun je bij een feochromocytoom geven?
- a-blokkers - Calciumkanaalblokkers - Nitroprusside, nitroglycerine
118
Hoe werk 123I-MIBG?
Dit bindt aan catecholamine producerende cellen, zo is te zien hoe veel cellen catecholamines produceren
119
Waar ontstaat de adrenale cortex uit?
Uit het mesoderm
120
Waar ontstaat de adrenale medulla uit?
De neurale buis
121
Wat is hyperplasie?
Een toename van het aantal cellen, reversibel
122
Wat is hypertrofie?
Een toename van de individuele celgrootte
123
Wat is neoplasie?
Autonome groei, niet reversibel
124
Wat maakt de zona glormerulosa aan?
Aldosteron
125
Wat maakt de zona fasciculata?
Cortisol
126
Wat maakt de zona reticularis?
Androgenen en oestrogenen
127
Hoe zit de bijnierschors microscopisch in elkaar?
Nestjes basofiele cellen omgeven door sustentaculaire cellen
128
Wat is een exogene oorzaak van het syndroom van Cushing?
Steroïdgebruik
129
Wat zijn 3 endogene oorzaken van het syndroom van Cushing?
- ACTH-producerende tumor in de hypofyse - Cortisol-producerende tumor in de bijnier - Tumor in ander orgaan dat ACTH maakt, paraneoplastisch
130
Waardoor kan een overproductie van androgenen komen?
- Meestal tgv auto, recessieve CAH met zeer variabel klinische presentatie - Neoplasie met viriliserende kenmerken - Eerder carcinoom dan adenoom.
131
Wat zijn 2 redenen voor acute bijnierinsufficiëntie?
- Waterhouse-Friedrischsen syndroom - Plots stoppen met exogene cortison nar lange tijd
132
Wat is Waterhouse-Friedrichsen syndroom?
Bilaterale bijnierbloeding bij kinderen met daverende sepsis
133
Wat zijn 3 redenen voor chronische bijnierinsufficiëntie?
- Auto-immuun adrenalitis - Infecties - Metastasen
134
Waarom worden ‘stille’ adenomen en carcinomen in het bijniermerg groot?
Ze produceren geen hormonen
135
Wat is een feochromocytoom?
Een catecholamine-producerende tumor in het bijniermerg
136
Wat is een paraganglioom?
Een catecholamine producerende tumor buiten de bijnier
137
Komt een adenoom of een carcinoom vaker voor?
Frequentie van adenomen is veel hoger dan die van carcinomen
138
Wat is de enige definitieve manier van het classificeren tussen een adenoom en een carcinoom?
Carcinomen kunnen metastaseren, adenomen niet.
139
Wat zijn de gewichten van een carcinoom en een adenoom?
Carcinoom > 100 g, adenoom < 50 g
140
Wat zijn de groottes van een carcinoom en een adenoom?
Carcinoom > 5-6 cm, adenoom < 5 cm
141
Waar is de richting van de balans van afhankelijk bij selectieve receptor modulators?
Richting balans is afhankelijk van concentratie coactivatoren en corepressors
142
Wat zijn de 7 stappen van signaaltransductie van kernreceptoren?
1. membraandiffusie of membraantransport 2. binding aan receptor-dimeer (cytoplasma of kern) 3. binding aan HRE (=DNA) 4. dissociatie van corepressors 5. associatie coactivatoren 6. activatie van transcriptie initiatie complex 7. gen transcriptie
143
Wat zijn 4 kenmerken van kernreceptoren?
- Eiwitten die zich in de kern bevinden - Transcriptie factoren - Ligand afhankelijk - Ligand binding leidt tot conformatie verandering
144
Wat is het verschil tussen een kernreceptor en een normale transcriptiefactor?
Een kernreceptor is een ligand afhankelijke transcriptiefactor wat e cel in gaat, bij een normale transcriptiefactor vindt communicatie via een second messenger plaats
145
Welke 3 soorten kernreceptoren zijn er?
1. Homodimeer 2. Heterodimeer 3. Orphan receptor
146
Wat zijn de 5 functionele domeinen van kernreceptoren?
1. Hormoonbindend domein 2. DNA binden domein 3. Dimerisatie domein 4. Transactivatie domein 5. Kernlocalisatie domein
147
Wat zijn eigenschappen van het ligand/hormoon binden domein?
- Hormoon-specifiek en hoge affiniteit - Structuur: dynamisch, conformatieveranderingen - Binding pocket bestaat uit specifieke aminozuren - “Kooi” van 12 helices, muizenval, ca 250 aminozuren
148
Wat zijn eigenschappen van het DNA bindend domein?
- Receptor-specifiek en hoge affiniteit voor DNA - Structuur dynamisch, conformatieverandering - DNA herkenning door drie aminozuren - 3D structuur: 3 α-helices met twee Zn clusters - Ca. 70 aminozuren, veel Arg en Lys - Dimerisatie motief
149
Wat is het hormoon respons element?
Deze zorgt voor de interactie van de kernreceptor met het specifieke DNA segment
150
Wat zijn 2 eigenschappen van het hormoon respons element?
- Korte sequentie in/nabij promotor regio van gen - Meestal 2 korte herhaalde DNA sequenties (concensus, repeats van 6bp), gescheiden door variabele sequentie van 3bp - Receptor afhankelijke consensus sequentie
151
Wat zijn de HRE’s van steroïd receptoren?
Inverted repeat HRE’s (palindrom HRE’s)
152
Wat zijn de HRE’s van RXR partners?
- Direct repeat HRE’s - Inverted repeat HRE’s
153
Wat zijn de HRE’s van orphan receptor dimeren?
- Direct repeat HRE’s - Everted repeat HRE’s
154
Wat zijn de HRE’s van orphan receptor monomeren?
Halfsite HRE’s
155
Hoe werken de activatie en repressie van cortisol?
Activatie: door cortisol met coactivatoren Repressie: het wordt inactief gehouden door het heat shock eiwit, zodra een hormoon bindt laat dit los
156
Hoe werken de activatie en repressie van schildklierhormoon/T3?
Activatie: door T3, met coactivatoren Repressie: met corepressors
157
Wat zijn de criteria waaraan een coactivator moet voldoen?
- Interactie met de ligand-gebonden receptor - Versterken van de activatorfunctie van de receptor - Intrinsiek vermogen om transcriptie te activeren - Dissociatie van receptor na dissociatie van het hormoon
158
Wat zijn criteria waaraan een corepressor moet voldoen?
- Interactie met de onbezette receptor - Versterken van de repressor functie van de receptor - Intrinsiek vermogen om transcriptie te onderdrukken - Dissociatie van de receptor na binding hormoon
159
Wat zijn de verschillen in receptor tussen cortisol en T3?
Cortisol: glucocorticoïd receptor T3: T3 receptor
160
Wat zijn de verschillen in membraantransport tussen cortisol en T3?
Cortisol: diffusie T3: membraan transporter
161
Wat zijn de verschillen in receptorplaats en naar kern gaan tussen cortisol en T3?
Cortisol: receptor translocatie naar kern na binding van ligand T3: Receptor dimeer op DNA
162
Wat zijn de verschillen in dimerisatie tussen cortisol en T3?
Cortisol: receptor meestal een homodimeer (kan ook monomeer en heterodimeer zijn) T3: Receptor vormt meestal een heterodimeer (met RXR), (kan ook een monomeer of homodimeer zijn)
163
Wat is de variabele heterodimerisatie van T3?
Variabele heterodimerisatie met RXRα, RXRβ, RXRγ
164
Wat is de diversiteit van T3 werking?
- Weefsel-specifieke expressie van TRα en TRβ - Variabele heterodimerisatie met RXRα, RXRβ, RXRγ - Interactie van TRE met een monomeer, dimeer, of heterodimeer - Variabele samenstelling van het coactivatorcomplex - Bijdrage andere weefselspecifieke transcriptiefactoren
165
Wat doet een agonist bij kernreceptoren?
- Activatie transcriptie - Conformatie verandering van de receptor ten gunste van coactivator binding
166
Wat doet een antagonist bij kernreceptoren?
- Geen effect op transcriptie - Blokkeert effect van agonist door competitieve binding - Conformatie verandering van receptor ten gunste van corepressor binding
167
Wat doet een inverse agonist bij kernreceptoren?
Remt basale of constitutieve activiteit van kernreceptor
168
Hoe werken selectieve receptor modulators?
- Agonist werking in sommige weefsels en antagonist werking in andere weefsels - Conformatie verandering van receptor, een balans tussen agonisme en antagonisme werking
169
Waar is de richting van de balans van afhankelijk bij selectieve receptor modulators?
Richting balans is afhankelijk van concentratie coactivatoren en corepressors
170
Wat zijn de mogelijke co-regulators bij kernreceptoren?
- Co-activatoren - Co-repressors
171
Wat zijn de mogelijke liganden bij kernreceptoren?
- Agonist - Antagonist - Inverse agonist - Selectieve modulator
172
Waarom is bij Cushing de mortaliteit hoog?
De duur tot de diagnose duurt erg lang