Week 12 Flashcards

(245 cards)

1
Q

Wat zijn de mechanische functies van bot?

A
  • Structuur
  • Beweging
  • Bescherming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de synthetische functies van bot?

A
  • Vorming van bloedcellen
  • Vorming van afweercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de metabole functies van bot?

A
  • Opslag (groei)mineralen
  • Endocrien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 3 componenten van bot?

A
  • Botmatrix (90%)
  • Bloedvaten (8%)
  • Cellen (2%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke 2 componenten bestaat botmatrix?

A
  • Mineraal (hydroxyapatiet)
  • Extracellulaire eiwitmatrix
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat de extracellulaire eiwitmatrix van bot?

A
  • Collageen type I
  • Niet-collagene eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar ontstaan osteoblasten uit?

A

Uit mesenchymale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe heet een actieve osteoblast?

A

Een osteocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe heet een inactieve osteoblast?

A

Een lining cell

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van osteoblasten?

A

Maakt de eiwitmatrix en reguleert de mineralisatie (verkalking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van lining cells?

A

Bedekken het botoppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar liggen osteocyten?

A

Ingebed in het bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe veel van de botcellen zijn osteocyten?

A

90-95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de sensoren van belasting?

A

De osteocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe merken de osteocyten belasting?

A

Via canaliculi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat leidt tot dood van osteocyten?

A

Immobilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de stimulator van botafbraak?

A

RANKL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de remmer van botvorming?

A

Sclerostine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe reguleren osteocyten de fosfaat homeostase?

A

Door productie van FGF23

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar ontstaan osteoclasten uit?

A

Uit hematopoietische stamcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de stappen van hematopoietische stamcel tot osteoclast?

A
  1. Stamcel
  2. Monocyt
  3. Pro-osteoclast
  4. Osteoclast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarom is een afgesloten compartiment heel belangrijk bij osteoclasten?

A

Lokaal hele sterke zuurtegraad, afsluiten voorkomt verspreiding van zuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe ontstaat verzuring van de osteoclast?

A

Door protonpompen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welk enzym in de osteoclasten zorgt voor afbraak van het bot?

A

Cathepsine K

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke receptor is verantwoordelijk voor osteoclastvorming?
De RANK
26
Welke ligand bindt aan de RANK?
RANKL
27
Wat is de decoy receptor en hoe werkt het?
OPG (osteoprotegerine), dit voorkomt RANKL binding aan RANK en voorkomt zo osteoclastvorming
28
Wat gebeurt er als RANKL aan RANK bindt?
Er ontstaat een mutlinucleaire cel
29
Welke cellen produceren RANKL?
Osteoblasten
30
Op welke cellen bevindt RANK zich?
Op precursor mononucleaire osteoclasten
31
Welke kant gaat het adipocyt/osteoblast evenwicht in het beenmerg op tijdens veroudering?
Meer osteoblasten dan adipocyten, hierdoor fatty bone marrow
32
Wat voor soort bot is trabeculair bot?
Een sponsachtig netwerk van fijne botbalkjes en platen (trabekels)
33
Wat is de functie van trabeculair bot?
Efficiënte verdeling van belastingskrachten (sterkte en elasticiteit Mineraalmetabolisme bij deficiëntie
34
Hoeveel % van de botmassa is trabeculair bot?
20%
35
Waaruit bestaan trabekels?
- Lacuna - Osteocyten - Osteoclasten - Osteoblasten - Canaliculi - Lamellae
36
Wat is corticaal bot?
Dichte buitenkant van compact bot
37
Hoeveel % van de botmassa is corticaal?
80%
38
Welk soort bot heeft de hoogste ombouwactiviteit?
Trabeculair bot
39
Wat zijn de essentiële functies van corticaal bot?
- Verzorgt biomechanische sterkte - Aanhechtingsplaats voor pezen en spieren - Bescherming van beenmerg met daarin de stamcellen
40
Wat zijn Haverse systemen?
Lagen van bot met een centraal kanaal van bloedvaten, deze vormen een osteon
41
Waar vind je de Haverse systemen/kanalen van Volkmann?
In corticaal bot
42
Waar bevindt zich het periosteum?
Aan de buitenkant van het corticale bot
43
Waar bestaat de buitenste laag van het periost uit?
Bindweefsel en collageen
44
Waar bestaat de binnenste laag van periost uit?
Cellen (MSC’s)
45
Waar is het periost van voorzien?
Zenuwvezels, bloedvaten en lymfevaten
46
Wat is het endost?
Binnenkant van botweefsel, bekleedt de mergholte, binnenkant Haverse kanalen en trabeculair bot
47
Waar bestaat het endost uit?
Enkellaags: MSC’s en collageen vezels
48
Welke 2 soorten botvorming zijn er?
- Endochondrale botvorming - Intramembraneuse botvomring
49
Hoe werkt endochondrale botvomring?
Bot ontstaat uit kraakbeen
50
Wat is de diafyse bij endochondrale botvorming?
Het primaire ossificatiecentrum, richting het centrum
51
Wat is de epifyse bij endochondrale botvorming?
Het secundaire ossificatiecentrum, aan het uiteinde van het bot
52
Hoe ontstaat kraakbeenmatrix?
MSC’s → chondrocyten → kraakbeenmatrix
53
Welke botten worden via intramembraneuze botvorming gevormd?
Schedel en sleutelbenen
54
Wat houdt intramembraneuze botvorming in?
Botvorming direct uit botcellen, niet uit kraakbeen
55
Wat houdt appositionele groei in?
Afbraak binnenin, opbouw aan buitenkant
56
Wat houdt bot ‘modeling’ in?
De aanmaak van de botten, dit gebeurt voor het sluiten van de groeischrijven
57
Waar bevinden botgroei en -afbraak zich bij bot modeling?
Die zijn fysiek gescheiden
58
Wat houdt bot ‘remodeling’ in?
Dit gebeurt het hele leven lang, dit is het in stand houden van het bot. Essentieel om je bot gezond en sterk te houden
59
Waar bevinden botgroei en -afbraak zich bij bot ‘remodeling’?
In hetzelfde gebied, kleine reparaties
60
Wat is de volgorde van bone remodeling?
Rust → resorptie door osteoclasten → tijdelijk ontkoppeling → formatie door osteoblasten
61
Hoe lang duurt een bot remodeling cyclus?
6-9 maanden
62
Wat doet sclerostine?
Dit remt osteoblast activiteit
63
Welke 2 stoffen zorgen voor remming van botopbouw?
RANKL en sclerostine
64
Waardoor wordt sclerostine aangemaakt?
Door osteocyten
65
Wat is er aan de hand bij osteoporose?
Toegenomen activiteit BMU’s → meer botafbraak dan opbouw
66
Wat gebeurt er bij osteoporose?
- Onvolledige vulling van resorptie lacunae - Perforatie van trabekels - Verlies van botstructuur
67
Wat is er aan de hand bij sclerosteosis?
Verlaagde sclerosine expressie in osteocyten, hierdoor te weinig remming van osteoblasten en dus te veel botopbouw
68
Hoe wordt sclerosteose ook wel genoemd?
Van Buchem syndroom
69
Wat is Wolff’s law?
Bot wordt aangemakt en opgebouw afhankelijk aan hoeveel stress er op wordt geplaatst → Het bot past zijn externe vorm en de interne trabeculaire structuur aan in respons op de krachten die er op worden uitgeoefend
70
Waar zorgt een verhoogde mechanische belasting op het bot voor?
Verlaagde sclerostine expressie in osteocyten
71
Bij welke mensen is er te weinig belasting op de botten waardoor er minder opbouw is?
- Patiënten met wervelkolom beschadigingen - Langdurig bedlederige patiënten - Ouderen met verminderde mobiliteit - Astronauten blootgesteld aan microzwaartekracht
72
Wat gebeurt er met de corticale bot geometie bij veroudering?
- Botvorming aan buitenzijde om verlies aan de binnenzijde te compenseren - Grotere diameter → dezelfe botsterkte
73
Waarom is het dikker worden van corticaal bot tijdens veroudering ook slecht?
Er is dan een groter oppervlak beschikbaar voor botresorptie
74
Waar wordt calcium opgeslagen?
- Bot (hydroxyapatiet) - Klein deel in plasma
75
Voor welke dingen is calcium van belang?
- Membraanpotentiaal - Signaaltransductie - Spiercontractie - Bloedstolling - Hormoonafgifte
76
Waar wordt fosfaat opgeslagen?
- Bot (hydroxyapatiet) - DNA, RNA, ATP, ADP - Kleine fractie in serum als inorganisch fosfaat
77
Waar is fosfaat voor van belang?
Fosforylering receptoren en eiwitten
78
Hoe veel van het calcium bevindt zich in bot en hoe veel in de extracellulaire vloeistof?
99% in bot, 1% in ECV
79
Hoe veel van het fosfaat bevindt zich in bot en hoe veel in de extracellulaire vloeistof?
85% in bot, 15% in ECV
80
Wat zijn de extra- en intracellulaire calciumconcentraties?
Extracullulair: 10^-3 M Intracellulair: 10^-6 M
81
door welke 4 hormonen wordt de extracellulaire calciumconcentratie gereguleerd?
- Calciotrofe hormonen - PTH - 1,25-(OH)2D3 - Calcitonine
82
Waardoor wordt de intracellulaire calciumconcentratie gereguleerd?
- Pompen - Plasmamembraan - Mitochondriën
83
Welke fractie van het circulerend calcium is geïoniseerd?
50%
84
Welke fractie van het circulerend calcium is eiwitgebonden?
40%, dit is pH afhankelijk
85
Welke fractie van het circulerend calcium is gecomplexeerd (bijv. citraat, sulfaat, fosfaat)
10%
86
Welke soort calcium is biologisch actief?
Geïoniseerd calcium
87
Waarom wordt de calciumberekening gecorrigeerd?
Het wordt gecorrigeerd voor albuminespiegels
88
Wat is het belangrijkste effect van PTH op calcium?
Het houdt serum Ca 2+ spiegels constant
89
Hoe mobiliseert PTH Ca en P uit het skelet?
Het stimuleert osteoclastaire botresorptie
90
Wat voor effecten heeft PTH in de nier?
- Verhoging renale Ca-drempel en verlaging p-drempel - Stimulatie 1a-hydroxylase in de nier
91
Door de combinatie van welke 4 mechanismen houdt PTH de serum calcium spiegels constant?
1. Vrijmaken Ca2+ uit het bot 2. Terugresportie Ca2+ uit de nieren 3. Synthese van 1,25-(OH)2D3 4. Stimulatie absorptie Ca2+ uit de darmen
92
Wat gebeurt er seconden/minuten nadat er een dysfunctie van de parathyreoïdfunctie plaatsvindt in relatie tot PTH?
Rapid release van PTH uit vesicles
93
Wat gebeurt er uren nadat er een dysfunctie van de parathyreoïdfunctie plaatsvindt in relatie tot PTH?
Verhoogde PTH synthese door: - Verhoogde PTH mRNA - Verhoogd PTH genexpressie
94
Wat gebeurt er dagen nadat er een dysfunctie van de parathyreoïdfunctie plaatsvindt in relatie tot PTH?
Parathyreoïd hyperplasie met verhoogde secretoire capaciteit door cellulaire proliferatie
95
Waardoor wordt de omzetting van 25-OH-D3 tot 1,25-(OH)2D3 gestimuleerd?
Door PTH
96
Waardoor wordt de omzetting van 25-OH-D3 tot 1,25-(OH)2D3 geremd?
Door PO4^-3
97
Wat voor effect heeft Ca2+ op de parathyreoïden?
Remmend
98
Waar is het actief transport van calcium de darmen uit van afhankelijk?
Van 1,25(OH)2D3
99
Waar is het passief transport van calcium de darmen uit van afhankelijk?
Het gradiënt van calcium
100
Wat zijn de 2 effecten van calcitonine?
- Directe remming van osteoclastaire botresorptie - Receptoren in de hersenen, mogelijk voor pijn
101
Waaruit blijkt dat calcitonine misschien geen effect heeft op de calciumhuishouding?
- Geen effect op calcium bij verwijdering shcildklier - Geen effect op calcium bij medullair schildkliercarcinoom
102
Welke 2 hormonen zijn de belangrijkste regulatoren van de calciumhomeostase?
PTH en vitamine D
103
Wat zijn de 5 dingen waar PO4 voor nodig is?
- Bot (mineralisatie) - DNA - Fosforylering van receptoren, eiwitten - Energy opslag (ATP) - Zuur-base buffer
104
Hoe remt PTH de P reabsortpie?
Door het remmen van de NaPi transporter
105
Hoe verhoogt PTH de 1,25(OH)2D3 productie?
Door 1-a hydroxylase te stimuleren
106
Hoe stimuleert PTH de osteoclastaire botresorptie via de osteoblast?
Stimulatie RANKL, remming OPG
107
Wat zijn 3 belangrijke effect van vitamine D in de context van fosfaat?
1. Stimuleert de fosfaatabsorptie in de darm 2. Stimuleert osteoclastaire botresorptie 3. Stimuleert de productie van fibroblast groeifactor 23 (FGF23)
108
Via welke 2 routes zorgt FGF23 voor hypofosfatiëmie?
1. Verlaging NaPi activiteit en daardoor fosfaatreabsorptie 2. Verlaging vitamine D en daardoor fosfaatabsorptie
109
Waar door fosfatonine/FGF23 voor?
Fosfaatverlies via de nier
110
Wat houdt X-linked hypofosfatemie in?
Te veel FGF23, hierdoor te veel fosfaatverlies
111
Wat zijn klachten van het skelet die bij hypofosfatemie horen?
- Rachitis (jeugd) - Osteomalacie met verkrommingen (ouderen) - Botpijnen en breuken
112
Wat zijn klachten van de spieren die bij hypofosfatemie horen?
Spierpijn en spierzwakte (waggelgang)
113
In welke 4 organen/systemen krijg je klachten bij hypofosfatemie?
1. Skelet 2. Spieren 3. Hart 4. Hersenen
114
Wat is je DD bij een hypocalciëmie gepaard met laag PTH?
- Hypoparathyreoïdisme - Hypomagnesiëmie - Autosomaal odminante hypocalciëmie
115
Wat is je diagnose bij hypocalciëmie gepaard met normaal PTH?
Autosomaal dominante hypocalciëmie
116
Wat is de diagnose bij een hypocalciëmie, hoge PTH en lage 25(OH)D?
Vitamine D deficiëntie
117
Wat is de diagnose bij een hypocalciëmie, hoge PTH normale 25(OH)D en lage 1,23(OH)2D3?
- Secundaire hyperparathyreoïdisme - 1a-hydroxylase deificiëntie
118
Wat is de diagnose bij een hypocalciëmie, hoge PTH normale 25(OH)D en normale 1,23(OH)2D3?
- Pseudohypoparathyreoïdisme - Verlies van Ca2+
119
Wat is de diagnose bij een hypocalciëmie, hoge PTH normale 25(OH)D en hoge 1,23(OH)2D3?
Vitamine D resistentie
120
Wat zijn 2 risicogroepen voor vitamine D deficiëntie in Nederland?
Allochtonen en bejaarden
121
Waar toe leidt een vitamine D deficiëntie?
- Mineralisatiedefect skelet - Secundaire hyperparathyreoïdie
122
Wat doet bij vitamine D tekort de ernst van secundaire hyperparathyreoïdie toenemen?
Een lage inname van calcium
123
Waardoor neemt het PTH toe bij primaire hyperparathyreoïdie?
Op basis van primaire bijschildklierziekte
124
Waardoor neemt het PTH toe bij secundaire hyperparathyreoïdie?
Als gevolg van langdurige hypocalciëmie
125
Waardoor neemt het PTH toe bij tertiaire hyperparathyreoïdie?
Autonome PTH-overproductie ipv toegenomen PTH-afgifte in het kader van een secundaire hyperparathyreoïdie
126
Wat zijn 4 neurologische symptomen die bij hypercalciëmie horen?
- Concentratiestoornissen - Depressie - Verwardheid, coma - Verminderde spierkracht
127
Wat zijn 4 GI-gerelateerde symptomen die bij hypercalciëmie horen?
- Misselijkheid - Obstipatie - Ulcus pepticum - Pancreatitis
128
Wat zijn 2 urologische symptomen bij hypercalciëmie?
- Polyurie - Nierstenen
129
Wat zijn 2 soorten ritmestoornissen die bij hypercalciëmie horen?
- Bradycardie - AV-block
130
Wat is de DD bij iemand met hypercalciëmie en hoog PTH?
- Hyperparathyreoïdisme - Lithiumgebruik
131
Wat is de DD bij iemand met hypercalciëmie en normaal PTH?
Familiaire hypocalciurische hypercalciëmie
132
Wat is de DD bij iemand met hypercalciëmie een laag PTH en hoge 25(OH)D?
Vitamine D overdosis
133
Wat is de DD bij iemand met hypercalciëmie een laag PTH een laag/normale 25(OH)D en een hoge 1,25(OH)2D3?
- Vitamine D overdosis - Extrarenale 1a-hydroxylase activiteit
134
Wat is de DD bij iemand met hypercalciëmie een laag PTH een laag/normale 25(OH)D en een lage 1,25(OH)2D3?
- Osteolytic bone metastases - PTH-RP producing carcinoma - Milk alkali syndrome - Immobilisation - Thyrotoxicosis - Drugs (thiazides, tamoxifen)
135
Wat zijn 5 mogelijke oorzaken voor verminderde botdichtheid?
- Osteoporose - Osteomalacie - Metastasen - Multipel myeloom (M. Kahler) - Hyperparathyreoïdisme
136
- - Wat is de definitie van osteoporose?
Osteoporose is een ziekte met lage botdichtheid en verlies van normale botarchitectuur, leidende tot zwakheid van de botten en fragiliteit/fracturen
137
Wat voor 3 fracturen komen veel voor bij osteoporose
- Fracturen in de thoracic vertebrae - Polsfracturen - Fractuur in de nek van de femur
138
Welke mensen hebben een hogere kans op osteoporose?
- Postmenopausale vrouwen >60 - Oudere mannen >70 - Mannen en vrouwen > 50 met een voorgaande fractuur
139
Wat zijn 5 risicofactoren voor het ontwikkelen van osteoporose?
- Corticosteroïdgebruik > 3 maanden - Laag lichaamsgewicht < 60 kg - Familiegeschiedenis - Sedentaire levenswijze - Vaak vallen
140
Waarom zie je eerder osteoporose in de wervels?
Die bevatten meer sponsachtig bot
141
Wat zijn radiologische tekenen van osteoporose?
- Verminderde botdichtheid - Dunner worden van cortex - Verlies van secundaire trabeculae en prominente primaire trabeculae - Fracturen
142
Welke 3 soorten inzakking zijn er van de ruggenwervels?
1. Wedging 2. Biconcave 3. Pancake
143
Hoeveel % inzakking hoort bij de 3 gradaties?
1: 20-25% 2: 25-40% 3: >40%
144
Wat zijn 6 manieren voor het vaststellen van de bone mineral density?
1. DEXA scannen 2. Cortical/trabeculair bot ratio met metacarpaal indes 3. Quantitave computer tomography 4. CT 5. Echo 6. MRI
145
Wat zijn 6 manieren voor het vaststellen van de bone mineral density?
1. DEXA scannen 2. Cortical/trabeculair bot ratio met metacarpaal indes 3. Quantitave computer tomography 4. CT 5. Echo 6. MRI
146
Wat is de metacarpaalindex rond de leeftijd van 40?
50%
147
Wat is de gouden standaard voor het meten van botdichtheid?
DEXA
148
Wat zie je bij de wervelkolom bij osteomalacie?
Alle wervels zijn biconcaaf
149
Wat zijn Looser’s zones?
Delen ongecalcificeerde botmatrix
150
Wat is er aan de hand bij osteomalacie?
Te weinig calcium en fosfaat
151
Wat zie je op een scan bij morbus kahler/multipel myeloom?
De hele binnenkant van een wervel is weg
152
Wat zie je bij osteoblastische metastasen?
Wervels met een veel te grote dichtheid
153
Waarvoor gebruik je botdensitometrie?
Als je de massa, dichtheid of andere materiaaleigenschappen van bot wilt meten
154
Wat zijn de componenten van bott?
- Organische botmatrix - Minerale component - Kleine hoeveelheid magnesium, natrium en HCO3 - Water
155
Hoe wordt de uitslag van een BMD meting met DEXA weergegeven?
In grammen hydroxyapatiet/cm^2
156
Wat is de T-score bij BMD?
Afwijking van meting t.o.v. de gemiddelde waarde van jong-volwassenen
157
Waarom wordt bij BMD de T-score ipv Z-score gebruikt?
Het gaat om de kans op een fractuur, dus je moet het vergelijken met gezonde botten
158
Bij welke T-score telt het als osteopenie?
T tussen -1 en -2,5
159
Bij welke T-score telt het als osteoporose?
T < -2,5
160
Vanaf welke T-score telt het als ersntige osteoporose?
T < -2,5 en een osteoporotische fractuur
161
Wanneer wordt de botdichtheid onderschat?
Bij kleine mensen
162
Wanneer wordt de botdichtheid overschat?
Bij lange mensen
163
Hoezo wordt bij ingezakte ruggenwervels de botdichtheid overschat?
Dan is er evenveel massa in een kleiner volume
164
Waardoor kan een BMD meting worden beïnvloed?
- Artrose - Inzakkingen ruggenwervel - Vaatverkalking
165
Waarom hebben oudere mensen een verminderde kwaliteit van het bot? Noem 3 redenen
- Verhoging botombouwactiviteit - Vermindering van de onderlinge samenhang van botbalkjes - Verandering samenstelling van de botmatrix
166
Wat zijn 3 redenen waarom oudere mensen een verhoogde kans hebben op een botfractuur?
- Botverlies - Mindere botkwaliteit - Skelet onafhankelijke factoren (zoals vallen, reactie op vallen en absorptie van de val)
167
Waarom is er een verhoogde osteoclastactiviteit bij post-menopausale vrouwen?
Er is een RANKL overproductie door een onderproductie aan oestrogenen → hierdoor meer osteoclasten/osteoclastactiviteit
168
Waardoor is er een lagere fractuurincidentie bij mannen? Noem 5 redenen.
- Kortere levensverwachting - Hogere piekbotmassa - Grotere botten - Geen menopauze - Ander patroon van botverlies
169
Wat zijn de vaker voorkomende secundaire factoren bij mannen die osteoporose veroorzaken?
- Overmatig alcoholgebruik - Gebruik corticosteroïden - Testosteron deficiëntie
170
Wat geeft een hogere piekbotmassa voor voordeel?
Je krijgt minder snel osteoporose of -penie
171
Wanneer is de kans het hoogste op een recidieve fractuur bij iemand met osteoporose?
1-2 jaar na de initiële fractuur
172
Welke soort fractuur geeft de hoogste kans op een recidief?
Een wervelfractuur
173
Waarom geeft een wervelfractuur de hoogste kans op een recidieve fractuur?
Omdat dat de drukken binnen de wervelkolom veranderen (delen die eerst geen druk ondervonden nu opeens wel), daarom hogere kans op fractuur in andere wervels
174
Wat hebben corticosteroïden voor invloed op osteoblasten?
Ze ontwikkelen zich minder en gaan sneller in apoptose
175
Hoe veel van de mensen die chronisch corticosteroïden gebruiken krijgt een fractuur?
50%
176
Waarvan zijn de effecten van corticosteroïden op osteoporoseontwikkeling van afhankelijk?
- Dagelijkse dosis - Duur therapie - Cumulatieve dosis
177
Wat is de voornaamste secundaire oorzaak van osteoporose?
Corticosteoïdgebruik
178
Via welke 5 acties zorgen corticosteroïden voor meer botverlies?
1. Minder gonadale hormoonaanmaak (minder botformatie) 2. Meer PTH secretie 3. Minder vitamine D opname 4. Minder calcium reabsorptie in de renale tubuli 5. Minder last op skelet (immobilisatie)
179
Welke 3 groepen personen hebben een verhoogd fractuurrisico?
1. Personen > 50 jaar met een recente fractuur (<2 jaar) 2. Personen die glucocorticosteroïden gebruiken 3. Personen met risicofactoren voor een fractuur die niet binnen de andere 2 groepen vallen
180
Wat moet je doen bij personen > 50 jaar die recent een fractuur hebben gehad?
- Zo snel mogelijk: - DXA en vertebral fracture assessment - Labonderzoek - Valrisico bepalen
181
Wat wil je meten bij mannen tussen de 50 en de 70 die recent een fractuur hebben gehad?
Serum testosteron
182
Welke personen die behandeld worden met glucocorticosteroïden hebben een hoger fractuurrisico?
Indien prednison dosis ≥ 2,5 mg bij personen > 40 jaar een DXA en VFA verrichten
183
Wat is de uitkomst van de FRAX (fracture risk assessment tool)
De 10-jaars waarschijnlijkheid voor het optreden van een van de 4 belangrijkste osteoporotische fracturen
184
Wat zijn de 4 belangrijkste osteoporotische fracturen?
- Heup - Proximale humerus - Pols - Wervel
185
Wat is 1 van de belangrijkste beperkingen van FRAX?
Het corrigeert niet voor: - Wervelfracturen - Dosis en duur van steroïdgebruik - Valevents
186
Bij welke 3 groepen mensen moet je een DXA met VFA uitvoeren?
- Iedereen met een recente fractuur > 50 jaar - Mensen > 40 met ≥2,5 mg glucocorticosteroïden per dag - Mensen >60 zonder fractuur met een hoog risicoprofiel
187
Wat zijn 4 manieren van niet-medicamenteuze behandeling bij osteoporose?
- Lichaamsbeweging - Niet roken en geen overmatig alcohol - Niet te veel afvallen - Fractuurpreventie
188
Welke 4 medicaties zijn antiresorptiva?
- Oestrogenen - SERM’s (raloxifene) - Bisfosfonaten - Denosumad (antilichamen tegen RANKL)
189
Wat zijn 2 manieren voor fractuurpreventie?
- Valpreventie: eventueel valpolikliniek - Verminderen valimpact (heupbeschermers)
190
Wat is de aanbevolen hoeveelheid calcium per dag middels voeding?
1000-1100 mg
191
Hoeveel calciumsuppletie geef je bij <2 zuivelproducten?
1000 mg/dag
192
Hoeveel calciumsuppletie geef je bij 2-3 zuivelproducten per dag?
500 mg/dag
193
Wat is je advies voor vitamine D gebruik bij mensen met een verhoogd fractuurrisico?
20 ug vitamine D gebruiken
194
Hoe verminderen oestrogenen botresorptie?
Ze verminderen RANKL expressie
195
Waar staat SERM voor?
Selective Estrogen Receptor Modulator
196
Waar hebben SERM’s/raloxifene een reducterende invloed op?
- Reductie aantal wervelfracturen - Reductie kans mammacarcinoom
197
Waar hebben SERM’s/raloxifene geen invloed op?
Het aantal niet-wervel en heupfracturen
198
Via welke 2 mechanismes zorgen bifosfonaten voor een stijging van de BMD en een verbetering van de microarchitectuur?
- Remmen osteoclastfunctie - Verlaging botturnover → minder diepe putjes en minder BMU’s
199
Waar hebben bifosfonaten de grootste invloed op?
Op wervelfracturen
200
Welke 4 bifosfonaten zijn er?
1. Alendronaat 2. Risedronaat 3. Ibandronaat 4. Zolededronaat
201
Waarom houden de effecten van bifosfonaten lang na het staken aan?
Retentie in bot
202
Wat zijn de belangrijkste, vaak voorkomende bijwerkingen van bifosfonaten?
Maagdarm-klachten
203
Wat zijn 3 ernstige, maar zeldzame bijwerkingen van bifosfonaten?
1. Osteonecrose 2. Atriumfibrillatie 3. Atypische fractuur
204
Wanneer is de kans op een osteonecrose van de kaak hoog?
Wanneer er bij iemand die orale medicatie voor osteoporose neemt een tandheelkundige ingreep wordt gedaan
205
Wat is denosumab?
RANKL antilichamen
206
Hoezo gebeuren atypische femurfracturen?
Door een plaatselijke verdikking, hierdoor juist meer kans op fracturen
207
Wat is het gevolg van stoppen met het nemen van denosumab?
Verhoogd risico op wervelfracturen door veel meer resorptie
208
Waarom mag je nooit zomaar stoppen met denosumab?
Dan is de kans op wervelfracturen hoger
209
Wat zijn 2 belangrijke en gevaarlijke bijwerkingen van denosumab?
- Atypische femurfracturen - Osteonecrose van de kaak
210
Wat zijn de 2 botaanmaakstimulatoren die in Nederland worden gebruikt?
- Reriparatide - Romososumab
211
Wat is teriparatide?
Een PTH analoog
212
Op wat voor soort schema moet je PTH analogen toedienen?
1 hoge dosis per dag, dit zorgt voor botopbouw ipv resorptie
213
Hoe stimuleert teriparatide botaanmaak?
RANKL daalt, OPG stijgt → meer, beter functionerende osteoblasten
214
Wat voor fracturen geeft teriparatide een risicoreductie voor?
Wervelfracturen
215
Wat is rimososumab?
Een antilichaam tegen sclerostine
216
Bij welke groep is teriparatide de eerste keuze?
Postmenopauzale vrouwen
217
Wat voor medicatie wil je mensen met wervelfracturen liever geven?
Stimulatoren ipv antiresorptiva
218
Wanneer wil je mensen met osteoporose/val risicofactoren wel behandelen?
Als ze >70 jaar oud zijn
219
Wat doe je altijd bij mensen met een hoog fractuurrisico?
Leefstijladvies geven
220
Waar start je mee bij mensen met een indicatie voor medicatie tegen osteoporose?
Met oraal alendronaat of risedronaat
221
Wat moet je doen als je je behandeling met denosumab staakt?
Nabehandeling met bisfosfonaten
222
Wat voor soort pijn is er bij nierstenen?
Flankpijn
223
Wat voor soort pijn is er bij ureterstenen?
Koliekpijn
224
Welke erfelijke ziekte is de belangrijkste in het kader van niersteenvorming?
Cystinurie
225
Welke 5 factoren in de urine verhogen de kans op een niersteen?
- Hoog urine oxalaat - Hoog urine calcium - Laag urine citraat - Lage urine pH - Hoog urine urinezuur
226
Welke 3 soorten niersteenvorming zijn er?
1. Kristalvorming in het nefron en aggregratie hiervan er buiten 2. Steengroei door langzame uitgroei vanuit het interstitium 3. Urease producerende bacterie in de nier
227
Welke soort steenvorming vindt plaats bij hoge oververzadiging?
Kristalvorming in het nefron en aggregratie hiervan er buiten
228
Welke soort steenvorming vindt plaats bij lage oververzadiging?
Steengroei door langzame uitgroei vanuit het interstitium
229
Welke stenen zijn hard?
- Wheweliet - Brushiet - Cystine - Calcium
230
Welke nierstenen zijn zacht?
- Struviet - Urinezuur
231
Wat is de HU van een harde steen?
> 1000
232
Wat is de HU van een zachte steen?
< 500
233
Wat is de pH van de urine bij een infectiesteen?
pH > 8
234
Wat is de pH van de urine bij een urinezuursteen?
pH < 6
235
Hoe ontstaat een infectie niersteen?
- Urease producerende bacterie (Proteus, Klebsiella, Pseudomonas) - Urease breekt ureum af tot ammonium en hydroxide (hoge pH>8) - Samen met magnesium en fosfaat uit urine slaat ammonium neer
236
Wat is de volgorde van ingrepen bij nierstenen?
1. Pijnstilling en spontane lozing afwachten 2. Medical expulsion therapy 3. ESWL/vergruizing 4. URS (ureterorenoscopie) 5. Percutane nefrolitholapaxie 6. Open/laparoscopisch
237
Wanneer voer je bij een niersteen acute drainage uit?
Bij (dreigende) sepsis/nierfunctieverlies of ondraagbare pijn
238
Welke 2 soorten drains heb je voor nierdrainage?
Percutane drain of een cathether
239
Wat houdt medical expulsive therapy in?
NSAID en eventueel alfablokker, wachten op lozing.
240
Wat houdt orale chemolyse voor nierstenen in?
Alkaniseren bij pH-gevoelige stenen met kaliumcitraat of natriumbicarbonaat
241
Hoe groot kan de niersteen maximaal zijn bij vergruizing?
20 mm
242
Hoe groot kan de steen maximaal zijn bij een ureterorenoscopie?
1 cm
243
Wat is een voordeel en een nadeel van flexibele URS?
Voordeel: gaat meer met de slinger, minder schade, kan ook bij bloedingsneiging Nadeel: heel erg duur
244
Wanneer kies je voor percutane nefrolithopalaxie?
Bij grote calyx- of pyelumstenen
245
Wanneer kies je voor open/laparoscopische neirsteenchirurgie?
- Geimpacteerde ureterstenen - Complex steenlijden - Afunctionele nier - Chronisch geïnfecteerde nier