Week 11 Hoorcollege 4 t/m 6 Flashcards

Man met koorts en malaise, Patiënt met syndroom van Sjörgen, Patiënt met SLE, Patiënt met GPA (42 cards)

1
Q

wat houdt de ziekte van crest in?

A
  • calcinose
  • Raynaudfenomeen
  • Oesofagusmotiliteit
  • Sclerodactylie
  • Teleangiëctasiën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn sicca klachten en waar passen ze bij?

A

Klachten van droogheid (bij in de ogen, mond, keel, vaginaal, etc.)

Passen bij het syndroom van Sjögren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het syndroom van Sjögren?

A

Gegeneraliseerde auto-immuunziekte met betrokkenheid van de vochtproducerende klieren, met name de traanklieren en speekselklieren, die voornamelijk voorkomt op oudere leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de algemene verschijnselen van de ziekte van Sjörgen?

A

vermoeidheid, gewrichtspijn, spierpijn, algehele malaise, wat gepaard gaat met een verminderde transpiratie en droge slijmvliezen zonder aantasting van de hoeveelheid darmsappen.

Betrokkenheid van de longen, nieren, huid en zenuwen is ook mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een belangrijke complicatie van het syndroom van Sjörgen?

A

Bij een actieve ziekte is er een verhoogd risico op lymfoom, specifiek malt (mucosa associated lymfoïd tissue) lymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het cracker sign?

A

Het moeten drinken bij het eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de symptomen van het syndroom van Sjögren?

A

Altijd: dagelijkse hinderlijke last van ogen en/of mond; branderig/zandkorrel gevoel, rode of vermoeide ogen, last van rook, tocht, lenzen en tv kijken en een droge mond en moeite bij eten zonder drinken (cracker sign)
- hiernaast vaak (>50%) algemene verschijnselen, zoals; gewrichtspijn/-ontsteking (vluchtig, symmetrisch, niet erosief), spierpijn, vermoeidheid en algehele malaise
- bij 25-50% polyneuropathie, leukopenie, fenomeen van Raynaud en vasculitis
- bij 5-25% een non-Hodgkin lymfoom (grootste complicatie), antifosfolipidensyndroom, schildklierziekte, carpaal tunnelsyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan het dat sommige patiënten met het syndroom van Sjörgen juist tranende ogen hebben?

A

Door aantasting van de klieren van Meiboom. Hierdoor plakken de tranen niet meer en lopen ze dus direct uit het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is de pathogenese van het syndroom van Sjögren?

A

Verminderde functie van traan- en speekselklieren (in eerste instantie niet veroorzaakt door destructie –> ontstaan van ontstekingen in de klieren hierdoor verlittekening en destructie klieren
- hierdoor heeft 1/3 vergrootte speekselklieren waarvan 1/2 enkelzijdig vergroot is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke symptomen passen bij een actieve ziekte van het syndroom van Sjörgen?

A
  • leukocytoclastische vasculitis
  • laag complement
  • cryoglobulinen
  • heel hoog IgG in het bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe is de diagnostiek van het syndroom van Sjögren?

A

Aan de hand van de ACR-EULAR 2017 criteria.
Bij een score van 4 of hoger wordt de diagnose syndroom van Sjörgen gegeven.
Er moet altijd sprake zijn van sicca klachten. Daarnaast moet er ook een positief lipbiopt zijn of aanwezigheid van anti-SS-A antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat de lokale behandeling van het syndroom van Sjörgen?

A

Behandeling vindt plaats op basis van de aanwezige klachten

  • substitutie van vocht (kunsttranen, kunstspeeksel, bestaat voornamelijk uit water en daarom minder effect)
  • stimulatie exocriene klieren met M3R-agonisten (muscarine-3 receptor agonisten, alleen niet bij volledig verlittekende speekselklieren, bijv. pilocarpine (is een bijwerking want werkt eigenlijk tegen glaucoom)) (kan wel als bijwerking overmatig transpireren en pupilvernauwing geven)
  • behandeling van opgetreden complicaties (o.a. orale candidiasis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaat de systemische behandeling van het syndroom van Sjörgen?

A

Behandeling vindt plaats op basis van de aanwezige klachten

  • Hydroxychloroquine –> bijvoorbeeld plaquenil (wordt veel gebruikt bij auto-immuunziekten)
  • Corticosteroiden
  • Corticosteroidsparende middelen
  • nieuwere middelen: specifiek gericht op het remmen van B-cellen (rituximab, abatacept, belimumab) –> werkt een klein beetje, maar niet fantastisch omdat het niet de plasmacellen aanpakt (die leven heel erg lang en blijven pathogene stamcellen maken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk bloedbeeld zie je vaak bij patiënten met SLE?

A

Een normaal CRP in combinatie met een verhoogde BSE (bezinking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is systemische lupus erythematodes (SLE)?

A

Gegeneraliseerde auto-immuunziekte die wordt gekenmerkt door aanwezigheid van antinucleaire antistoffen (ANA) (ingangscriterium) die binden aan weefsel en immuuncomplexen (IgG en complement) maken, ook speelt er Uv-gevoeligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de epidemiologie van SLE?

A
  • voornamelijk bij jongere vrouwen, 85% is <55 jaar
  • piekincidentie tussen 21/30 jaar
  • vaak resolutie van de ziekte na de menopauze
  • 10x vaker bij vrouwen dan mannen
  • vaker bij niet-Kaukasische personen dan bij Kaukasische personen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de relatie tussen ANA en ENA met SLE?

A

ANA (antinucleaire antilichamen) zijn bij de meeste mensen met SLE positief en een negatieve ANA sluit in principe SLE uit (minimaal 1:80)
–> wel heeft 5-20% van de gezonde bevolking ANA-antistoffen en dus wordt het ter screening niet gedaan maar alleen bij verdenking op ziekte waarbij deze antistoffen een rol kunnen spelen

ENA (extractable nuclear antigens) zijn om naar bepaalde patronen te kijken en te kunnen differentiëren tussen SLE en andere diagnosen

18
Q

Welke antistoffen zijn het meest specifiek voor SLE?

A

anti-DNA en anti-SM

19
Q

Wat is de pathofysiologie van SLE?

A

Ontstaan is een multifactorieel proces, belangrijke kenmerken die de kans erop bepalen zijn genetica en omgevingsfactoren
Er is een afwijking in de innate immuunrespons, afwijking in de lymfocytenfunctie (B-cellen), of een verminderde klaring van immuuncomplexen en apoptotische cellen

-> hierdoor ontstaan sterke immuuncomplexen tegen verschillende organen en bloedcellen. De immuuncomplexen activeren het complement systeem, waardoor complement factoren worden verlaagd. geactiveerd complement zorgt voor activatie van neutrofiele granulocyten die leiden tot weefselschade

20
Q

Wat zijn de symptomen van SLE?

A
  • vermoeidheid
  • fenomeen van Raynaud
  • non-erosieve artritis
  • verschillende huidafwijkingen (bijv. vlinderexantheem)
  • diffuse alopecia
  • pericarditis en myocarditis
  • pleuritis, pneumonitis, pulmonale hypertensie
  • glomerulonefritis
  • neuropsychiatrische problemen (psychose, epilepsie)
  • cytopenie
  • trombose
  • orale ulcera
  • angio-oedeem
  • lymfadenopathie
  • droge mond-ogen (syndroom van Sjögren)
21
Q

Wat is Lupus nefritis
- klinisch beeld
- klassen
- behandeling?

A

Een belangrijke vorm van SLE, te zien in een nierbiopt door full house aankleuring (bij immunofluorescentie oplichting van antistoffen IgG, IgM, IgA en complementfactoren C3 en C1q)
- 5 klassen bekend; leiden in verschillende snelheden tot nierfunctieverlies
- heeft invloed op welke soort behandeling gegeven kan worden
- behandeling: mycofenolaat mofetil (MMF) of cyclofosfamide, als 2e stap switchen naar het andere middel en evt. calcineurine inhibitoren (tracolimus, voclosporine), rituximab of bemilumab

22
Q

Hoe is de behandeling van SLE?

A

Chronische ziekte die niet genezen kan worden –> per patiënt bepaald hoe en wat behandeld wordt en vooral de voordelen van de medicijnen afwegen tegen de mogelijke bijwerkingen

Symptomatische behandeling:
- corticosteroïden of NSAID’s (COX2-remmers)
- DMARD’s: hydroxychlorquine (aan iedere patiënt gegeven om relapses te voorkomen, HCQ), azathioprine, mycofenolaat mofetil, cyclofosfamide (chemo, voor ernstige vorm), methotrexaat
- Belimumbam: monoklonaal antilichaam tegen BlyS (groeifactor voor B-cellen) waar bij SLE een toename van is

23
Q

Hoe is de prognose van SLE?

A

Levensverwachting is bij een goede behandeling relatief goed
–> Echter: als er een hogere ziekteactiviteit is of de longen en/of nieren betrokken zijn kan de levensverwachting sterk dalen
- Verhoogd risco hart en vaatziekten
- 5-jaars overleving met behandeling is >90% en mortaliteit binnen 5 jaar wordt voornamelijk veroorzaakt door orgaan falen, 5x verhoogde mortaliteit t.o.v. algemene populatie

24
Q

Wat is de pathogenese van endocarditis?

A
  1. turbulente bloedstroom of ander trauma –> schade aan endotheel van het endocard
  2. depositie van fibrine en trombocyten (niet-bacteriële trombotische endocarditis)
  3. transiënte bacteriëmie
  4. adherentie aan en kolonisatie van NBT-laesie
  5. snelle bacteriële groei en toename depositie van fibrine en trombocyten (ontstaan biofilm)
  6. infectiehaard: vegetatie of abces; afhankelijk van inoculum van micro-organismen, bij constante strooiing (bacteriëmie), geen (goede) fagocytaire afweer in vegetatie
25
Wat zijn risicofactoren voor endocarditis?
- afwijkende (aangeboren) hartklep - aanwezigheid van een pacemaker - aanwezigheid van een kunstklep - endocarditis in de voorgeschiedenis
26
Op welke klep komt een endocarditis het vaakst voor?
vaakst aan de aorta, daarna mitralisklep
27
Wat is de incidentie van endocarditis?
incidentie verschilt fors tussen landen en over de tijd - in Westerse landen: incidentie 3-9:100.000 inwoners
28
Welke twee vormen van endocarditis zijn er?
acuut en subacuut
29
Wat zijn de kenmerken van een acute endocarditis?
- Fulminant beloop (snel) - Hoge koorts - Systemische toxiciteit - Snel levensbedreigend
30
Wat zijn de kenmerken van een subacute endocarditis?
- Traag, indolent beloop - Lichte koorts - vage systemische klachten (nachtzweten, gewichtsverlies)
31
Welke aspecifieke symptomen horen bij een enocarditis?
koorts (90%), rillingen, kortademigheid, zwakte, (nacht)zweten, anorexie, malaise, hoesten, huidafwijkingen, beroerte, misselijkheid, hoofdpijn, gewrichtspijn, spierpijn hartgeruis (85%), nierinsufficientie (10-25%), retina laesies (2-10%)
32
Wat zijn bijzondere klinische manifestaties die kunnen optreden bij met name de subacute endocarditis?
- Osler knobbeltjes: vasculitis in het capillaire vaatbed als gevolg van immuuncomplexen, pijnlijk verschijnsel - Janeway laesies: micro-embolieën in de huid waarin bacteriën aanwezig zijn, kunnen zich uiten in de milt - Roth’s spots: bloedinkjes met lymfocytophopingen en oedeem in het vaatbed van de retina - Splinterbloedingen: lineaire bruine strepen in het nagelbed - Trommelstokvingers: ontstaan door vermeerdering van bindweefsel in de distale falangen
33
Welk beeldvormend onderzoek wordt vaak uitgevoerd bij een endocarditis?
een transthoracale echo (TTE) of een transoesofageale echo (TEE) Ook kan er gekozen worden voor een PET-CT
34
Hoe komen de verwekkers van een endocarditis meestal het lichaam binnen?
Meestal mond- en keelholte, de darmen, huidlaesies of iv. drugsgebruik.
35
Wat is de behandeling van een endocarditis?
- Hoge doseringen intraveneuze bacericide antibiotica - Chirurgie is geïndiceerd bij hartfalen, ongecontroleerde infectie of preventief tegen embolisatie
36
Wanneer wordt endocarditis profylaxe gegeven?
- bij tandheelkundige behandelingen - bij een doorgemaakte endocarditis - bij een kunstklep - bij een aangeboren hartafwijking
37
Wat is granulomateuze polyangiitis (GPA) (vroeger ziekte van Wegener)?
ANCA-geassocieerde vasculitis waarbij met name het KNO-gebied is aangedaan, maar ook de longen en de nieren betrokken kunnen raken. - systemische vasculitis van de kleine vaten - De gelokaliseerde vorm blijft in eerste instantie in de luchtwegen
38
Wat zijn de drie varianten van ANCA-geassocieerde vasculitis?
- GPA: granulomateuze polyangiitis, begint vaak bij bovenste luchtwegen, ook een gelokaliseerde vorm (25%) die beperkt is tot de onderste of bovenste luchtwegen zonder nierbetrokkenheid (uiteindelijk een groot deel toch systemische afwijkingen) - EGPA: eosinofiele granulomateuze polyangiitis, begint vaak met astma - MPA: microscopische polyangitis
39
Wat is de epidemiologie van GPA?
- voornamelijk op middelbare leeftijd, iets vaker bij mannen dan bij vrouwen –> hoe jonger het ontstaat, hoe heftiger het verloopt - incidentie: 8.5/1.000.000 persoonsjaren, verloopt in pieken en is waarschijnlijk geassocieerd met bepaalde infecties of omgevingsfactoren (ook relatie met cocaïne) omdat de ziekten de neiging hebben om opnieuw op te vlammen (ongeveer iedere 4 kalenderjaar incidentie piek)
40
Wat zijn de symptomen van GPA?
kan gepaard gaan met niet-specifieke ziekteverschijnselen (koorts, algehele malaise, gewichtsverlies en spierpijn) - Bij 70% begint het en uiteindelijk 90% last van de bovenste luchtwegen: rhinitis, zweertjes en korstjes in de neus, neus uitvloed (bloederig), septumperforatie, zadelneus (inzakking door septumperforatie), recidiverende sinusitiden, laryngotracheale betrokkenheid (evt. subglottische stenose) - 45% begint met ook pulmonale klachten en uiteindelijk 90%: hoesten, hemoptoë, pleuritis, op X-thorax; longinfiltraten, granulomen, noduli, pleuravocht, longbloedingen (vasculitis –> ischemie en necrose), verhoogde kans op aneurysma (longbloedingen) - 18% begint met nierproblemen uiteindelijk 80%: proteïnurie, microscopische hematurie of snel progressieve nierinsufficiëntie bij necrotiserende glomerulonefritis, biopt: uitgebreide ontsteking in/rondom glomeruli met littekenvorming en verlies van nierfunctie (voorkomen door snel en agressief behandelen) - ook overige klachten: huidafwijkingen (25%), neurologische afwijkingen vnl. perifere zenuwen (50%), oogafwijkingen (50%) zoals keratitis, conjunctivitis, scleritis, episcleritis, retro-orbitale pseudotumor of hartafwijkingen (10%)
41
Hoe wordt de diagnose van GPA gesteld?
A.d.h.v. gepresenteerde symptomen i.c.m. een positieve ANCA test (c-ANCA/PR3). Ook is C5a vaak verhoogd. Eventueel kan een biopt genomen worden waar een granulomateuze ontsteking kan worden aangetroffen (vasculitis beeld)
42
Wat was de behandeling van GPA en hoe is deze tegenwoordig?
De behandeling bestond uit prednison icm cyclofosfamide of azathioprine, maar deze behandeling ging gepaard met erg veel bijwerkingen. Tegenwoordig bestaat de therapie uit rituximab en anti-C5a therapie. Met deze behandeling is remissie mogelijk en kunnen bijwerkingen van langdurig prednisongebruik voorkomen worden