Week 12 Hoorcollege 1 t/m 3 Flashcards

Lagere luchtweginfecties, hiv met hoesten en dyspnoe, geschiedenis II (32 cards)

1
Q

Wat is een community-acquired pneumonia (CAP)?

A

Een longonsteking die men buiten het ziekenhuis oploopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een nosocomiale pneumonie (hospital-acquired penumonia)?

A

Een pneumonie die men in het ziekenhuis oploopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaraan is een penumonie te herkennen op een X-thorax?

A

Is te herkennen aan de consolidaties. Deze consolidaties zijn ook een weerspiegeling van de ernst van de infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de pathogenese van pneumonie?

A
  • aorogene overdraagbaarheid
  • bacterie dringt binnen in de alveoli, waar vermeerdering plaats zal vinden. Dit resulteert tot de aanmaak van alveolair exsudaat, (bestaat onder andere uit debris van de bacterie en neutrofiele granulocyten). Dit exsudaat zorgt voor belemmering van de gaswisseling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke verdedigingsmechanismen bevat de luchtwegen?

A
  • innate afweer: hoestreflex, mucociliaire klaring (slijm en trilharen verplaatsen micro-organismen naar boven), antimicrobiële eigenschappen van mucosale oppervlak (secretoir IgA)
  • humorale afweer: antistoffen (IgG)
  • cellulaire afweer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de symptomen van een pneumonie?

A
  • koorts
  • hoesten (met/zonder slijmopgave)
  • dyspneu (kortademig)
  • pijn (door prikkeling van het longvlies)
  • vermoeidheid/malaise

Belangrijk voor de anamnese is tijdsduur van de klachten, ernst van de klachten (benauwd, hoesten, hoge koorts) en mogelijke verwekkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen een typische verwekker van een pneumonie en een atypische verwekker?

A

Een typische verwekker is bèta-lactam gevoelig en zichtbaar op een gramkleuring/kweek
Een atypische verwekker is bèta-lactam resistent en kan niet worden aangetoond met klassieke diagnostiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn veervoorkomend virale verwekkers van een pneumonie?

A
  • Influenza A/B
  • SARS-CoV-2
  • parainfluenzavirus
  • Adenovirus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk lichamelijk onderzoek doe je bij verdenking op een pneumonie?

A

Kijken naar de volgende aspecten:

  • bewustzijn patiënt ((helder <-> verward –> ernstig ziek? denken aan Legionella)
  • kortademigheid (indicatie ernst)
  • O2-saturatie
  • bloeddruk
  • pols
  • temperatuur
  • crepitaties
  • verscherpt ademgeruis (bij ernstige pneumonie)
  • gedempte percussie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom wordt er veel diagnostiek toegepast bij een penumonie?

A

Wegens de hoge mortaliteit. ook wil men graag weten wat er behandeld moet worden, om de behandeling hierop af te kunnen stemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke 2 classificatie’s worden er gebruikt bij een pneumonie?

A
  • Pneumonie severity index (PSI)
  • CURB-65 score
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houd de PSI classificatie in?

A

model voor de inschatting van de ernst van de pneumonie. De uitslag geeft een indicatie over waar de patiënt het beste behandeld kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt de CURB-65 score in als classificatie?

A
  • Confusion
  • Ureum >7
  • Respiratoire frequentie (ademhalingsfrequentie) >28/min
  • Bloeddruk systolisch <90 of diastolisch <60 mmHg
  • 65 jaar of ouder

–> 0-1 punt is thuis behandelen, 2 punten is opname op verpleegafdeling geïndiceerd en bij 3/meer punten een langere opname mogelijk op de IC geïndiceerd

Geeft vaak bij jonge patiënten een onderschatting van de ernst en deze score houdt vaak geen rekening met onderliggend leiden (HIV, etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is de behandeling van een pneumonie?

A

AB beleid gekoppeld aan de CURB-65:
- CURB-65 1-2: amoxicilline (tegen pneumococ)
- CURB65 3-5: binnen 4 uur op IC starten met augmentin en ciprofloxacine OF monotherapie moxifloxacine/levofloxacine (dekken pneumococ, legionella, s. aureus), buiten de IC wordt cefalosporine gegeven.

Duur: afhankelijk van de verwekker:
- S. pneumoniae: 5-7 dagen
- S. aureus: minimaal 14 dagen
- M. pneumoniae: 14-21 dagen
- Legionella: 7-21 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van therapiefalen bij een pneumonie?

A
  • De verwekkers is anders dan waarvoor behandeld wordt
  • Er is toch geen sprake van een pneumonie
  • Therapieresistentie (Er is veel penumokokken resistentie in Zuid-Europa)

Beleid wordt: opnieuw kweken, antibiotica uitbreiden/switchen, bronchoscopie en/of CT-scan thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een gecompliceerde pneumonie?

A

Longontsteking is doorgebroken naar de pleuraholte

17
Q

Wat is empyeem?

A

Geïnfecteerd pleuravocht

18
Q

Wat is lokettering en wanneer treedt dit vaak op?

A

Komt vaak voor bij empyeem. Lokettering zijn pockets in het longweefsel die worden afgesloten door fibrinedraden. Dit maakt de behandeling van de pneumonie erg lastig.

19
Q

Wat zijn de indicaties voor drainage bij een pneumonie?

A

pH <7.2, empyeem, lokettering, grote hoeveelheid vocht

20
Q

Wat is een mogelijke behandeling van lokettering?

A

Fibrinolytica op de loketten op te lossen. Dit wordt 3 dagen gegeven, werkt dit niet dan een operatie. Deze operatie zorgt er dan wel voor dat de antibioticaduur wordt verlengd

21
Q

Waarom nemen mensen hun hiv medicatie niet in?

A
  • stigma, schaamte
  • geen ziekte-inzicht
  • bijwerkingen
  • grote tabletten
  • geen vertrouwen in de gezondheidszorg
  • geen toegang tot gezondheidszorg (bijv. daklozen door reisafstand of tijd)
  • financiële barrières (zorgkosten, reiskosten)
22
Q

Wat is het verschil tussen symptomen van een typische CAP en een atypische CAP?

A
  • Typisch: acuut koortsend ziektebeeld, vaak een productieve hoest met purulent sputum, lobulair infiltraat op de X-thorax
  • Atypisch: zowel acuut, semi-acuut als chronisch koortsend beeld (griepachtig), niet productieve hoest (zelden purulent sputum), diffuse infiltratieve afwijkingen op de X-thorax
23
Q

wat houdt de term ‘happy hypoxics’ in?

A

hiermee worden patiënten bedoeld die een lage saturatie hebben, maar geen klinische symptomen als gevolg hiervan ondevinden.

24
Q

Wanneer wordt een broncho-alveolaire lavage (BAL) uitgevoerd?

A

Wanneer er verdenking pneumonie is, maar de patiënt geen sputum kan opgeven. Een bal is betrouwbaarder dan een pcr van het sputum

25
Wat zijn de kenmerken van een pneumocystitis jirovecii penumonie (PJP)?
Het wordt veroorzaakt door een schimmel en is vaak de eerste oppertunistische infectie waar HIV zich mee manifesteert. Het is veelvoorkomend maar het veroorzaakt bij een adequaat immuunsysteem dus geen klachten
26
Wat is de pathogenese van PJP?
PJP wordt onvoldoende opgeruimd door de alveolaire macrofagen, omdat deze macrofagen niet voldoende aangestuurd worden door de CD4+ T cellen. Schimmeldeeltjes plakken aan de alveoluswand mb.v. adhesieve glycoproteïnen fibronectine en vitronectien –> inflammatoir proces met destructie van alveoluswand en verstoring gaswisseling
27
Hoe is het beloop van PJP?
Het is geen acuut ziektebeeld, maar heeft een langdurig beloop. Op de X-thorax zijn vaak geen afwijkingen of vlindervormig infiltraat te zien
28
Wat zijn eventuele complicaties die kunnen optreden bij PJP
pneumothorax, cysteuze afwijkingen in de longen
29
Waaruit bestaat de behandeling van PJP?
Hoge doseringen co-trimoxazol (3dd 1920 mg) gedurende drie weken, bij een lage saturatie (pO2 <70mmHg) prednison 3 weken toevoegen met afbouwende dosering dag 1-5 2dd 40mg, 6-10 2dd 20 mg en 11-21 2dd 10mg (lokale immuunreactie remmen) –> hierna z.s.m. behandeling hiv starten (cART) + start secundaire profylaxe co-trimoxazol 1dd 480mg (deze profylaxe wordt ook gegeven aan patiënten na een transplantatie)
30
waarom wordt er bij een hypoxische patiënt met PJP ook hoge dosis prednison aan de behandeling toegevoegd, naast de AB?
Omdat je met de start van de AB de immuunreactie in de alveoli verergerd, waardoor de gaswisseling nog ernstiger verstoord kan worden.
31
Hoe is de preventie van een oppertunistische infectie bij hiv opgebouwd?
Primaire en secundaire profylaxe bij hiv is afhankelijk van het CD4+ T-celgehalte: - >200: geen profylaxe, wel influenza, pneumokokken en hepA/-B vaccinatie (evt. ook herpes zoster en COVID-19 vaccin) - <200: risico op PJP –> co-trimoxazol 1dd 480mg per os - <100: risico op toxoplasmose –> co-trimoxazol 1dd 480mg per os - <50: risico op CMV –> valganciclovir 1dd 900mg per os –> beste profylaxe bij hiv is het herstellen van de afweer middels cART . Bij niet hiv patiënten is dat middels het STOPPEN met immunosuppressiva. Verder krijgen hiv-patiënten extra vaccinaties (influenze, pneumokokken, herpes zoster en COVID-19)
32
Wat zijn de grootste kenmerken van de volgende tijdsperioden in de geschiedenis: - Omgeving - configuratie - Kiemtheorie - contaminatie - Sociale hygiëne - predispositie - Epidemiologische transitie - correlatie - Global health
- Omgeving - configuratie: tot medio 19e eeuw (cholera), airs, waters, places, hygiënisten/sanitaire hervorming - Kiemtheorie - contaminatie: 2e helft 19e eeuw (syfilis), bacteriologische revolutie/magic bullet - Sociale hygiëne - predispositie: 1e helft 20e eeuw (tbc), (in)directe preventie, ontwikkelend kind, bevolkingsonderzoek - Epidemiologische transitie - correlatie: 2e helft 20e eeuw (aids), debat over oorzaken daling en sterfte aan infectieziekten, paradigma van risicofactoren en individuele leefstijl - Global health: 21e eeuw