Week 12 Flashcards

(82 cards)

1
Q

Wat is atherosclerosis?

A

Afzetting van lipide in de vaatwand, hierbij komt een ontstekingsreactie, wat kan leiden tot harde massa’s/ruptuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke kenmerken moet je hebben voor angina pectoris?

A

Drukkende pijn op de borst met uitstraling
Verergering bij inspanning en wegtrekken bij rust
Reageren op nitraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is iets typische of atypische AP of gewoon thoracale klachten?

A

Bij 3, 2 of 1 van de 3 kenmerken van AP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaat AP en welke factoren beïnvloeden dit?

A

Een verschil in O2 toevoer en O2 behoefte,
Toevoer: perfusiedruk, coronaire vaatweerstand, hoeveel O2 bloed kan vervoeren
Behoefte: Druk hartwand, hartfrequentie, contractiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe behandel je stabiele AP?

A

Lifestylemanagement, medicamenteus, revascularisatie, cardiale revalidatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe behandel je acuut coronair syndroom/instabiele AP?

A

Revascularisatie, medicamenteus, lifestylemanagement, cardiale revalidatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke coronair arteriën zijn er?

A

RCA = rechter coronair arterie
LAD = left anterior descending
RCX = ramus circumflex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke delen van het hart voorzien de coronair arteriën?

A

RCA: voorkant
LAD: links/achterkant
RCX: achterkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe beoordeel je de ernst van een stenose in de coronair arteriën?

A

Visueel
Fysiologie: FFR en iFR
Anatomie: IVUS en OCT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een FFR?

A

FractionalFlowReserve, wordt gemeten met een druksensor, <0,8 is zuurstoftekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een iFR?

A

Instantaneous wave Free Ratio, wordt gemeten met een druksensor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een IVUS?

A

IntraVascular Ultrasound, echo in het bloedvat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een OCT?

A

Optical Coherence Tomography, CT in het bloedvat (beeld dmv licht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom en hoe laat je een patiënt inspanning bij spanningsmeting?

A

Dan vindt de ischemie plaats als die plaatsvindt. Je dient adenosine toe, dat verwijdt het perifere vaatbed wat leidt tot hyperemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn voor- en nadelen van IVUS en OCT?

A

IVUS heeft geen contractvloeistof nodig, OCT wel
IVUS heeft een hogere weefselpenetrantie, maar OCT heeft een hogere resolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de gewenste waardes van LDL en HDL?

A

LDL onder de 2,4
HDL zo hoog mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waaruit bestaat een plaque op de vaatwand?

A

Cholesterol en LDL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat kan zorgen voor schade aan de intima en wat is het gevolg hiervan?

A

Nicotine en stress/hypertensie, als gevolg trekt het cholesterol en LDL de vaatwand in, wat zorgt voor ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe werkt de ontsteking in de vaatwand bij atherosclerose?

A

Er is veel LDL gebonden cholesterol, macrofagen oxideren de LDL, wat een foam cel wordt, die cellen stimuleren weer de macrofagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er bij te veel verdikking van de vaatwand bij atherosclerose?

A

Er komt een fibreuze kap op van VSMC, collageen en elastine. Bij te veel verdikking kan een ruptuur ontstaan (instabiele plaque), waarna een stollingsreactie volgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn risicofactoren voor atherosclerose?

A

Roken, hypertensie, hypercholesterolemie, familiair, geslacht, diabetes M

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn symptomen van patiënten met atherosclerose (in de benen)?

A

Etalagebenen/claudicatio intermittens, acute vaatafsluiting, niet genezende wonden, verkleuring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe delen we etalagebenen in?

A

Met de Fontaine classificatie:
Stadium 1: geen klachten
2: claudicatio; A>200/B<200
3: rust-/nachtpijn
4: weefselverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat voor AO wordt gedaan bij atherosclerose (in de benen)?

A

Doppler (tri-/bi-/monofasisch), teendruk en enkel/arm index, daarna MRA, CTA en angiografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de behandeling voor atherosclerose (in de benen)?
Stadium 1/2: conservatief, lifestyle, medicamenteus, looptraining Stadium 3/4: endovasculair, operatief (liesdesobstructie, bypass, CERAB/stent, amputatie)
26
Wat zijn redenen voor amputatie en hoe vaak komen ze voor?
Vasculair 55% (vaak diabetes) Trauma 45% Maligniteit 2% Na amputatie nog steeds slechte prognose en mogelijke complicaties zoals pijn, infectie en cardiale problemen
27
Wat is een aneurysma?
Verwijding van een bloedvat, wat kan leiden tot een ruptuur
28
Wat voor vormen van verwijding zijn er?
Fusiform: geheel verwijd, Sacculair: hogere druk, Pseudoaneurysma: 1 laagje ipv 3 zijn wijder
28
Vanaf welke vaatbreedte spreek je van een aneurysma?
Minimaal 2x de wijdte van de normale diameter, abdominaal vanaf 3 cm, Behandelen vanaf 5/5,5 cm (V/M)
29
Wat zijn risicofactoren voor een aneurysma?
Roken, geslacht, leeftijd, hypertensie, hyperlipidemie, familiair, COPD
30
Wat is de afweging om te behandelen bij een asymptomatisch AAA?
Operatierisico + complicaties vs ruptuurrisico
31
Hoe verloopt een operatie op een AAA?
Heparine toedienen, incisie van borst- tot schaambeen, klem op aorta, aneurysma open, kunstarterie erin, alles dicht, testen op lekkages/trombose, sluiten
32
Wat is een goed alternatief voor open chirurgie en wat zijn de voorwaarden?
EVAR, minimaal invasief, via de liesvaten wordt de prothese ingebracht. Voorwaarden zijn leeftijd, anatomie en nierfunctie
33
Wat is een (diep) veneuze trombose?
Een ongewenst stolsel in een bloedvat waardoor het (gedeeltelijk) wordt afgesloten
34
Wanneer is DVT proximaal of distaal en waarom is dit onderscheid er?
De trombose boven of onder de knie, proximaal geeft vaker embolievorming
35
Hoe vat je het ziektebeeld van veneuze trombose samen?
VTE = veneus trombo-embolisch event
36
Wat zijn risicofactoren voor DVT?
Leeftijd, beroep, reizen, pil/medicijnen, zwangerschap, algemene gezondheid, hypertensie, roken
37
Waaruit bestaat de trias van Virchow en waar zegt het iets over?
Endotheel beschadiging, stase of turbulentie in bloedstroom, hypercoagulabiliteit (verhoogde stollingsneiging). Als een patiënt alle factoren heeft, is er een grotere kans op trombose
38
Wat zijn symptomen van DVT?
Pijn, zwelling, roodheid, warm, glanzend, maar er zijn veel DD's
39
Hoe wordt de diagnose voor DVT gemaakt?
Klinische inschatting: score van Wells >2 D-dimeer: afbraak product fibrine (>0,5/500) Compressie ultrasonografie (CUS)/echo duplex
40
Wat zijn antitrombotica en welke vormen zijn er?
Medicatie tegen stolsels zoals trombocyten aggregatieremmers (remt primaire hemostase) en antistolling (remt secundaire hemostase)
41
Wat zijn medicijnen die werken als antistolling?
Vitamine K antagonist, heparine, directe orale anticoagulantia (DOAX)
42
Wat zijn medicijnen die werken als trombocyten aggregatieremmers?
Aspirine, clopidogrel, (ticagrelor, dipyridamol, prasugrel, integrelin, tirofiban)
43
Wat is het doel van DVT behandeling?
Voorkomen van uitbreiding, progressie en mortaliteit. Op de lange termijn ook om te voorkomen dat het terugkomt, dat PTS (post-trombotisch syndroom) of CTEPH (chronische trombo-embolische pulmonale hypertensie) ontstaan.
44
Welke fases heeft de behandeling van DVT?
Initiële behandeling (5-21 dagen), primaire behandeling (3-6 maanden) en secundaire behandeling (>6 maanden)
45
Wat zijn mogelijkheden bij de initiële behandeling voor DVT?
Heparine, DOAC, trombolyse, (trombosuctie)
46
Wat zijn belangrijke eigenschappen van heparine?
Toediening is intraveneus, korte halwaarde tijd, coupeerbaar, controle dmb aPTT. Het stimuleert werking van antitrombine
47
Wat zijn vormen van DOAC's en hoe werken ze?
Dabigatran werkt op trombine en heeft een hoge nierklaring! Rivaroxaban, apixaban en edoxaban werken op factor Xa (ze komen uit varkensdarmen)
48
Wat zijn mogelijkheden bij de primaire behandeling voor DVT?
Overstap naar orale middelen zoals DOAC's en vitamine K antagonisten
49
Wat zijn vormen van vitamine K antagonisten en hoe werken ze?
Fenprocoumon en acenocoumarol gebruiken we in NL (lange en korte HWT), warfarine wordt overal gebruikt, controle middels PT-INR (2-3). Ze grijpen in op FII, FVII, FIX, FX! (ze komen uit klavertjes)
50
Gebruik je liever DOAC's of vitamine K antagonisten?
DOAC's, want die geven minder bloedingen, behalve bij zwangerschap of andere ziektes en bepaalde leeftijd/gewicht
51
Hoe werken trombocyten aggregatieremmers en wanneer gebruik je die?
Om arteriële trombose te voorkomen, het grijpt in op receptoren van bloedplaatjes zoals ADP-receptoren, waardoor het plaatje minder actief wordt/plakken ze minder makkelijk aan elkaar.
52
Wat is een longembolie en hoe kun je dit het beste zien?
Stolselvorming in de arteria pulmonales, je ziet het beste op een CT-scan met contrast
53
Wat zijn risicofactoren voor een longembolie?
Sterk (>10): fractuur benen, heup-/knie vervanging, hartinfarct, eerdere veneuze trombo-embolie (VTE) Matig (2-9): postpartum, infectie/pneumonie, maligniteit Zwak (<2): DM, hypertensie, obesitas, bedrust >3 dagen
54
Wat zijn symptomen voor een longembolie?
Precies hetzelfde als voor andere longklachten, dus niet specifiek
55
Hoe wordt de diagnose gesteld bij longembolie?
Met een Wells score > 4, CT of D-dimeer > 0,5, toch CT, dit is een oude versie, tegenwoordig worden YEARS-items gebruikt: Klinische tekenen van trombosebeen, hemoptoë, meest waarschijnlijke diagnose -> invloed op D-dimeer test afkapwaardes. D-dimeer kan ook aangepast worden op leeftijd (ADJUST-PE). Je kan ook een hart-echo maken.
56
Wat is de huidige behandeling voor een longembolie?
DOAC's gedurende 3 maanden, met uitzonderingen
57
Wat is een massale longembolie?
Dan zit er zoveel trombose dat je hemodynamiek leidt, je kan shock krijgen en zelfs overlijden
58
Waar is de overleving van een massale longembolie van afhankelijk?
De ernst van shock symptomen
59
Wat is trombolyse?
Middelen geven die direct de stolsels op moeten lossen, het geeft ook grote kans op bloedingen, dus alleen bij high-risk (shock, hypotensie of reanimatie). Daarna is katheterfragmentatie een behandelmogelijkheid.
60
Wanneer ben je high-/intermediate-/low-risk met longembolie?
Dat is afhankelijk van shock, risicofactoren, hartproblemen (RA) en gestegen enzymen in bloed
61
Wat is de PESI?
Pulmonary embolism severity index, hoe meer punten, hoe hoger je risico
62
Waarom doen we een follow-up na longembolie en wanneer doe je dit?
Om te checken of er geen chronisch longembolieën is, die kan met een CT of perfusiescan, de controle doe je pas na minimaal 3 maanden
63
Wat is het behandelplan voor een chronische longembolie?
Grote operatie, dotteren (BPA) of medicijnen
64
Welke arteriën komen uit de aortaboog?
Truncus brachiocephalica (-> a. subclabia dextra en a. carotis communis dextra), a. carotis communis en a. subclabia sinistra
65
Wat is de carotis bivacatie?
De splitsing van de carotis communis in de carotis interna/-externa
66
Wat is de cirkel van Willes?
De bloedvoorziening van de hersenen, gevormd door de a. carotis interna en de a. vertebralis
67
Wat is CVA?
CerebroVasculair Accident, een ongeluk ik de bloedvaten van de hersenen, het kan tot bloedingen of ischemie leiden
68
Wat voor type CVA bloedingen zijn er?
Epiduraal/subduraal hematoom of subarachnoidale (SAB)/intracerebrale bloeding
69
Wat zijn mogelijke oorzaken van een CVA bloeding?
Trauma, spontaan, aneurysma, infarct, arterioveneuze malformatie
70
Wat voor type beroertes zijn er?
Amourosis fugax (AF) Transcient ischemic attack (TIA) Cerebrobascualir accicent (CVA)
71
Wat is AF?
Amourosis fugax, tijdelijke blindering van 1 oog
72
Wat is TIA?
Transcient ischemic attack, korte uitval met volledig herstel
73
Wat is CVA?
Cerebrobascualir accicent, minor (een week) of major (meer dan een week)
74
Wat is het effect van ischemische infarcten in verschillende delen van het brein?
Hemisferisch: eenzijdig gevoels-/krachtverlies en spraak problemen Retina: AF Vertebrobasilair: hersenstam, cerebellum, achterste hersenhelft
75
Wat voor medicatie werkt bij een ischemisch infarct recidief?
Als preventie recidief werken clopidogrel, statine, bloeddrukverlaging en risicofactor management, dit zorgt voor 80% minder recidief
76
Wat voor medicatie werkt tijdens een ischemisch infarct?
Trombolyse en trombosuctie
77
Wanneer kan je iemand opereren om recidief ischemisch infarct te voorkomen?
Patiënten met significante stenose, die operabel en bereikbaar zijn. Het gaat alleen om patiënten die symptomatische stenose hebben, ACI van >50% moet overwogen worden, >70% moet behandeld worden
78
Wat zijn de belangrijkste complicaties na chirurgie in de hals
Wondinfectie, nabloeding, MI, beroerte, zenuwschade
79
Wat is de primaire en secundaire hemostase?
Primaire hemostase: vorming van trombocytenplug, een belangrijke rol voor von Willebrand factor. Secundaire hemostase: vorming van fibrine-netwerk, vorming van fibrine.
80
Door tekort aan welke factor worden hemofilie A en B veroorzaakt?
A: VIII B: IX
81
Wat zijn de meest voorkomende bloedingen bij hemofilie?
Gewrichtsbloedingen, spierbloedingen, hersenbloedingen