Week 15 colleges Flashcards

(143 cards)

1
Q

Wat is de wetenschappelijke naam voor rondwormen? En platwormen?

A
  • Rondwormen (nematoda)
  • Platwormen (platyhelminthen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de wetenschappelijke naam van de aarsmade?

A

enterobius vermicularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 2 mogelijkheden voor diagnostiek van aarsmaden (enterobius vermicularis)

A
  1. Determinatie wormen in ontlasting
  2. Plakbandpreparaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe behandel je aarsmaden (enterobius vermicularis)?

A

Met mebendazol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de wetenschappelijke naam van de spoelworm?

A

ascaris lumbicoïdes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe verplaatst een spoelworm (ascaris lumbicoïdes) zich door het lichaam en in welke volgorde?

A

Larve migreert door weefsel, komt in bloedbaan en gaat via capillaire alveoli in. Je hoest de larve op en slikt deze door, pas na maag ontstaan de volwassen wormen. Totdat hij dus de tweede keer in de darmen komt blijft het een larve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt het Löffler syndroom in?

A

Dit is de migratiefase van de spoelworm (ascaris lumbicoïdes). Dit houdt in dat deze als larve door het lichaam heen beweegt. Tijdens het Löffler syndroom ervaren mensen koorts, hoesten, eosinofilie, pulmonair infiltraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zie je in de kliniek bij veel spoelwormen (ascaris lumbicoïdes) in de volwassen fase?

A
  • Buikpijn, obstructie
  • Ondervoeding (20 wormen kost ca. 4g eiwit/dag, van in totaal 30-50 g uit voeding
  • Zwerflust van wormen: afsluiting galgang etc
  • Verhoogd IgE, eosinofilie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe behandel je spoelwormen?

A

Albendazol, eenmalig 400mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe komen Strongyloïdes stercoralis het lichaam in?

A

Larven kunnen door huid migreren richting longen, worden opgehoest en komen zo weer in darm. In darm worden eieren gelegd en komen de larven uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het vervelende aan de levenscyclus van strongyloïdes stercoralis?

A

Het nare hier aan is dat er autoinfectie kan optreden en de larve uit de darm dus kan migreren en weer de gastheer kan infecteren. Wormen worden dus niet oud, maar kunnen levenslang persisteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom zie je in Europa niet zo veel strongyloïdes?

A

Omdat de temperatuur hier te laag is voor ze om buiten het lichaam te overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom zijn strongyloïdes zo berucht bij immuungecompromitteerden?

A

Bij deze mensen kan er een gedessimineerde infectie optreden. Dit kan in alle organen, inclusief het CZS optreden. Er treedt dan abcesvorming op en dit kan tot ernstige gevolgen leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe doe je diagnostiek voor strongyloïdes?

A
  • Larven in faeces (Baermann, PCR) + specifiek antilichamen (serologie)
  • Disseminatie: larven in ieder lichaamsvocht aanwezig (BAL, liquor)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe behandel je strongyloïdes?

A

Behandeling: ivermectine po, 1dd o,2 mg/kg voor 2 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 2 groepen mensen screen je op strongyloïdes?

A
  • Mensen met een hoge dosis immuunsuppressiva: transplantatiepatiënten
  • Hematologische patiënten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe vindt autoinfectie van strongyloïdes plaats?

A

De volwassen wormen leggen eitjes in de darm, deze komen uit tot larven en deze invaderen het weefsel, komen in de longen, worden doorgeslikt, en vervolgens worden zij weer volwassenen in de darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke 3 cytokinen van de Th2 cel zijn belangrijk voor de afweer tegen wormen?

A

Il-4, IL-5 en IL13

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem 4 functies van Il-4, IL-5 en IL13 tijdens een worm/parasitaire infectie die nodig zijn voor de afweer

A
  • IL-4 activeert B-cellen: IgE productie, hierdoor mestceldegranulatie
  • IL-4 en IL-13 activeren macrofagen (alternatieve macrofagen, weefselherstel)
  • IL-5 activeert eosinofielen, deze pakken de wormen direct aan
  • IL-4 en IL-13 promoten intestinale mucusproductie en peristaltiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Noem de belangrijkste zuigworm soort

A

Schistosoma (bilharzia)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe vindt de cyclus van schistosomiasis plaats?

A

Uit faeces komen eitjes in zoet water. Dit is een hypotoon mileu. De eitjes zwellen op, barsten, en dan komen de in een slak terecht, waar replicatie plaatsvindt. De worm penetreert de huid van de definitieve gastheer, migreert naar mesenteriale venen en daar vindt paring plaats en het leggen van eieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar wonen volwassenen humane schistosomen (mansoni) in het lichaam?

A
  • Venen rondom darm
  • Eieren door vaatwand en darmwand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar in het lichaam wonen volwassenen schistosoma haematobium?

A
  • Venen rondom blaas
  • Eieren door vaatwand en blaaswand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe vindt hij een schistosomiasis schade plaats? Wat voor schade is dit?

A
  • Door uitgescheiden eieren
    • voornaamste oorzaak van pathologie
    • lever-ontsteking en lever-falen
    • Granuloomvorming door het hele lichaam
    • Hepatosplenomegalie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Noem de 4 stadia van schistosomiasis
1. Invasiestadium 2. Katayama syndroom 3. Gevestigde infectie 4. Chronisch stadium
26
Wat voor therapie zet je in bij het invasiestadium van schistosomiasis?
antihistaminica/ anti-pruritis middelen
27
Wat zie je in de kliniek bij het invasiestadium van schistosomiasis?
- Cercariën dermatitis - jeuk - papillaire uitslag - duurt 2-3 dagen
28
Wat zie je in de kliniek bij Katayama syndroom?
- koorts (re-, intermitterend) - oedeem - urticaria - met eosinofilie
29
Hoe manifesteert een gevestigde infectie met schistosoma mansoni zich? Deze zit in de mesenteriale vaten
- eieren op weg naar buiten door colon en rectum. - Achterblijvende eieren (ca. 50%) ulceraties → buikpijn en ‘dysenterie’ - (diarree, bloed bij ontlasting, buikpijn, vermoeidheid)
30
Hoe manifesteert een gevestigde infectie met schistosoma haematobium zich? Deze zit in de blaasplexus
- eieren door blaaswand - kleine laesies → hematurie (terminale mictie), - bij zware infectie →pijnlijk urineren (dysurie)
31
Wat zie je in de kliniek bij schistosoma mansoni (mesenteriale vaten)?
- portale hypertensie, hepatosplenomegalie - leverfibrose, ascites, decompensatie - pseudo-polyposis
32
Wat zie je in de kliniek bij schistosoma haematobium (plexus blaas)?
- pseudopapillomas, tuberkels - obstructie ureter, hydronephrose - nierfunctiestoornissen, uremie - slechte blaasfunctie, blaascarcinoom
33
Wat voor diagnostiek doe je op schistosomiasis?
Faeces/urine onderzoek + serologisch onderzoek/urine antigeentest
34
Hoe behandel je schistosomiasis?
- praziquantel (BiltricideR) ← breedspectrum anti-platworm middel - 40-60 mg/kg in 1-2 dosis, 1 dag
35
Hoe kan een worminfectie er voor zorgen dat er minder allergische reacties zijn?
De aanwezigheid van worminfecties induceert de regulatoire T-cel respons en dit zort voor een verlagin van de Th2 reacties en dus een verlaging van allergische reacties
36
Op welke manier beïnvloeden worminfecties de immuunrespons?
Ze zorgen voor meer regulatoire T-cellen door constante TGF-B en IL-10 productie
37
wat is de hygiëne hypothese?
Deze stelt dat de afwezigheid van infecties en andere pathogenen er voor zorgt dat men later in het leven een grotere kans hebt op het ontwikkelen van allergische ziekten, en dus een minder tolerant immuunsysteem heeft
38
Noem de 4 klassiek overgevoeligheidsreacties en waar ze op berusten
I: IgE gemedieerd - Allergy, Anaphylaxis, Atopy II: antilichamen binden aan gebdonen antigenen, zorgen voor destructie - antiBody (Binding van IgG of IgM antilichamen aan extracellulaire matrix en complement activatie) III: immuunComplexen IV: T-cel gemediëerde celdestructie, Delayed
39
Wat houdt een type V & VI overgevoeligheidsreactie in?
Weefseldestructie
40
Wat houdt een type VII overgevoeligheidsreactie in?
Directe reactie op geneemiddelen
41
Noem een aantal bekende allergenen van een type I overgevoeligheidsreactie
Pollen, Huisstofmijt, insectengiffen, voedsel allergenen, Geneesmiddelen, beroepsallergenen
42
Beschrijf de kliniek van een type I overgevoeligheidsreactie
Patiënten krijgen klachten van allergische rhinitis (hooikoorts), allergisch astma, atopische dermatitis, constitutioneel eczeem, angio-oedeem, urticaria, dyspnoe, braken, anafylaxie
43
Hoe veel uur na blootsteling treedt een type II overgevoeligheidsreactie op?
4-8 uur
44
Welke cellen zorgen voor schade bij een type II overgevoeligheidsreactie?
Mestcellen en basofielen in de huid
45
Noem een symptoom van een type II overgevoeligheidsreactie
Chronische urticaria. Dit hoeft niet door een allergische reactie te worden uitgelokt. Anti-IgE heeft een heel goed effect op chronische urticaria
46
Noem een voorbeeld van een type III overgevoeligheidsreactie
Henoch-Schönlein syndroom
47
Wat zie je in de kliniek bij een type IV overgevoeligheidsreactie?
Er ontwikkelt zich oedeem in de huid en er ontstaat eczeem: roodheid, schilfering, droge huid, jeuk.
48
Hoe diagnosticeer je een type IV overgevoeligheidsreactie?
Diagnose met plakproeven (24, 48 en 72 uur aflezen)
49
Noem een bekende stof waar mensen een type IV overgevoeligheidsreactie voor tonen
Nikkel
50
Hoe werkt de sensibilisatiefase van een allergische reactie?
Een allergeen wordt door een APC aan een T-cel gepresenteerd, deze wordt ervoor dat B-cellen specifieke IgE aan gaan maken
51
Wat houdt de effectorfase in bij een allergische reactie?
Hier wordt in snelle tijd IgE aangemaakt door de B-cellen en worden mestcellen geactiveerd om mediatoren aan te maken
52
Door welk cytokine wordt een late type I reactie gemedieerd?
Il-5
53
Noem een aantal mediatoren die door een mestcel worden aangemaakt tijdens een allergische reactie
1. Histamine 2. Leukotrieënen 3. Prostaglandinen
54
Noem 5 effecten van de mediatoren die worden aangemaakt door een mestcel tijdens een allergische reactie
1. Bronchusconstrictie 2. Vasodilatatie 3. Oedeem 4. Mucussecretie 5. Zenuwstimulatie
55
Noem 3 effecten van de eosinofiele granulocyt in een late fase allergische reactie
1. Survival 2. Weefselschade 3. Chemoattractie
56
Noem 5 effecten van een mestcel tijdens een allergische reactie/een infectie en 2 van de eosinofiele granulocyt
Mestcel: 1. Vascular leak 2. Bronchoconstrictie 3. Intestinale hypermobiliteit 4. Inflammatie 5. Weefselschad Eosinofiele granulocyt 1. Doden van parasieten en gastheercellen 2. Weefselschade
57
Wat houdt mastocytose in en wanneer treedt het op?
Mestcelvermeerdering door afwijking in KIT receptor
58
Wat voor effect heet omalizumab op allergische symptomen?
Het vermindert astma en rhinitis symptomen. Ook zorgt het voor een reductie van een vroege en late astmatische reactie
59
Wat houdt atopisch syndroom in?
Het is een genetische predispositie om allergische reacties te ontwikkelen met een overmatige IgE respons
60
Noem 2 bekende geneesmiddelen die allergische reacties verzorgen
Penicilline & insuline
61
Noem 4 therapeutische mogelijkheden bij allergieën
1. vermijden/eliminatie van het allergeen 2. Dieetverandering 3. Farmacotherapie 4. Immunotherapie
62
Noem een indicatie van immunotherapie bij allergische reacties
Patiënten bij wie antihistaminica en steroïden onvoldoende werken
63
Noem 2 effecten van immuuntherapie bij allergie
1. Immuundeviatie: verschuiving van Th2 naar Th1 respons 2. Tolerantie: de Th2 respons, waaronder IgE synthese en late reactie, worden onderdrukt
64
Wat zijn acute urticaria? Wanneer treden deze op?
Dit zijn galbulten/angio-oedeem. Ze jeuken heel erg en er ontstaat oedeen (gelaat,extremiteiten) en er zijn systemische effecten Ze ontstaan bijvoorbeeld na inname van een geneesmiddel, inname van voedsel waar iemand allergisch voor is, bij (virale) infecties
65
Wanneer tellen ulticaria als chronisch?
Als ze langer dan 6 weken bestaan
66
Wat houdt hemolytische anemie in bij een geneemiddel?
Hemolytische anemie: geneesmiddel bindt aan ery’s en deze worden dan als Ab’s gezien en de ery wordt door macrofagen opgenomen. Petechiën ontstaan door trombocytopenie
67
Wat houdt pemphigus in? Wat voro overgevoeligheidsreactie is dit?
Dat ontstaan er auto-antistoffen tegen desmogleïnen, dit zijn adhesiemoleculen in desmosomen. De huidlagen laten los. Dit is een type II overgevoeligheidsreactie
68
Wat voor soort overgevoeligheidsreactie is SLE?
Type III
69
Hoe werkt een type III geneesmiddel overgevoeligheidsreactie?
IgG bindt aan circulerende antigenen (geneesmiddel), deze slaan neer
70
Hoe werkt een type IV allergische reactie?
Allergenen worden door APC's aan T-cellen gepresenteerd, deze worden geactiveerd en scheiden pro-inflammatoire cytokines uit
71
Noem een stof waar je veel type IV reacties tegen zien
PPD, dit zit in haarverf en in nep henna
72
Waarom is de huid vaak betrokken bij type IV overgevoeligheidsreacties tegen geneesmiddelen?
Omdat er veel T-cellen in de huid aanwezig zijn
73
Wat is het hoofdcriterium bij eczeem?
Jeuk
74
Wat is de ABCD van de anamnese van voedselallergie?
A: typische Allergische klachten? B: klachten in relatie tot Blootstelling? C: Consistent klachten na blootstelling? D: klachten Direct (<2 uur) na blootstelling (acuut allergie)?
75
Noem 4 voordelen van het gebruik van een ImmunoCap test voor de diagnostiek voor een voedselallergie
1. Een bloedafname (dus maar 1x prikken) 2. Verdere diagnostiek naar specifieke allergenen 3. Geen kans op allergische reactie 4. Medicatie geen effect
76
Noem 2 nadelen van het gebruik van een ImmunoCap test voor de diagnostiek voor een voedselallergie
1. Uitslag duurt een week 2. Soms moeilijke interpretatie bij hoog totaal IgE of CCD's
77
Noem 5 nadelen van het gebruik van een skin prick test voor de diagnostiek voor een voedselallergie
1. Per allergeen 1 prik 2. Kleine kan op allergische reactie 3. Geen antihistaminica gebruiken 4. Niet geschikt voor alle huidtypen 5. Kwaliteit afhankelijk van onderzoeker en allergeen-extract
78
Noem 2 voordelen van het gebruik van een skin prick test test voor de diagnostiek voor een voedselallergie
1. Resultaat direct zichtbaar 2. Mogelijkheid om grote diversiteit aan allergenen te testen
79
Hoe werkt een dubbelbline placebo controlled food trial voor voedselallergie?
Een kind eet een klein koekje met een allergeen er in en krijg zo steeds een klein beetje meer tot een allergische reactie op treedt. Zo krijg je info over de drempelwaarde en de aard van de klachten. Is echter zeer arbeidsintensief, kost veel mensen en tijd.
80
Noem de verschillen tussen atopie, allergie en sensibilisatie
Atopie = aanleg om allergisch te reageren op stoffen/prikkels vanuit de omgeving Allergie = overdreven reactie op niet schadelijke stof/prikkel Sensibilisatie = aanwezig zijn van specifieke IgE antistoffen tegen een bepaald allergeen
81
Hoe groot is de kans op atopie in een kind waarbij minstens 1 ouders atopie vertoond?
~50%
82
Noem een belangrijk, bekend gen dat een rol speelt in atopie
Het Filaggrine gen
83
Wat is er qua immunologische balans ander bij allergie ontwikkeling?
In plaats van een balans van meer Th1-cellen dan Th2-cellen zijn er ongeremde Th2-cellen en gelimiteerde Th1-cellen
84
Noem 3 hypotheses voor allergiontwikkeling
1. De hygiëne hypothese 2. De biodiversiteitshypothese 3. De epithelial barrier hypothese
85
Wat houdt de biodiversiteitshypothese in van allergieontwikkeling?
Te weinig microbiële blootstelling of kolonisatie van het maagdarmkanaal en luchtwegen leidt tot een disbalans van het immuunsysteem waardoor meer/minder kans op atopie
86
Waarom hebben kinderen geboren via sectio grotere kans op atopie/allergie?
Vaginale geboorte geeft minder kans op astma dan bij sectio - komen niet in aanmerking met microbioom van vrouwen, vooral bij allergische ouders. Mogelijkheid is vaginal swab op kind smeren, maar wordt nog niet echt gedaan
87
Wat houdt de epithelial barrier hypothese in als hypothese voor atopie/allergie?
Het idee dat allerlei stoffen onze barriere in komen en atopie veroorzaken
88
Wat is het verschil qua ontstekingsinfiltraat tussen urticaria en eczeem?
Utricaria: infiltraat rond de vaatjes Eczeem: infiltraat in de epidermis & dermis
89
Noem 3 situaties waarin je bij eczeem geen eliminatiedieet in wilt zetten
1. Ernstig eczeem, geen bekende reactie op voedsel 2. Eczeem zonder relatie met voedsel 3. Geen acute klachten binnen 2 uur, eczeemklachten na 6-24 uur
90
Noem 2 situaties waarin je bij eczeem wel een eliminatiedieet in wilt zetten
1. Bij acute klachten binnen 2 uur en eczeem na 6-24 uur 2. Bij acute klachten binnen 2 uur zonder eczeem
91
Waarom wil je het liefste bij eczeem geen eliminatiedieet invoeren?
Zo kunnen kinderen geen tolerantie opbouwen voor de geëlimineerde voedingsstoffen, waardoor ze ernstige allergie kunnen ontwikkelen
92
Wat is de pathofysiologie van een grotere kans hebben op allergie bij eczeem?
Door de kapotte huidbarrière kunnen allergenen binnendringen en raakt het lichaam hiervoor gesensibiliseerd
93
Hoe groot is de kans op een voedselallergie bij een kind dat <1 jr matig-ernstig eczeem heeft ontwikkeld?
35%
94
Noem 2 redenen waarom ouders hun kinderen eliminatiediëten geven bij eczeem
1. Een gevoel van controle 2. Financieel (wordt vergoed)
95
Noem 4 medische nadelen van een eliminatiedieet bij kinderen
- Geen effectief bewijs bij eczeem in ongeselecteerde patiënten met eczeem - Onderbehandeling van het eczeem - Vermijden van allergenen: risico op acute allergische reacties - Deficienties
96
Noem 2 psychosociale nadelen van een eliminatiedieet bij kinderen
- Eetstoornissen - Belemmerde psycho-sociale ontwikkeling
97
Noem 5 onderdelen van de behandeling van constitutioneel eczeem
1. Lokale immunosuppressiva 2. Zo nodig antibiotica 3. Indifferente therapie 4. Evaluatie atopie syndroom 5. Algemene leefadviezen
98
Hoe wordt in het bloedbeeld anafylaxie bewezen?
Via tryptase
99
Noem een definitie van anafylaxie
1. Acute reactie (minuten tot uren) met betrokkenheid van huid of slijmvliezen of beide (bijvoorbeeld, gegeneraliseerde urticaria, pruritus, en/of oedeem van lippen, tong, uvula) EN TENMINSTE EEN VAN DE VOLGENDE VERSCHIJNSELEN: - respiratoire klachten of insufficiëntie (bijvoorbeeld dyspnoe, bronchospasme, stridor, afname piekstroom, hypoxie) - verlaagde bloeddruk of hiermee gepaard gaande symptomen (bijvoorbeeld hypotonie, syncope, incontinentie, collaps
100
Noem 4 manieren waarop een non-allergische anafylaxie kan optreden
1. Mastocytose 2. C1 esterase deficiëntie 3. NSAID's 4. Directe mestcelactivatie
101
Noem 5 triggers van een IgE-gemedieerde anafylaxie
- Insectengiffen (wesp, bij, hommel) - Voedsel (pinda, noten, melk etc) - Voedselafhankelijke inspanning geinduceerde anafylaxie - Geneesmiddelen (anesthetica, beta-lactam, chloorhexidine etc) - Latex
102
Welk symptoom van anafylaxie komt meer voor bij jonge kinderen?
Urticaria
103
Noem de schaal van Müller
Graad I: gegeneraliseerde jeuk, urticaria en/of erytheem Graad II: klachten van graad I met gegeneraliseerd oedeem, misselijkheid, braken, niet uitstralend drukkend gevoel op borst, buikpijn, diarree Graag III: klachten van graad I of II met stridor, dysfagie, heedheid, onduidelijk spraak, dyspnoe Graad IV: cyanose, hypotensie, collaps, incontinentie, bewusteloosheid ernstige hartritmestoornissen, als dan niet met klachten van graag I, II of III
104
Hoe behandel je anafylaxie?
Adrenaline! Zo vroeg mogelijk
105
Hoe lang wil je iemand observeren na een anafylactische reactie?
Minstens 2 uur, afhankelijk van de ernst langer
106
Wat is het effect van adrenaline op de beta-1 adrenerge receptoren tijdens anafylaxie?
- Verhogen contractiekracht - Verhogen hartritme (verhogen CO)
107
Wat is het effect van adrenaline op de beta-2 adrenerge receptoren tijdens anafylaxie?
- verlagen cAMP intracellulair -> afname vrijkomen histamine e.a. mediatoren - Bronchodilatatie
108
Wat is het effect van adrenaline op de alpha-1 adrenerge receptoren tijdens anafylaxie?
- Perifere vasoconstrictie - Verhogen bloeddruk - Afname larynxoedeem
109
Voor welk allergeen van bijengif zijn menen meestal allergisch?
Api m1
110
Aan wat voor aandoening moet je denken bij anafylaxie met alleen larynxoedeem?
C1-esterase deficiëntie
111
Noem een aantal klachten die optreden bij beroepallergieën
- Huid: eczeem, angio-oedeem, ulticaria - Rhinitis: loopneus, verstopte neus, niezen - Conjunctivitis: rode ogen, waterige ogen, jeukende ogen - Astma: piepen, hosten, kortademigheid
112
Noem een aantal kenmerken van beroepsallergie
1. Klachten tijdens het werk 2. Klachten verergeren richting het einde van de week (priming effect) 3. Klachten verminderen tijdens het weekend en vakantie
113
Wat voor allergenen zijn gerelateerd aan persisterende bronchiale hyperreactiviteit?
Hoogmoleculaire stoffen
114
Wat houdt het priming effect in bij beroepsallergie?
- Neusslijmvlies wordt gevoeliger voor dezelfde hoeveelheid allergeen - Toenemende klachten tijdens de werkweek met max aan het eind v/d week
115
Noem 4 risicofactoren voor beroepsallergie
1. Hoge en continue expositie aan het allergeen 2. Atopie 3. Roken 4. Sensibilisatie voor het allergeen
116
Noem 3 oorzaken voor beroepsgebonden allergische klachten
1. Allergische reactie voor beroepsallergenen 2. Hyperreactiviteit van de luchtwegen 3. Directe toxische effecten van irritantia
117
In welke 2 groepen worden beroepsallergenen ingedeeld?
- Biologisch: eiwitten en enzymen - Hoogmoleculair: > 5kD - Niet-biologisch: chemisch - Laagmoleculair: < 5 kD - Bijvoorbeeld: geneesmiddelen
118
Welke beroepsgroep ziet de meeste beroepsallergie?
Paprikatelers in kassen
119
Wat is het verschil tussen een allergie en hyperreactiviteit van de luchtwegen
Deze stimuli zullen geen inflammatie en geen sensibilisatie induceren
120
Wat is RADS (reactive airway dysfunction syndrome)?
Persisterend astma en hyperreactiviteit door éénmalig forse expositie aan een irritants.(chloordamp, brandrook)
121
Noem 3 beroepsgroepen die grotere kans hebben op beroepsallergie
1. Bakkers 2. Proefdierwerkers 3. Paprikatelers
122
Waarvoor zijn mensen die een beroepsallergie tegen muizen en ratten hebben gesensibiliseerd?
Muis- en ratepitheel en urine
123
Wat houdt het healthy worker effect in?
Workers usually exhibit lower overall death rates than the general population because the severely ill and chronically disabled are ordinarily excluded from employment
124
Hoe kan een voedsel-kruisallergie optreden?
Het kan optreden als kruisallergie tussen voedsel en inhalatie, maar ook tussen verschillende soorten voedsel
125
Wat voor probleem is een bet v1 allergie?
Dit is in heel veel planten aanwezig, waardoor men allergisch is voor heel veel soorten eten
126
Wat voor voedsel kruisallergieën kunnen optreden bij een allergie voor boompollen (inhalatieallergie)?
Hazelnoot, walnoot, appel, perzik, kiwi, druif, kers
127
Wat voor voedsel kruisallergieën kunnen optreden bij een allergie voor graspollen (inhalatieallergie)?
Tomaat, tarwe, pinda, aardappel, meloen, peulvruchten
128
Wat voor voedsel kruisallergieën kunnen optreden bij een allergie voor huissotfmijt (inhalatieallergie)?
Garnalen, slakken, krab
129
Voor welk eiwit zijn mensen allergisch bij huisstofmijt?
Spiereiwit tropomyosine
130
Wat is relevant aan een allergie voor PR10?
Dit eiwit is thermo labiel, dus na koken geeft het geen/weinig symptomen
131
Wat is relevant aan een allergie voor LTP?
Dit is thermo stabiel, geeft dus na koken alsnog ernstige klachten
132
Welke 2 allergenen (eiwitten) in noten zijn klinisch relevant?
2s albumines en 7s globulines
133
Noem 4 plantenallergenen/eiwitten, van milde allergische reacties (dus thermo labiel) tot ernstige reacties (dus thermo stabiel)
1. Profiline 2. PR10 3. LTP 4. Opslageiwitten
134
Waarom veroorzaken opslageiwitten van planten ernstige allergische reacties?
Deze zijn erg thermo stabiel
135
Hoe groot is de kans om allergisch te zijn voor geitenmelk als je allergisch bent voor koeienmelk?
92%
136
Noem 2 belangrijke storage proteins van noten die ernstige allergische reacties kunnen veroorzaken
11S globuline en 7S clobuline
137
Wat houdt een type A geneesmiddel reactie in?
Dit is augmentend Dit houdt is dat een geneesmiddel een te sterke werking heeft/de reactie er op te verwachten valt
138
Wat houdt een type B geneesmiddelreactie in?
Dit is 'bizarre'. Dit houdt in dat de reactie niet te voorspellen valt aan de hand van de originele farmacologie van het geneesmiddel. Dit kan allergisch of non-allergisch zijn Ze zijn redelijk dosis-onafhankelijk
139
Wat houdt een type C geneesmiddelreactie in?
Dit is 'chemical/chronic'. Het hangt al van de chemische structuur en het metabolisme, bijvoorbeeld paracetamol hepatotoxiciteit
140
Wat houdt een type D geneesmiddelreactie in?
Dit is 'delayed', zoals blaascarcinoom jaren na cyclofosfamidegebruik
141
Wat houdt een type E geneesmiddelreactie in?
Dit is 'end of treatment'. Dus wat er gebeurt na withdrawal
142
In welke 2 effecten kan een type A geneesmiddelreactie worden ingedeeld?
Versterkt of ongewenst effect
143
In welke 2 effecten kan een type B geneesmiddelreactie worden ingedeeld?
Allergisch (type I-IV) of non-allergisch (pseudo-allergisch of farmacologisch)