Week 2 Flashcards
(103 cards)
Wat is het epitoop?
Deel van het antigeen waaraan de receptor bindt.
Waaruit zijn immunoglobulinen (=antistoffen) opgebouwd?
2 Ig zware ketens en 2 Ig lichte ketens (Ig kappa of Ig lamba).
Welke 2 soorten Ig-domeinen hebben we?
- Variabel (FAb-gedeelte)
- Constant (Fc-gedeelte)
Wat is de functie van het variabele Ig-domein?
Zorgen voor antigeenbinding (6 contactpunten).
→= 2 bindingsplaatsen voor antigenen.
Wat is de functie van het constante Ig-domein?
- Zorgen voor verschillende effectorfuncties.
- Hier ook binding aan Fc-receptor mogelijk.
- Bepalen de functie na herkenning antigeen.
Wat zijn isotypen?
De verschillende constante domeinen
Welke verschillende karakteristieken van isotypen zijn er?
- Antigeen wegvangen.
- Antigeen opsoniseren.
- Mate van activatie van het complementsysteem verhogen.
Welke 5 typen immunoglobuline zijn er?
- IgM
- IgA
- IgE
- IgG
- IgD
Waarin verschillen de verschillende immunoglobulinen?
Ze hebben andere zware ketens→ het constante domein verschilt→ verschillende effectorfuncties.
Hoe en waar komt IgM voor?
- Ze bevinden zich vooral in de longen.
- Ze komen voor als pentameer.
→ Losse immunoglobuline zijn verbonden met een J-keten en zwavelbruggen.
Wat is het voordeel aan een pentameer binding?
Deze meervoudige bindingsplaatsen maken het mogelijk om flexibel meerdere antigenen te binden→ kan repeterende sequenties binden.
Noem een voorbeeld van IgM-moleculen:
Antistoffen tegen bloedgroepantigenen: A, B, AB en O.
Hoe en waar komt IgA voor?
- Komt typisch voor op de mucosale oppervlakken: slokdarm, darm en neus.
- Komen soms voor als monomeer, meestal als dimeer.
Welke componenten zorgen voor de dimeer vorming van IgA?
- J-keten
- Zwavelbruggen
- Secretoire component
Waarvoor zorgt het secretoire component?
Zorgt ervoor dat IgA door het epitheel van bv. de darm gesluisd kan worden en zo in het lumen terecht komt.
Waarmee wordt IgE geassocieerd?
- Opruimen van specifieke (parasitaire) infecties.
- Herkennen allergenen.
Hoe en waar komt IgE voor?
- Komt voor als monomeer.
- Vooral in de huid, bloed en weefselvocht.
Wat gebeurt er bij binding van een antigeen aan IgE dat is gebonden aan een FcE-receptoren?
Degranulatie→ hierbij komen mediatoren vrij.
Waar komen IgG moleculen vooral voor?
Bloed, weefselvocht en moedermelk.
Hoeveel IgG subklassen zijn er?
4 met een lange halfwaarde tijd.
Waaraan kun de subklassen IgG onderscheiden?
Hinge-region: de lengte tussen de armen van de antistoffen.
Welk immunoglobuline heeft de hoogste waarde in het serum?
IgG
Welke functies heeft IgG?
- Neutralisatie: wegvangen v/h micro-organisme/eiwit.
- Complement lysis
- Opsonisatie
- Anti-lichaam-afhankelijke cellulaire cytotoxie
Welke mechanismen voor antistoftherapie hebben we?
- Biologicals
- Target