Week 4 Flashcards

(44 cards)

1
Q

Waaruit bestaat de DD van ziekteverwekkers voor diarree bij kinderen?

A
  • Viraal: acute waterige diarree zonder koorts of bloed.
  • Bacterieel: acute waterige diarree met koorts of bloed.
  • Parasitair: langzaam beloop zonder bloed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de risicofactoren bij kinderen om infectieuze diarree te krijgen?

A
  • Veranderde intestinale flora
  • Slechte hygiëne
  • Deficiëntie van antilichamen (IgG en IgA)
  • Verminderde motiliteit van de darm
  • Hoge pH in de maag
  • Intrinsieke ziekte van het darmepitheel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de invloed van moedermelk op het risico op diarree?

A

Verminder het risico en geeft een milder beloop.
→Borstvoeding zit vol met IgA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarvan zijn rose spots/roseolen (rode puntjes op de huid) een kenmerk van?

A

Salmonella typhi (=tyfus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe bereken je het deficit (percentage dehydratie)?

A

((recent gewicht - huidige)/ recent)*100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe berken je de anion gap?

A

Na - (Cl+bic)
→normaal: 8-16 mmol/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kunnen we de dehydratie onderverdelen?

A
  • Isotoon: normaal Na
  • Hypotoon: ↓Na→ meer zout
  • Hypertoon: ↑Na→ meer water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke behandeling van diarree zijn er?

A
  • ORS
  • IV rehydratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar zorgt ORS voor?

A

Via SGLT (transporter) wordt opnieuw vocht opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is meestal de oorzaak van bronchiolitis?

A

RSV
→Bronchiolitis is een acute virale luchtweginfectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de meest voorkomende bovenste luchtweg infectie?

A

Acute rhinitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een otitis media?

A

Ontsteking van het slijmvlies van het middenoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe herken je een otitis media acuta (OMA)?

A
  • Recent ontstane oorpijn, koorts, prikkelbaarheid en nachtelijke onrust.
  • Erytheem v/h trommelvlies, vocht in het middenoor of otorroe.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de verwekkers van OMA?

A
  • Viraal (70-80%)
  • Bacterieel (20-30%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de behandeling bij OMA?

A
  • Symptomatisch
  • Watchful waiting
  • Antimicrobiële behandeling
  • Chirurgisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe herken je een otitis media effusie (OME)?

A
  • Ophoping van vocht achter het middenoor (gelige doffe kleur)
  • Slechthorend
  • Gedragsproblemen
  • Drukkend gevoel op de oren
  • Spraak- en taalontwikkelings problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar kan de etiologie liggen bij OME?

A
  • Buis van Eustachius
  • Cilia of mucus afwijking
  • Externe factoren: allergie, infectie, meeroken, reflux, obstructie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke diagnostische middelen kan je inzetten bij OME?

A
  • Otoscopie (in het oor kijken)
  • Toonaudiometrie
  • Tympanometrie
19
Q

Welke verschillen in rode vlekjes op de huid hebben we?

A
  • Rash: wegdrukbare vlekjes.
  • Petechiën: niet wegdrukbare vlekjes (bloed).
20
Q

Welke infectieuze oorzaak komt het meest voor bij meningitis?

A

Neisseria meningitidis (>95%)

21
Q

Wat is meningitis en encefalitis?

A
  • Meningitis: infectie van het hersenvlies.
  • Encefalitis: infectie van de hersenen zelf.
22
Q

Wat is vaak de oorzaak van meningitis?

A

Dragerschap van pathogene bacteriën in de nasopharynx.
→ kwaad bij doorbraak naar de hersenen (hematogene spreiding).

23
Q

Wat zijn 4 processen van hematogene spreiding?

A
  1. Kolonisatie
  2. Invasie van bacteriën in de bloedbaan
  3. Overleven van bacteriën in de bloedbaan
  4. Invasie van bacteriën in CZS
24
Q

Wat zijn de belangrijkste bacteriële verwekkers van meningitis?

A
  1. S. pneumonia (meer dan helft van de gevallen)
  2. N. meningitidis
  3. Overige soorten
  4. Zelden: tuberculose
25
Welk aanvullend onderzoek kan je doen bij meningitis?
- Bloedonderzoek: Infectieparameters (CRP, procalcitonine), bloedkweek - Liquor onderzoek→ gouden standaard - Beeldvorming
26
Wat is de therapie bij bacteriële meningitis?
- ABCDE controleren - Antibiotica - Dexamethason→ voor afname gehoorverlies en neurologische restverschijnselen.
27
Wat is de prognose van bacteriële meningitis?
- Mortaliteit 15%→ snelle herkenning/behandeling weinig invloed hierop. - Complicaties
28
Hoe ontstaat gehoorverlies bij meningitis?
Bacteriële inflammatie van het labyrint.
29
Welke 3 type beschadigingen zijn er bij encefalitis?
1. Direct effect van micro-organisme. 2. Immunologische effecten. 3. Gemengd type
30
Wat zijn de virale verwekkers van encefalitis?
1. Aerogene inoculatie→ mazelen, influenza, parechovirus, maar vooral enterovirus 2. Direct contact→ herpes simplex (HSV), bof, rabiës (RABV), varicella (VZV). 3. Arthropod borne 4. Tekenbeet
31
Wat is het verschil tussen meningitis en encefalitis qua klinisch beeld?
Bij encefalitis is er sprake van meer neurologische uitval/prikkeling en een verlaagd bewustzijn.
32
Welk beeldvormende onderzoek kan je doen bij encefalitis?
- CT/MRI→ aantonen inflammatie v/h hersenparenchym. - EEG→ functieonderzoek
33
Wat is de therapie bij encefalitis?
- ABCDE controleren - Aciclovir - Antibiotica (hoewel wss niet bacterieel)
34
In welke 2 soorten onderscheiden we prevalentie (mbt. vaccins)?
1. Primaire preventie (pre-expositie) 2. Secundaire preventie (post-expositie)
35
Welke vaccinatiegraad is er normaliter nodig om ziektes grotendeels te voorkomen en wat is de vaccinatiegraad bij mazelen?
- Normaliter: 90% - Mazelen: 95%
36
Wat zijn de risicofactoren bij een hepatocellulair carcinoom (HCC)?
Acute en chronische hepatitis
37
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen Hep. B (HBV) en Hep. C (HCV)?
- DNA vs. RNA - Bloed→bloed/lichaamsvloeistof→bloed vs. bloed→bloed - Wel- vs. geen vaccin
38
Hoe veel open reading frames (ORF) bevat HBV en HCV?
- HBV: 4 - HCV: 1
39
Hoe onderdrukken HBV en HCV het immuunsysteem?
IFN-I zorgt voor de remming van virale replicatie, verhoogde antigeen presentatie en activatie van NK-cellen, APC en T-cellen. - HBV: onderdrukt de productie van actief IFN-I. - HCV: remt de effecten van IFN-I.
40
Hoe ontstaat een HCC door HBV en HCV?
1. HBV & HCV induceren leverschade. 2. Voortdurende schade aan hepatocyten en regeneratie→ levercirrose. 3. Turnover levercellen neemt toe. 4. Opstapeling van kritische mutaties in het genoom van de gastheer. 5. Hepatocellulair carcinoom.
41
Via welke route zorgen HBV en HCV voor HCC?
- HBV: direct (10%) en indirect - HCV: indirect
42
Hoe zorgt HBV via de directe route voor HCC?
Dmv. HBx-eiwit→ heeft oncogene eigenschappen.
43
Wat zijn de behandelmogelijkheden voor HBV en HCV?
- Immuunmodulatie: PEG-IFN-ɑ - HBV geen genezings mogelijkheden. - HCV genezen met sofosbuvir.
44
Welke type HPV-virus zorgt in 70% van de gevallen voor een afwijking van de baarmoedermond?
Type 16 & 18