Week 2

Question 1

Wat is epidemiologie?

Answer 1

Studie naar hoe vaak een ziekte/stoornis voorkomt, en welke factoren daar (niet) aan bijdragen

Question 2

Welke persoonlijkheidsstoornissen (naast antisociaal) komen vaker voor bij mannen?

Answer 2

OCPD, narcistische en schizoïde

Question 3

Hoe stabiel zijn PD’s?

Answer 3

Er is hoge mate van remissie, maar toch blijft het functioneren beperkt. Hoe meer symptomen je had, hoe minder goed de remissie is

Question 4

Hoe verandert de ernst van borderline tijdens het leven?

Answer 4

Het is het ergst in 20-30 jaar, en wordt daarna beter. Doen het minder goed als ze trauma’s hebben of in een relatie zitten

Question 5

Welke factoren beïnvloeden antisociale PD?

Answer 5

Risico: delinquentie in adolescentie, lage SES
Beschermend: stabiele baan, stabiele relatie, geen alcohol of drugsgebruik

Question 6

Hoe verandert de ernst van Cluster C PD’s?

Answer 6

Die lijken erger te worden hoe ouder je wordt, en komen het vaakst voor bij ouderen

Question 7

Welke comorbiditeiten komen vaak voor?

Answer 7

Borderline en antisociaal: verslaving
Cluster C: angststoornissen, PTSS, stemmingsstoornissen
Cluster A: stemmingsstoornissen

Question 8

Wat stelt het kwetsbaarheidsmodel?

Answer 8

Comorbiditeit wordt verklaard door dat PD’s iemand kwetsbaarder maken voor andere syndroomstoornissen

Question 9

Wat stelt het continuïteitsmodel?

Answer 9

Comorbiditeit wordt verklaard door dat PD’s manifestaties zijn van syndroomstoornissen

Question 10

Wat stelt het complicatiemodel?

Answer 10

Comorbiditeit wordt verklaard door dat syndroomstoornissen zorgen voor een verhoogd risico op het ontwikkelen van een PD

Question 11

Wat stelt het co-effectmodel?

Answer 11

Comorbiditeit wordt verklaard door een 3e variabele die het risico op zowel PD’s als syndroomstoornissen verhoogt

Question 12

Wat stelt het attenuation model?

Answer 12

Comorbiditeit wordt verklaard door een genetische kwetsbaarheid die op 2 manieren naar boven komt

Question 13

Hoe genetisch is het risico op Cluster A PD’s?

Answer 13

Laag. Er is alleen een connectie tussen schizotypisch en schizofrenie

Question 14

Hoe genetisch is het risico op Cluster B PD’s?

Answer 14

30-40% is erfelijk. First-degree relatives van mensen met borderline hebben 3x meer kans om het zelf te ontwikkelen. Genotypes kunnen kwetsbaarheid beïnvloeden

Question 15

Hoe genetisch is het risico op Cluster C PD’s?

Answer 15

27-37% is erfelijk. Hogere kans wanneer je een gedragsinhiberend temperament hebt. Veel genetische overlap binnen cluster, behalve voor OCPD. Lijkt een misregulatie van dopamine te zijn

Question 16

Welke 3 genetische temperament factoren zijn er?

Answer 16

Harm avoidance (Hoog in C)
Novelty seeking (Hoog in B)
Reward dependence (Laag in A)

Question 17

Welke karakter factoren zijn er?

Answer 17

Self directedness: hoe veel controle je hebt op je gedrag en zelfacceptatie
Coöperativeness: acceptatie van anderen
Self-transcendence: je een onderdeel voelen van de wereld

Question 18

In welke populaties zijn de Clusters het meest voorkomend?

Answer 18

A: lage klasse, werkeloos en gescheiden
B: jongeren, gescheiden, lage klasse
C: niks specifieks

Question 19

Welke PD’s komen vaker voor bij vrouwen?

Answer 19

Histrionisch en afhankelijk

Question 20

Wanneer heeft iemand een ernstige persoonlijkheidsstoonis?

Answer 20

Wanneer de stoornis verschillende categorieën en meerdere clusters heeft (waaronder B)

Question 21

Welke PD wordt niet minder ernstig over tijd?

Answer 21

Vermijdende PD

Question 22

Waarom kun je cijfer tussen landen niet vergelijken met elkaar?

Answer 22

Er kunnen verschillen in cultuur zijn, verschillen in bereikbaarheid van behandeling, educatie, etc.

Question 23

Wat zijn 2 verklaringen voor gender bias PD’s?

Answer 23

Mannen en vrouwen worden anders beoordeeld door therapeuten
Mannen en vrouwen verschillen in hun karaktertrekken, en als je vindt dat PD’s dysfunctionele trekken zijn is het logisch dat er verschillen zijn

Question 24

Welke 4 genetische factoren beïnvloeden PD’s?

Answer 24

Angstige/emotionele dysregulatie
Antisociaalheid
Sociale terugtrekking
Compulsiviteit

Question 24

Wat is een mogelijke verklaringen voor het feit dat antisociaal en borderline PD veel overlap hebben?

Answer 24

Er kan een kwetsbaarheid zijn waardoor je meer externaliseert

Question 25

Wat is harm avoidance?

Answer 25

De neiging om negatieve stimuli/straf te vermijden

Question 26

Wat is novelty seeking?

Answer 26

De neiging om actief te reageren op nieuwe stimuli, nastreven van beloningen

Question 27

Wat is reward dependence?

Answer 27

De neiging om positief te reageren op stimuli die belonend zijn

Question 28

Hoe zijn karakter factoren (novelty seeking, etc.) verbonden met PD's?

Answer 28

Mensen met een PD scoren vaak laag op self-directedness, cooperativeness en self-transcendence. Daarnast ook vaak weinig emotionele stabiliteit

Question 29

Welke hersengebieden zijn vaak anders bij mensen met een PD?

Answer 29

Het frontale en limbische circuit

Question 30

Met welk gebied in de hersenen is psychopathie gerelateerd?

Answer 30

Het paralimbische systeem

Question 31

Hoe kunnen borderline PD en trauma gerelateerd zijn?

Answer 31

Trauma kan een heftige risicofactor zijn Of mensen met borderline interpreteren dingen sneller als traumatisch

Question 32

Hoe zijn opvoedstijlen en PD's gerelateerd?

Answer 32

Mensen met een PD zijn sneller geneigd om hun kinderen slecht te behandelen Gebrek aan affectie en zorg, en harde straffen zorgen voor verhoogd risico op PD

Question 33

Hoe zijn hechtingsstijlen gerelateerd aan PD's?

Answer 33

Een goede hechtingsstijl vermindert neuroticisme, en verhoogt extraversie en agreeableness Disorganized hechting voorstelt aggressie Onveilige hechting verhoogt risico op zelfbeschadiging, reactieve aggressie en interpersoonlijke problemen