week 2 Flashcards

1
Q

TFCC

A

triangular fibrocartilage complex
een schijfje kraakbeen dat de afstand tussen de ulna en het os triquetrum overbrugt
zorgt voor betere krachtverdeling, congruentie en beweeglijkheid, 80% van de stabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 groepen ligamenten in de pols

A

lig van onderarm naar carpus
lig intercarpea
lig carpometacarpea
lig metacarpea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe veel pulleys

A

5 cirkelvormige A1-5
3 kruislings C1-3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aan welke epicondylus hechten de extensoren en flexoren

A

extensoren aan epicondylus lateralis
flexoren aan epicondylus medialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe zitten de extensorpezen aan elkaar vastgekoppeld

A

dmv vincula tendineae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

met behulp van welke spier houdt met een pen vast

A

als de musculi lumbricales worden aangespannen is er flexie in art. carpometacarpale en extensie in de interfalangiale gewrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

met welke spier worden de vingers gesloten

A

m. intersosseus palmares (zit niet op de middelvinger)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

met welke spier spreiden de vingers

A

m. intersosseus dorsales (zit op alle vingers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

innervatie door n. ulnaris, n. radialis en n. medianus

A

n. radialis: extensoren
n. ulnaris: flexoren aan ulnaire zijde (pink en binnenkant ringvinger) en korte handspieren (lumbricales en interosseus)
n. medianus: flexoren aan radiale zijde en duim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een teken van n. radialis uitval

A

dropping hand
de extensoren kunnen niet meer geïnnerveerd worden
bij proximaler letsel is er ook geen extensie van de elleboog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een teken van n. medianus uitval

A

proximaal letsel: preachers hand
bij het maken van een vuist kunnen de duim, wijs en middelvinger niet gebogen worden
distaler letsel: geen preachers hand maar atrofie van de duimmuis en evt. m. lumbricales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een teken van n. ulnaris uitval

A
  • klauwhand
  • Froment test: als papiertje tussen duim en wijsvinger vast gehouden moet worden doet de patient dit met gestrekte vingers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

naviculaire fractuur en wat is het bijzondere

A

val op uitgestrekte arm leidt bijna altijd tot fractuur van het os scapoideum
het os scaphoideum wordt doorbloed vanuit twee polen. Bij een breuk is 1 van de twee aangedaan waardoor er geen goede verbinding meer is tussen de vaten. bij de fractuurgenezing kan het zorgen voor malunion.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Test van Finkelstein welke ziekte wordt getest

A

Ziekte van quervain
de m. abducter pollices longus en de m. extensor pollices brevis lopen hier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

trigger finger

A

veroorzaakt door een zwelling in de flexor pees ter hoogte van de A1 pulley meestvoorkomend op de ringvinger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

innervatie door n, musculocutaneus

A

ventrale zijde van arm. m. biceps brachii en m. brachialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mallet finger

A

laatste kootje van de vinger hangt af, de terminale slip van de extensorpees is geruptureerd/ zit los

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ziekte van dupuytren
+ behandeling

A

boven de fascie palmaris zit een streng waardoor vinger(s) niet goed kunnen worden gestrekt
behandeling is met bruners incisies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

benoem de pezen die door de verschillende tunnels in het retinaculum extensorum lopen

A
  1. m. abducter pollicis longus, m. extensor pollices breves
  2. m. extensor carpi radialis longus, m. extensor carpi radialis breves
  3. m. extensor pollices longus
  4. m. extensor indices, m. extensor digitorum communis
  5. m. extensor digiti minimi
  6. m. extensor carpi ulnaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

skiduim wanneer is operatie indicatie?

A

ligamentum collaterale ulnare op de duim bij het artic. metacarpale is gescheurd na acuut trauma
operatie indicatie bij volledig gescheurd ligament of bij stener lesion als het ligament achter de aponeurose terecht komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De anatomische snuifdoos wordt gevormd door

A

m. extensor pollices brevis, m. abducter pollices longus, m. extensor pollices longus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

innervatie thenar en hypothenar

A

thenar wordt grotendeels geïnnerveerd door de n. medianus
hypothenar wordt grotendeels geïnnerveerd door de n. ulnaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

sensibele en motorische innervatie van de hand

A

n. radialis
sensibel handrug en duim
motorisch extensoren van vingers
n. medianus
sensibel duim, wijs, middel en ulnaire kant van ringvinger
motorisch flexoren van duim, wijs en middelvinger
n. ulnaris
sensibel pink en ulnaire kant van ringvinger
motorisch pink en ringvinger en intrinsieke handspieren (oppositie en adductie van duim)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

kenmerken van klauwhand

A
  • extensie in MCP’s
  • atrofie m. interossei
  • atrofie m. adductor pollicis
  • atrofie hypothenar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
kenmerken preacher's hand
- vuist maken onmogelijk (pink en ringvinger wel buigen) - atrofie van thenar - droogte van huid dig 1-3 en ulnaire zijde dig 4 - geen grip om voorwerpen te pakken
24
zondagsarm
luxatie van radiuskop uit het proximale radioulnaire gewricht geen goede functie van lig. annulare radii door te proneren en supineren komt de radiuskop weer op zijn plaats
25
behandeling van knochensalat
het is het breken van de radiuskop in meerdere botstukken de behandeling is het verwijderen van alle stukken, weer opnieuw in elkaar zetten van de radiuskop en het terugplaatsen
26
tekenen en behandeling van een bicepspeesruptuur
- popeye's sign - geen pees voelbaar bij de hoektest behandeling is door een gat te maken in radius en de pees hierin te vlechten en vast te zetten met een haakje
27
welke spieren verzorgen de supinatie en pronatie
supinatie: m. supinator en m. biceps brachii pronatie: m. pronator teres, m. pronator quadratus
28
Epicondylitis en symptomen
peesontsteking van extensoren en/of flexoren van de onderarm mediale epicondyl: golferselleboog drukpijn en pijn bij flexie tegen druk laterale epicondyl: tenniselleboog drukpijn en pijn bij extensie tegen druk
29
Behandeling van epicondylitis
80-90% succesvol met conservatief beleid rust, ijs, NSAID's corticosteroiden en lidocaïne kunnen worden toegepast in 10% van de gevallen moet operatie plaatsvinden. Hierworden de spieren van het bot afgehaald waarna ze op een prettigere plek weer kunnen vasthechten
30
slotklachten elleboog
door gewrichtsmuis/corpus liberum behandeling is artroscopie om het te verwijderen
31
TFCC symptomen en variaties
symptomen zijn pijn bij de fovea en een positieve grinding test het kan een perifere ruptuur zijn: TFCC zit los van het kapsel of een diepe ruptuur: TFCC is los van de ulna degeneratieve ruptuur (het wordt dan schoongemaakt, alle losse deeltjes weggehaald en evt. ulna korter gemaakt)
32
3 symptomen van een SL laesie en bevindingen op röntgen
- positieve watson test (meer beweeglijkheid van het scaphoid) - positieve extension finger test (pijn bij extensie van vingers tegen druk aangezien de pezen over het SL ligament gaan) - drukpijn ongeveer 1 cm boven het tuberculum van lister - > 3 mm afstand op röntgen met gebalde vuist is verdacht - > 5 mm afstand op röntgen met gebalde vuist is laesie
33
behandeling van SL laesie
< 6 weken geleden: K-draden > 6 weken geleden: kapselplastiek (gemodificeerde brunelli)
34
scaphoid fractuur symptomen
- pijn op anatmoscihe snuifsdoos - pronatie en supinatie pijn tegen weerstand - asdrukpijn over de eerste straal
35
belangrijkste risicofactor voor non union van scaphoidfractuur
roken proximale breuk (van distaal naar proximaal gaat de vascularisatie sterk naar beneden)
36
behandeling van scaphoid structuur
onverplaatste fractuur: gips heel lang (3 maanden) verplaatste fractuur of erg proximaal: operatief
37
complicatie van een SL laesie of van scaphoid non union
SNAC of SLAC scaphoid non union advanced collaps of schapholunate advanced collaps wrist
38
Behandeling van fractura antebrachii
zeer instabiel dus operatieve fixatie is noodzakelijk als er veel weke delen schade is is er te veel infectie risico bij plaatsen van plaat met schroeven dus wordt er een fixatum externum geplaatst
39
Galeazzi fractuur
na val op uitgestrekte hand fractuur van radius schacht lucatie van ulna in DRUG vaak gepaard met ruptuur van TFCC
40
Monteggia fractuur
na val op uitgeschrekte arm fractuur van ulna schacht luxatie van radius in de PRUG
41
Essex lopresti fractuur
luxatie van zowel radiuskop als ulna met gescheurd membrana interossea na heftig axiaal trauma
42
beleid bij trauma en verdenking op fractuur
testen van zenuwen en vaten + pijnstilling daarna röntgenfoto in 2 richtingen
43
indicatie voor CT scan indicatie voor MRI
CT: ossale afwijkingen laagdrempelig een CT, bij intra-articulaire distale radiusfractuur altijd standaard CT MRI: bij weke delen letsel
44
meest voorkomende fracturen van de pols
distale radius, daarna scaphoid
45
normaalwaarden - palmar tilt - radial tilt - radius length - ulnair variance
11 graden 23 graden 10 mm 0 mm met variantie van 2 mm
46
AO classificatie van fracturen
1 bovenarm 2 onderarm 3 bovenbeen 4 onderbeen a eenvoudig in de schacht b semi articulair c volledig articulair 1 proximaal 2 schacht 3 distaal
47
wanneer conservatieve en wanneer chirurgische behandeling bij distale radius fractuur
conservatief bij: - minder dan 10 graden kanteling in elke richting - minder dan 5 mm verkorting van radius tov ulna - minder dan 2 mm intra-articulaire step-off chirurgisch bij: - initieel meer dan 20 graden kanteling in elke richting - initieel meer dan 1 cm verkorting radius tov ulna - ernstig weke delen letsel - > 50% communitie dorsaal - elke vorm van communitie volair (chirurgisch meer terughoudend bij >65 jaar)
48
voor en nadelen van conservatieve vs chirurgische behandeling van distale radius fractuur
conservatief: geen operatie nodig dus geen risico's die hiermee gepaard gaan. echter lange periode van immobilisaite, kracht en functieverlies en gewrichtsstijfheid chirurgisch: snelle mobilisatie met minimaal krachtsverlies MAAR allebij zorgen ze voor verbeteren van de stand en preventie van toename dislocatie
49
Voor en nadelen van chrirugische behandeling van distale radiusfractuur: - K-draden - Fixatum externum - Open repositie
1. K-draden gevolgd met gips indicatie bij simpele breuk, kinderen voordelen: eenvoudig te verwijderen, minimaal invasief nadelen: kans op infectie van entreepunten, nabehandeling met gips betekent stijfheid 2. fixatum externum indicatie bij slechte weke delen en zeer comminutieve fracturen voordelen: minimaal invasief nadelen: pinnen kunnen ontsteken, vaak stijfheid als gevolg, stellage aan arm 3. Open repositie indicatie bij goede weke delen en bepaalde fractuur eigenschappen voordelen: anatomische repositie, directe mobilisatie postoperatief nadelen: open techniek, last van platen postoperatief
50
osteoid bestaat vooral uit collageen type
1
51
wat is normaal kwa hoeveelheid osteoid in het lichaam
2% van al het botvolume is osteoid 20% van botoppervlak wordt door osteoid bedekt
52
klinische relevantie van mineralisatie van bot
kan gebruikt worden voor diagnostiek: - Radionucliden Tc kunnen ingebouwd worden om te scannen of er toename van botaanmaak is - Tetracycline kan gegeven worden aan de patient dat fluoresceert op dat 0 en 10: de snelheid van botaanmaak kan dan geëvalueerd worden - Patienten met te hoog ijzer hebben ipv ca/fosfaat mineralisatie, inbouw van het ijzer: metaal-geinduceerde osteomalacie
53
functie van osteocyten
osteocyten liggen vast ingevangen in osteoid/gemineraliseerd bot functie is mechanotransductie dmv uitgebreide contacten via canaliculi
54
verschil osteoclasten en osteoblasten kwa oorspromg
osteoblast ontstaat vanuit mesenchymale stamcel osteoclast ontstaat vanuit monocytaire reeks hematopoeitsch
55
functie van osteoclasten
botresorptie dmv secretie van H+ en collagenase in howship lacunae
56
Hoe worden osteoclasten geremd
- DMV denosumab kan RANK receptor geinhibeerd worden bij bvb osteoporose - calcitonine (uit de schildklier) remt de acitivtiet van osteoclasten
57
Hoe worden osteoclasten gestimuleerd
- als RANKL bindt aan de RANK receptor op de osteoclast wordt deze aangezet tot meer botresorptie. - PTH uit de bijschildklier remt osteoblasten waardoor indirect via interleukines osteoclasten worden geactiveerd
58
cementlijnen
markeren eerdere zones van remodeling
59
4 stappen van fractuurgenezing
1. < 12 uur hematoom vorming 2. > 48 uur granulatie weefsel met fibroblasten, angiogenese 3. 1-4 weken enchondrale en intramembraneuze ossficatie. ook kraakbeenweefsel wordt gevormd. de bot trabekels zijn nu nog niet in de juiste richtingen gevormd en de patiënt moet mobiliseren zodat er kracht op het bot komt die zich dan kan aanpassen 4. >4 weken lamellair bot
60
botbiopt bewerking voor klinische pathologie mogelijkheden
1. ontkalking in EDTA of mierenzuur snel, simpel, immunohistochemie bij bijvoorbeeld tumorvraagstellingen maar calcificatie kan niet beoordeeld worden 2. inbedden in plastic zonder ontkalking kan calcificatie beoordelen bij bijvorbeeld metabole botziekte
61
Bot biopt kleuringen
HE: cel morfologie Goldner en Thionine: mineralisatie status Zure fosfatase: osteoclasten Tetracycline: mineralisatiesnelheid
62
functies van Ca en Fosfaat
Ca: prikkelgeleiding, spiercontractie, immuunrespons, hormoonsecretie Fosfaat: energievoorziening (ATP), DNA/RNA, enzymen
63
normaalwaarde serum calcium en fosfaat
2,2-2,5 mmol/L calcium 0,9-1,4 mmol/L fosfaat
64
effecten van Vit D, PTH, calcitonine en FGF23 op Ca/fosfaat huishouding
Vit D: meer calcium en fosfaatopname uit de darm PTH: meer calcium en fosfaat dat vrij komt uit botten (PTH stimuleert indirect osteoclasten), meer calcium absorptie uit nieren, meer vit D activatie in nieren, meer fosfaat uitscheiding uit de nieren Calcitonine: meer calcium opname in botten (calcitonine remmen osteoclasten) FGF23: toename van fosfaat uitscheiding
65
oorzaken van osteomalacie/rachitis
vit D deificientie: te weinig Ca en Fosfaat absorptie met te weinig mineralisatie als gevolg. oorzaken zijn: - te weinig blootstelling aan zonlicht - malabsorptie - tekort in voeding - nierziekten - leverziekten - vit d resistentie - gebruik van anti-epileptica
66
vit D deficientie leidt tot een verhoogd
PTH door vit D is er laag Ca in het bloed, PTH secretie zorgt voor meer vrijkomen van Ca uit botten (stimuleert indirect de osteoclasten), meer Ca reabsorptie uit de nieren en meer VIT D activatie
67
kliniek van rachitis en osteomalacie
rachitis (bij kinderen): lengtegroei deficientie, o-benen, tandproblemen osteomalacie: ca deficientie (spierzwakte, spierkrampen, spierslapte), verhoogd fractuurrisicio, pseudofracturen (looser's zones)
68
bloedwaarden van Ca, Fosfaat, Vit D, PTH en AF bij osteomalacie/rachtiis
Ca laag, fosfaat laag, vit D laag PTH hoog, AF hoog
69
behandeling van rachitis/osteomalacie
vit D suppletie
70
hyperparathyreoidie symptomen
verhoogd calcium en verlaagd fosfaat (als het een primaire hyperparathyreoidie is) - stones: nierstenen - groans: buikpijn - thrones: polyurie - bones: botcomplicaties (botverlies, botcysten, zout- en peper aspect van schedel, pathologische fractuur) - psychiatric overtones: psychische veranderingen
71
Hoe kan het dat er bij hyperparathyreoidie een verhoogd ca in de urine is
ookal zorgt PTH juist voor meer Ca reabsorptie in de nieren is er bij hyperparathyreoidie zo een hoog Ca niveau dat er toch meer Ca wordt uitgescheiden
72
behandeling van hyperparathyreoidie
weghalen van oorzaak (bvb door chrirugie) cinacalcet verhoogd de gevoeligheid van ca receptor van de bijschildklier waardoor minder PTH wordt aangemaakt
73
osteoporose risicofactoren
leeftijd, vrouwelijk geslacht, prevalente fractuur, positieve familieanamnese, lengte/gewicht, corticosteroidgebruik, immobiliteit
74
verschil tussen osteoporose en osteomalacie
osteoporose is meer botafbraak dan aanmaak met verlaagde botmassa als gevolg osteomalacie is verminderde mineralisatie van het osteoid
75
Morbus paget en behandeling
verhoogde activiteit van osteoclasten gevolgd door verhoogde activiteit van osteoblasten behandeling is remming van osteoclasten dmv bisfosfanaten
76
medicamenteuze behandeling van osteoporose
remming van osteoclasten met bisfosfanaten en densosumab stimuleren van osteoblasten met teriparatide
77
Fibreuze dysplasie
gezond bot wordt vervangen door fibreus bot behandeling is met bisfosfanaten
78
osteogenesis imperfecta
groep van erfelijke ziekten met abnormale ontwikkeling van collageen 1 collageen 1 is belangrijk voor ogen, huid, gewrichten, osteoid type 1: blauwe sclerae, tandproblemen, verhoogde fractuurrisico type 2: lethaal type 3: lijkt op 2 maar iets minder ernstig type 4
79
osteopetrose
meer botaanmaak dan botafbraak hogere botdichtheid maar slechte kwaliteit van het aangemaakte bot
80
ziekte van buchem
door gebrek aan sclerostine verhoogde botdichtheid met name in de schedel
81
pathogenese van hematogene osteomyelitis
1. bacteriën verspreiden systemisch in het lichaam (met sepsis en bacteriëmie als gevolg) 2. ze komen binnen in de haverse kanalen en hechten aan beschadigd bot: locus minoris resistentieae 3. ze dringen binnen in fibroblasten en produceren een glycocalyx 4. chemotaxis van leukocyten met oedeemvorming als gevolg 5. er is occlusie van vascularisatie met necrotische zones 6. lichaam reageert hierop door abces vorming om het probleem te isoleren 7. het bot eromheen wordt reactief bot, maar de ontsteking kan zich desondanks subperiostaal uitbreiden 8. periost maakt dan nieuwe botlaag hier overheen: involucrum 9. er is sekwestervorming (dood bot) door onvoldoende vascularisatie 10. als het involucrum doorbreekt ontstaat er weke delen abces en een fistel
82
7 risicofactoren voor hematogene osteomyelitis
1. recente operatie 2. intravasculaire hulpmiddelen 3. sikkelcelziekte 4. intraveneus drugsgebruik 5. hemodialyse 6. orthopedische implantaten 7. endocarditis
83
histologisch verschil tussen acute en chronische osteomyelitis
acuut: micro-organismen aanwezig, neutrofielen aanwezig, trombosering en stuwing van bloedvaatjes chronisch: necrotisch bot met afwezigheid van osteocyten, fibreus en granulatieweefsel vervangt bot
84
diagnostiek van acute osteomyelitis op röntgen
in de eerste twee weken zijn er nog geen afwijkingen zichtbaar op een röntgenfoto alternatief is MRI
85
bij aanwezigheid van fistel, kweek afnemen bij osteomyelitis
via fistel kweekafnemen zorgt voor contaminatie en het kweken van veel mengflora daarom is een diepe kweek belangrijk
86
welke verwekker is de grootste verwekker van hematogene en niet hematogene osteomyelitis bij volwassenen en kinderen
S. Aureus (> 50%) niet hemeatogeen: inclusief MRSA
87
Welke verwerkkers van osteomyelitis bij IV druggebruikers welke bij immuungecompromiteerd
drugs: pseudomonas, serrata, candida immuungecompromitteerd: aspergillus
88
welke verwekkers van niet hematogene osteomyelitis bij ernstig letsels aan botten en weke delen
cl. welchii en cl. tetani
89
septische artritis waar komt het voor en incidentie
septische artritis komt vooral voor bij kinderen onder 5 met >50% bij kinderen onder 2 het speelt in de grote gewrichten heup en knie
90
klinische presentatie van septische artritis
koorts/irritantie bonnetse stand: met gewricht in lichte flexie pijn aan ledemaat (bvb tijdens verschonen)
91
Kocher criteria
voor inschatting van kans op septische artritis 1. niet belasten op aangedane ledemaat 2. BSE > 40 3. koorts > 38,5 4. leukocyten >12 99% bij 4 punten
92
behandeling van septische artritis
er dient direct een drainage van gewricht plaatsvinden dan een kweek afgenomen dan gestart met ab (minimaal 4 weken)
93
Callusweefsel
ontstaat natuurlijk na een fractuur tijdens de genezing vanuit kraakbeen/hematoom is nog wild en onrijp: kan lijken op een tumor communicatie met patholoog is daarom erg belangrijk
94
meest voorkomende bot maligniteit bij babys, kinderen, tieners, volwassenen
babys; neuroblastoom kinderen 5-10: ewing sarcoom tieners: osteosarcoom > 50: metastase, lymfoom, myeloom
95
conventionele röntgenfoto bij buttumoren
>90% van alle bottumoren kunnen geclassificeerd worden op basis van een foto foto moet in twee richtingen gemaakt zijn en niet ouder zijn dan 10 dagen
96
waarom niet gelijk een biopt nemen bij verdenking op bottumor
de architectuur van de tumor wordt verstoord patholoog kan dan soms geen definitieve uitspraak doen over de diagnose beeldvorming is dus belangrijk
97
waar zijn chondroblastomen typisch gelokaliseerd
bij kinderen bij de epifysairschijf
98
waar zijn reusceltumoren vooral
uiteinden van de lange pijpbeenderen
99
Periostale reacties op bottumoren
bij benigne langzaam groeiende tumor heeft het periost de tijd om solide bot te vormen tegen de rand van de tumor bij snelgroeiende tumor is dit niet mogelijk en ontstaat er - lamellair bot (als uienschil) - codmans triangle - sunburst
99
welke typen botdestructie zijn er
geografisch begrens moth eaten permeatief
100
aanvullende beeldvorming bij bottumoren
CT en MRI bij het inplannen van operaties MRI voor ontdekken van skipmetastasen (aan andere kant van gewricht) nucleair onderzoek voor metastasen pas na voldoende beeldvormend onderzoek een biopt
101
waarvoor moet worden uitgekeken bij een botbiopt
niet door spier heen: dit kan een entmetastase veroorzaken
102
3 stadia van jicht
1. asymptomatische hyperuricaemie: verhoogd urinezuur in bloed en/of urine maar nog geen aanvallen (dit is nog geen jicht) 2. acute jicht met aanvallen vaak mono articulair 3. chronische jicht vaak polyadrticulair
103
verschil tussen mens en dier als het gaat om jicht
purines (uit DNA en het dieet) worden omgezet in urinezuur. Dieren hebben het enzym uricase wat uraat omzet in allantoïne dat makkelijk kan worden uitgeplast. Mensen hebben dit enzym niet.
104
voorkeursgewricht van jicht
grote teen MTP1
105
activatie van het immuunsysteem bij jicht
granulocyten nemen uraatkristallen op en vormen een fagolysosoom dat het uraat niet kan verteren en uiteindelijk uiteen knapt. er komen lysosomale enzymen vrij die zorgen voor een heftige ontstekingsreactie
106
klinische presentatie van acute jichtaanval
- BSE, CRP verhoogd, koorts, eukocytose - pijn, minder beweeglijk - roodheid (bij reuma meestal geen roodheid) meten van urinezuurconcentratie tijdens aanval heeft geen zin kan normaal zijn een acute jichtaanval is self limiting
107
oorzaak van hyperuricaemie
90% veminderde renale excretie 10% overmatige producite (alcohol zorgt voor allebij) - nier insufficientie - alcohol abusus - medicatie als diuretica
108
hoe kan een acute jichtaanval behandeld worden
- rust en ijs - NSAIDs en evt colchicine - corticosteroiden oraal of intra articulair - evt IL-1 RA
109
indicaties voor behandeling met urinezuurverlagende therapie en welke mogelijkheden zijn er
- meer dan 3 aanvallen per jaar - aanwezigheid van tophi - erosieve schade minder aanmaak (xanthine oxidase remmers): allopurinol (eerste keus maar niet bij acute jichtaanval, veel interacties) meer excretie benzbromaron (maar niet bij lage nierfunctie, uraatstenen of tijdens acute jichtaanval)
110
belangrijke bijwerking allopurinol en benzbromaron
eerste half jaar van therapie is er toename van frequentie van jichtaanvallen om aanvallen op te vangen kunnen cholchicine en NSAIDs worden gecombineerd
111
pseudojicht bijzondehreden radiologisch voorkeursplekken
op radiologische afbeeldingen is er chondrocalcinose te zien (verkalking van kraakbeen) voorkeursplekken zijn knie en pols (bijna nooit op hand en voet)