week 5 Flashcards
hoe wordt er stablitiet gecreëerd in het sacroiliacaal gewricht?
selfbracing: de krachten worden rondom het bekken geleid
wat gebeurt er tijdens de zwangerschap met het sacro-iliacale gewricht
relaxine wordt geproduceerd waardoor alle banden in het lichaam verslappen. Dit is nodig om het os sacrum naar achteren te kantelen zodat er genoeg ruimte is voor de partus.
Het blijft een tijdje instabiel: lichaam blijft relaxine produceren tijdens de lactatieperiode.
rotator triceps van de heup
m. gemellus superior, m. gemellus inferior, m. quadratus femoris, m. obturatorius internus
foramen van fruchaud en de liesbreuken die in de verschillende compartimenten voorkomen
1.laterale compartiment boven lig. inguinale: indirecte breuk door opening waar de testis doorheen is gekomen. eigenlijk moet de proc. vaginalis sluiten na indaling van testis maar dit gaat niet altijd goed
2. in het mediale compartiment ook boven de lig. inguinale kan een directe breuk ontstaan
3. in het caudale compartiment kan er een femoraalbreuk optreden (liesbreuk bij vrouwen is altijd in dit compartiment)
waar lopen het ruggenmerg, de zenuwwortels en de a. vertebralis
ruggenmerg door het foramen vertebrale
zenuwwortels treden uit in het foramen intervertebrale
a. vertebralis loopt door foramen transversarium van de cervicale wervels
hoe kunnen cervicale wervels worden herkend
- foramen transversarium (voor a. vertebralis)
- gevorkte proc. spinosus
- facetgewrichten bijna plat horizontaal maar niet helemaal
hoe zitten de ribben aan de wervelkolom
door costotransversale (proc. transversus en tuberculum costae)
en costovertebrale gewrichten (in fovea costalis)
hoe zitten de facet gewrichten cervicaal, thoracaal en lumbaal
cervicaal: transversaal bijna horizontaal plat
thoracaal: in frontale valk (lateroflexie)
lumbaal: in saggitaal vlak (flexie en extensie)
waar vinden rotatie, flexie, extensie en lateroflexie plaats
flexie, extensie, lateroflexie voornamelijk in art. ellipsoidea (tussen atlas en hoofd)
rotatie: tussen C1 en C2 (atlas en axis)
een beweging tussen twee wervels komt tot stand in het
bewegingssegment van junghanns:
* twee wervellichamen
* discus intervertebralis
* 4 facetgewrichten
* ligamenten
hoe worden de wervellichamen bij elkaar gehouden
lig. longitudinale anterius en posterius
waar wordt doorheen gemanouvreerd als een ruggenprik wordt gegeven
door lig. flavum (bevindt zich aan de binnenkant van het wervelkanaal
waaruit bestaat de discus intervertebrlais
nucleus pulposus (kern, bestaat vooral uit water)
annulus fibrosis (bindweefsel met kraakbeenmatrix)
intrinsieke vs extrinsieke rugspieren
intrinsiek:
- m. erector spinae
- m. transverso spinalis
extrinsiek: m. lattisimus dorsi, m levator scapulae, m. rhomboideus, m. trapezius
whiplash 4 fasen en gevolgen
- hyperextensie
- flexie tot verticaal
- hoofd kantelt 30 graden tov ventraal
- tractie
meeste schade zit in de ligamenten tussen C4 en C6
puntbloedinkjes leiden tot vage klachten
a. vertebralis kan aagedaan zijn (hiervoor doet men de test van kleyn-nieuwenhuizen
oorzaken van spondylolisthesis (6)
- degeneratief (verlies van chondroitinesulfaat en water waardoor minder turgor en elasticiteit)
- istmische spondylolisthesis door spondylolyse
- trauma
- iatrogeen
- pathologisch
- dysplastisch
spondylolyse
risicofactoren
incidentie
klachten
onderbreking in het pars interarticulairs van de arcus vertebrae.
risicofactoren: genetisch component (maar niet aangeboren), versterkte kyphose, paardrijden, turnen
incidentie is 5%, er zijn weinig klachten en vaak is het een toevalsbevinding. behandleing is zelden nodig
klachten van spondylolisthesis
tieners: lokale rugpijn bij hyperextensie
ouderen: aspecifieke rugpijn en neurologische pijn aan de benen
behandeling van spondylolisthesis
tieners: 3 maanden stoppen met sport/belasting
bij falen conservatief beleid (of een slip van graad 3/4) kan er geopereerd worden
ouderen: fysiotherapie, pijnteam en anders operatie
(niet de rugpijn maar de neurologische pijn staat op voorgrond bij beslissing wel of niet behandleing)
behandeling is dan vaak een spondylodese
meiering classificatie
classificeert de afschuiving bij spondylolisthesis naarmate de hoeveelheid van de caudaal gelegen wervel die niet meer bedekt wordt
1. 0-25
2. 25-50
3. 50-75
4 75-100
Spondylodiscitis diagnostiek en behandeling
Wordt in 30% in eerste instantie verkeerd gediagnosticeerd
MRI van de wervelkolom en verwekker moet achterhaald worden middels kweken en biopten
niet empirish behandelen behalve bij hele zieke/septische patient
oorzaken van spondylodiscitis
hematogene route (distale wervelkolom goede doorbloeding met lage stroomsnelheid dus verwekker kan makkelijk vestigen)
via uitbreiding vanuit omliggende structuren
na ingreep
behandeling van spondylodiscitis
6 weken AB
of operatie indien:
- AB therapie faalt
- standsafwijking van de wervelkolom
- neurologische afwijkingen
verwekkers van spondylodiscitis
S. aureus
gramnegatieve bacteriën