week 3 Flashcards
de hamstrings bestaat uit
m. biceps femoris
m. semitendinosus
m. semimembranosus
wat is het gat in het caput femoris
fovea capitis femoris met synovium reservoir die bij beweging wordt uitgeperst om beschadiging te voorkomen
wet van wolff
beschrijft dat de botbalkjes in de kop van het femur in allerlei richtingen komen te staan doordat ze krachten moeten weerstaan
het femor heeft twee hoeken
inclinatiehoek (120-135)
anteversie (10-15) hoek
hier moet rekening gehouden worden bij het plaatsen van een nieuwe heup
sterkste ligament van het lichaam
lig. iliofemorale (3000N)
welke spier van de heup zorgt voor exorotatie
m. gluteus maximus
welke spier van de heup zorgt voor abductie
innervatie
m. gluteus medius, minimus en m. piriformis
geinnerveerd door n. gluteus superior en inferior
adductoren van de het bovenbeen en innervatie
m. adductor longus, brevis, maximus, minimis, m. gracilis en m. pectineus
geinnerveerd door n. obturatorius
functie plaintair flexie en supinatie geinnerveerd door
n. tibialis
functie dorsaal flexie en pronatie geinnerveerd door
n. fiburalis
hoe kan femurkopnerose ontstaan bij operatie
er is een anastomose gevormd door de a. circumflexa femoris lateralis en medialis. Deze mogen niet doorgenomen worden tijdens een operatie anders ontstaat er femurkop necrose.
n. femoralis innerveert
ventrale bovenbeenspieren
de rotatorcuff van het heupgewricht
m, obturatorius internus, m. quadratus femori, m. gemellus superior en inferior
trigonum femoris
afgegrens door:
lig. inguinale, m. sartorius, m. adductor longus
erdoorheen lopen VAN het kruis af
v. a. en n. femoralis
4 kenmerken van artrose radiologisch
- gewrichtsspleetversmalling
- osteofytvorming
- subchondrale cystevorming
- subchondrale sclerose
4 symptomen van artrose
bijzonder van pijn:
pijn (Het is belangrijk om te beseffen dat de meeste patienten met artrose geen pijn hebben (heup heeft slechts 20% pijn, knie 50%)
stijfheid bij het opstaan korter dan 30 minuten
ontsteking (warmte, roodheid, gevoelig)
kraken van gewricht
aanvullende diagnostiek bij artrose?
artrose is een klinische diagnose
er is geen aanvullende diagnostiek nodig als er
- heup/knie pijn is gerelateerd aan acitivtiet
- patient >45 is
- geen/kortdurende ochtendstijfheid van <30 minuten
wel aanvullende dignostiek bij
- onverwachte snelle progressie
- verandering in patroon van de klachten
- in het kader van gewrichtsprothese
4 bevindingen van lichamelijk onderzoek bij artrose
- toename van gewrichtsomvang
- warm/gezwollen/rood gewricht: ontsteking
- gevoeligheid van gewrichtsspleet
- standsafwijking van gewricht
3 kenmerken van de pathofysiologie van artrose
verlies van gewrichtskraakbeen
verlies/ombouw van subchondraal bot
synovitis
4 risicofactoren voor artrose
kan worden ingedeeld in modificeerbaar en niet modificeerbaar:
modificeer baar zijn
- overgewicht (vooral voor knie)
- trauma
niet modificeerbaar
- leeftijd
- geslacht (vrouwen)
secundaire artrose kan ontstaan door
trauma, infectie, jicht, gewrichtsafwijkingen
functie en samenstelling van kraakbeen
- glad oppervlak bieden
- krachten verdelen over subchondraal bot
- schock dempen
samenstelling:
GAGs trekken water (80%) aan. ook zijn er chondrocyten (5%)
röntgendiagnostiek bij artrose
gebruik staande röntgenfotos
–> bij rosenberg opname (met knie in 45% flexie) is subtiele artrose beter zichtbaar
5 doelen van artrose behandeling
- pijn/stijdheid reductie
- behouden van mobilitiet
- voorlichting van patient en familie
- beperken van lichamelijke handicaps
- behouden en verbeteren van kwaliteit van leven