Week 2 HC1: immunogobulinen

Question 1

Bassisstructuur van immunoglobuline

Answer 1

Fc-gedeelte > zware ketens, constante domeinen
Fab-gedeelte > zware en lichte ketens, variabele domeinen

Question 2

functie variabele domeinen

Answer 2

antigeen bindende domeinen
Veel specificiteit, herkenning

Question 3

functie constante domeinen

Answer 3

functie doorgeven aan cel > reactie op gang

Question 4

definitie antigeen

Answer 4

molecuul waartegen de adaptieve immuunrespons gericht is

Question 5

definitie immunogeen

Answer 5

molecuul dat adaptieve immuunrespons kan opwekken

Question 6

definitie epitoop (antigene determinant)

Answer 6

deel van antigeen waaraan antigeenreceptor echt bindt

Question 7

definitie hapteen

Answer 7

niet-immunogeen molecuul

Question 8

Wat gebeurt er als d.m.v. carrier epitoop bindt aan T-helpercel

Answer 8

sterke antistofrespons tegen hapteen

Question 9

verschillende constante domeinen

Answer 9

IgM
IgD
IgG
IgE
IgA

Question 10

IgM

Answer 10

pentameer
meervoudige, flexibele binding

Question 11

IgA

Answer 11

Secretoire component voor transport
mucosale weefsels
net onder epitheliale weefsels
dimeer

Question 12

IgE

Answer 12

monomeer
Vooral in de huid
activeert mestcel door binding via FcE receptor

Question 13

IgG

Answer 13

monomeer, meerdere subklassen
komt overal voor in het lichaam

Question 14

effectorfuncties van immunoglobulinen

Answer 14

Neutralisatie (toxinen)
Complement lysis
Opsonisatie
Antilichaamafhankelijke cellulaire cytotoxie: Aanval van doelwitcellen door andere immuuncellen (NK-cel of eusinofiele granulocyt)

Question 15

Stappen tot immuunglobulines

Answer 15

1. B-lymfocyt
2. Plasmacel
3. immuunoglobulinen

Question 16

Wat hebben B-cellen en plasmacellen met immuunglobulinen te maken

Answer 16

B-cellen hebben immuunglobuline op membraan staan
Plasmacellen scheiden de immuunglobulinen uit

Question 17

Uitrijping B-cellen

Answer 17

Uitrijping van B-cellen in beenmerg
Vervolgens B-cellen in contact met antigeen
B-cellen worden geheugencellen (in circulatie of weefsels) of plasmacellen (terug naar beenmerg)

Question 18

beschrijf primaire antilichaamrespons

Answer 18

1. antigeenherkenning door naïve B-lymfocyten
2. activatie B-lymfocyten die differentiëren tot plasmacellen
3. antilichaamproductie tegen antigee
4. binding antilichaam aan antigenen > immuuneffecten.

Question 19

Beschrijf secundaire antilichaamsrespons

Answer 19

1. Geheugen B-lymfocyten
2. sneller en meer antilichamen
   Hogere affiniteit

Question 20

Verschil in immuunglobulines in primaire immuunrespons en secundaire immuunrespons

Answer 20

In primaire vooral IgM en in secundaire IgG / IgA veroorzaakt door welke soort cytokinen betrokken zijn

Question 21

opbouw immuunoglobulines

Answer 21

2 identieke IgH en 2 identieke IgL ketens

Question 22

bindingsplaatsen en contact punten immuunoglobuline

Answer 22

2 bindingplaatsen
6 contactpunten > belangrijk voor interactie