Week 21

Question 1

Welk geneesmiddel is het meest geschikt voor de behandeling van acute hypoglykemie?

Answer 1

Glucagon

Question 2

Naar welke van onderstaande persoonlijkheidsdimensies wordt verwezen in McCrea en Costa’s “Big Five” model?:

(a) openness to experience
(b) self-efficacy
(c) perceived control

Answer 2

Openness to experience

Question 3

Wat is één van de werkingsmechanismen van metformine

Answer 3

Verlagen van de glucoseproductie in de lever

Question 4

Wat is een “C-peptide”?

Answer 4

C-peptide is een eiwit die splitst van pro-insuline bij het secretieproces van insuline.
Met behulp van C-peptide kan je onderscheidt maken tussen type 1 en type 2 diabetes:
Type 1: geen C-peptide aanwezig
Type 2: wel C-peptide aanwezig

Question 5

Wat zijn belangrijke verschillen tussen type 1 en type 2 diabetes?

Answer 5

Type 1: slank en jonge diagnose

Type 2: overwicht en op oudere leeftijd bij diagnose

Question 6

Wat is de definitie van “Metabool syndroom”?

Answer 6

3 of meer van de onderstaande:

• Centrale obesitas
• Verhoogd triglyceride
• Verlaagd HDL
• Hypertensie
• Verhoogd nuchter bloedglucosewaarde

Question 7

Wat is de definitie van “obesitas”?

Answer 7

BMI > 30 kg/m^2 of een vetgehalte van boven de 35 (vrouwen) of 25 (mannen)

Question 8

Welke auto-antilichamen zijn essentieel bij auto-immuun type 1 diabetes?

Answer 8

GAD-AAb

Question 9

Wat is de definitie van “MODY”?

Answer 9

MODY is een vorm van diabetes die vaak begint tussen de 10-25 jaar.
Er is vaak sprake van een sterke familiegeschiedenis van diabetes

Question 10

Wat is de behandeling van MODY2?

Answer 10

Geen behandeling nodig

Question 11

Hoe behandel je MODY3?

Answer 11

Bij MODY3 wordt géén metformine gegeven

Question 12

Wat zijn de belangrijkste incretines die worden afgescheiden bij aanwezigheid van glucose en vet in de dunne darm?

Answer 12

GIP en GLP-1

Question 13

Wat is de functie van incretines?

Answer 13

Bevorderen afscheiding van insuline

Question 14

Wat is de functie van het “pre-“ gedeelte van pre-pro-insuline?

Answer 14

Transport naar het golgi-apparaat

Question 15

Wat is de normaalwaarde voor bloedglucosespiegels?

Answer 15

Bloedglucosespiegels vallen zelden buiten 3,5 - 8,0 mmol/L

Question 16

Wat is functie van insuline in nuchtere toestand?

Answer 16

Reguleren van de glucose afgifte door de lever

Question 17

Wat is de functie van insuline in postprandiale toestand?

Answer 17

Bevordert opname van glucose door vet en spieren

Question 18

Hoe diagnosticeer je een patiënt met diabetes?

Answer 18

Symptomatisch : willekeurige bloedglucosewaarde > 11 mmol/L

Niet-symptomatisch: 2 van de 3 onderstaande test:

• oGTT,
• Nuchtere plasmaglucose (>7 mmol/L),
• HbA1c (>6,5%)

Question 19

Wat is effect van Ghreline?

Answer 19

Verhoogde voeding

Question 20

Wat is het effect van CCK?

Answer 20

Verlaagde voeding

Question 21

Wat is het effect van leptine?

Answer 21

Verlaagde eetlust

Question 22

Wat komt vaak voor bij kinderen met obesitas?

Answer 22

Hyperplasie van de adipocyten

Question 23

Wat zijn de eigenschappen van LDL’s?

Answer 23

Bijna complete verwijdering van triglyceriden

Hoge concentraties cholesterol en fosfolipiden

Question 24

Wat zijn de eigenschappen van HDL’s?

Answer 24

Hoge concentratie eiwitten

lage concentratie cholesterol en fosfolipiden

Question 25

Wat is de functie van HDL?

Answer 25

HDL brengt cholesterol van de periferie naar de lever

Question 26

Wat is de functie van LDL?

Answer 26

LDL's vervoert cholesterol naar de perifere weefsels

Question 27

Wat is een belangrijk symptoom van vitamine A tekort?

Answer 27

Nachtblindheid

Question 28

Wat is de functie van GLUT-4?

Answer 28

Opname van glucose in spier- en vetweefsel na stimulatie van insuline

Question 29

In welke drie fases worden onderscheiden bij de afbraak van eiwitten ?

Answer 29

1. snelle afbraakfase 2. langzame afbraakfase 3. snelle afbraakfase vlak voor de dood

Question 30

Door welke cellen wordt glucagon uitgescheiden?

Answer 30

Alfa-cellen van de eilandjes van Langerhans

Question 31

Door welke cellen wordt insuline uitgescheiden?

Answer 31

Bèta-cellen van de eilandjes van Langerhans

Question 32

Wat is het werkingsmechanisme van sulfonylureumderivaten?

Answer 32

Stimuleren van de afgifte van insuline

Question 33

Welk effect heeft Cholecystokinine (CCK) op het hongercentrum in de hypothalamus?

Answer 33

Remming

Question 34

Veel hormonen worden in het plasma vervoerd terwijl ze gebonden zijn aan een eiwit. Voor welke hormonen is dit het geval?

Answer 34

thyroxine

Question 35

Uit welke 5 factoren bestaat het McCrae en Costa's vijf-factor model?

Answer 35

OCEAN ``` O: Openness C: Conscientiousness E: Extraversion A: Agreeableness N: Neurocitism ```

Question 36

Juist of onjuist: Het totale natriumtekort in het lichaam is gewoonlijk groter bij patiënten met non-ketotisch hyperosmolair syndroom dan bij patiënten met diabetische ketoacidose. Deze uitspraak is:

Answer 36

Juist

Question 37

Welke stelling over DPP-4 remmers is het meest correct? (a) Ze verhogen de insulineafgifte (b) Ze verlagen de glucoseproductie (c) Ze faciliteren de glucoseopname in de cel (d) Ze stimuleren de glucoseopname uit de darm

Answer 37

Ze verhogen de insulineafgifte

Question 38

In welke vorm worden de meeste triglyceriden vervoerd? als:

Answer 38

VLDL

Question 39

Hoe wordt glucose opgenomen in de epitheelcellen van de dunne darm? Via:

Answer 39

Glucokinase

Question 40

Het HbA1c is gerelateerd aan de glucosewaarden van de voorafgaande periode van de bepaling. Hoeveel weken betreft deze periode ongeveer?

Answer 40

5 - 6 weken