Week 3

Question 1

Wat zegt deze CT?

Answer 1

• Multilobulair cysteuze laesie
• Wandcalcificaties
• Mediaan en temporaalkwab
• Meest passend bij craniopharyngeoom

Question 2

Waar moet je aan denken bij visusdaling in minuten?

Answer 2

• Embole a. centrale retinae; blijvend zwart of amaurosis fugax
• Orthostatische hypotensie: plots zwart opstaan bij behandelde hypertensie
• Obscuraties: ernstige papiloedeem bij hoge hersendruk

Question 3

Waar moet je aan denken bij visusdaling in uren?

Answer 3

Trombose vena centralis retinae: zeer wazig zien
Acute Ischemische Opticus Neuropathie (AION): infarct van korte ciliair arterien rond kop van oogzenuw: atherosclerose, diabetes, hypertensie, arteriitis temporalis
Neuritis optica: jonge vrouw met pijn bij oogbewegingen, na enkele weken beter
Acuut glaucoom: 65+, misselijk, braken, pijn
Glasvochttroebeling glasvochtbloeding: wazige vlek die beweegt in beeld
Migraine opthalmique: flikkeringen, wazige vlek die groter en kleiner wordt (2 ogen)
CVA: linker/rechter helften van gezichtsveld donker (2 ogen)

Question 4

Waar moet je aan denken bij visusdaling in dagen?

Answer 4

• Ablatio retinae: een gordijn schuift voor het beeld, lichtflitsen
• Bloeding bij maculaedegeneratie: ouderen, grote zwarte vlek midden in beeld

Question 5

Waar moet je aan denken bij visusdaling in weken?

Answer 5

• Compressie n. opticus achter in orbita of van chiasma door hypofyse tumor

Question 6

Waar moet je aan denken bij visusdaling in maanden?

Answer 6

• Toenemende myopie: wazig zien in de verte: tieners (2 ogen)
• Presbyopie: afnemende accommodatie: wazig zien dichtbij: veertigers (2 ogen)

Question 7

Waar moet je aan denken bij visusdaling in jaren?

Answer 7

• Amblyopie: van jongs af aan wazig zien met een oog
  * Chronisch glaucoom: zwarte vlek onder in beeld
• Cataract: wazig vooral bij zonlicht
• Macula degeneratie: wazig vlek midden in beeld, metamorfopsie= beeldvervorming

Question 8

Je bent SEH arts en ziet op de spoedeisende hulp een 70-jarige man die wazig ziet met het linker oog en daar ook heftige pijn aan heeft. Hij is misselijk en braakt.
**Wat is de meest waarschijnlijke diagnose bij deze meneer?
**

Answer 8

Acuut glaucoom

65+, misselijk, braken, pijn = acuut glaucoom (visusdaling in uren)

Question 9

Als er bij het gezichtsveldonderzoek volgens Goldmann incomplete bitemporale hemianopsie laat zien met uitval van de temporale onder kwadranten, waar moet je dan aan denken?

Answer 9

Bitemporale hemianopsie = laesie chiasma opticum (echter incompleet)
Onderkwadranten= iets drukt van boven op het chiasma opticum. Boven bevindt zich hersenweefsel, dus een tumor van gliacellen (glioblastoom (multiforme)) mogelijk.

Question 10

Als er bij het gezichtsveldonderzoek volgens Goldmann een bitemporale hemianopsie laat zien met uitval van de temporale boven kwadranten, waar moet je dan aan denken?

Answer 10

bitemporale hemianopsie = laesie chiasma opticum
Bovenkwadranten= iets druk van onder op het chiasma opticum. Onder bevindt zich hypofyse, dus een hypofyseadenoom mogelijk

Question 11

Fotoreceptoren zijn onder te verdelen in twee typen: kegeltjes en staafjes.
Wat kan je in de fovea (gele vlek) vinden?

Answer 11

Voornamelijk kegeltjes

Fovea is verantwoordelijk voor onze centrale, gedetailleerde visie, zoals nodig is voor lezen, autorijden, en het herkennen van gezichten. Kegeltjes functioneren het best in helder licht en stellen ons in staat om hoge resolutie en kleurrijke beelden te zien. De hoge dichtheid van kegeltjes in de fovea maximaliseert de visuele scherpte en detailwaarneming

Question 12

Van welke fotoreceptoren in het oog is de reactie afhankelijk van de golflengte van het licht bij een bepaalde lichtintensiteit?

Answer 12

De reactie van zowel kegeltjes als staafjes is afhankelijk van de golflengte van het licht.

Question 13

Wie reageert langzamer op een kortdurende licht stimulus: een staafje of een kegeltje?

Answer 13

Een staafje reageert langzamer dan een kegeltje bij een kortdurende licht stimulus.

Question 14

Fotoreceptoren zijn onder te verdelen in twee typen: kegeltjes en staafjes.
Wat kan je in de perifere retina vinden?

Answer 14

voornamelijk staafjes

Question 15

Wat is het verschil in projectiepatroon op bipolaire cellen tussen kegeltjes en staafjes, en wat is het gevolg hiervan voor de signaalversterking?

Answer 15

• Bij kegeltjes is er een 1-op-1 projectie van fotoreceptor op bipolaire cel, wat leidt tot hoge beeldresolutie en minder signaalversterking.
• Bij staafjes projecteren meerdere fotoreceptoren op één bipolaire cel, wat resulteert in meer signaalversterking omdat de bipolaire cellen en ganglioncellen input ontvangen van een groter receptief veld, wat vooral nuttig is in situaties met weinig licht.

Question 16

Bij welke lichtintensiteit beginnen staafjes en kegeltjes respectievelijk te hyperpolariseren?

Answer 16

Staafjes zijn zeer gevoelig voor licht en beginnen al te hyperpolariseren bij lage lichtintensiteiten.
Kegeltjes daarentegen hebben intenser licht nodig en beginnen pas te reageren vanaf mesopisch licht.

Question 17

Welke fotoreceptoren reageren sneller op lichtstimuli?

Answer 17

Kegeltjes reageren sneller

Question 18

Benoem de verschillen tussen kegeltjes en staafjes op het gebied van:
* verdeling
* versterking
* gevoeligheid
* reactiesnelheid
* reactieduur

Answer 18

Question 19

Wat markeert de overgang van scotopisch zien naar mesopisch zien?

Answer 19

de drempelintensiteit waarbij kegeltjes actief worden

Scopisch licht: alleen staafjes actief, je ziet alleen zwart-wit.
Mesopisch lich: zowel staafjes als kegeltjes actief.
Fotopisch licht: staafjes worden inactief (door verzadiging tgv te hoge lichtintensiteit), alleen kegeltjes zijn dus nog actief.

Question 20

Wat vind je vijf graden nasaal naast de fovea?

Answer 20

Voornamelijk staafjes

Question 21

Onder welke omstandigheden kan je het beste kleuren zien?

Answer 21

Fotopische omstandigheden

Question 22

Hoe wordt de overgang van scotopisch naar mesopisch bepaald?

Answer 22

drempel stimulatie van kegeltjes (cone threshold)

Question 23

Welke fotoreceptoren zijn verbonden met magnocellulaire retinale ganglion cellen.

Answer 23

Staafjes

Question 24

Wat doen fotoreceptoren in het donker?

Answer 24

Glutamaat releasen

Question 25

Wat is de weg van het kamerwater?

Answer 25

1. Corpus ciliaire 2. Achterste oogkamer (AOK) 3. Pupilopening 4. Voorste oogkamer (VOK) 5. Trabekelsysteem 6. Kanaal van Schlemm

Question 26

Noem functies van de traanfilm

Answer 26

1. .Verzorgen van een glad oppervlak 2. Verzorgen van breking van het licht 3. Aanvoer zuurstof 4. Aanvoernutriënten 5. Afvoer vuil 6. Antibacterieel 7. Voorkomen uitdroging cornea

Question 27

In een experiment meet je de activiteit van een on-center bipolaire cel in de retina. Eerst meet je de activiteit van deze cel terwijl het hele receptieve veld gelijkmatig maar zwakjes wordt verlicht. Vervolgens verhoog je de intensiteit van het licht specifiek op het centrum van het receptieve veld. **Wat gebeurt er met de activiteit van deze cel? **

Answer 27

Bipolaire cel zal gaan depolariseren.

Question 28

In een experiment meet je de activiteit van een OFF-center bipolaire cel in de retina. Eerst meet je de activiteit van deze cel terwijl het hele receptieve veld gelijkmatig maar zwakjes wordt verlicht. Vervolgens verhoog je de intensiteit van het licht specifiek op het rand van het receptieve veld. **Wat gebeurt er met de activiteit van deze cel? **

Answer 28

Deze cel zal gaan depolariseren.

Question 29

In een experiment meet je de activiteit van een OFF-center bipolaire cel in de retina. Eerst meet je de activiteit van deze cel terwijl het hele receptieve veld gelijkmatig maar zwakjes wordt verlicht. Vervolgens verhoog je de intensiteit van het licht specifiek op het centrum van het receptieve veld. **Wat gebeurt er als reactie op deze verhoging met de activiteit van deze cel? **

Answer 29

deze cel zal gaan hyperpolariseren

Question 30

In een experiment meet je de activiteit van een ON-center bipolaire cel in de retina. Eerst meet je de activiteit van deze cel terwijl het hele receptieve veld gelijkmatig maar zwakjes wordt verlicht. Vervolgens verhoog je de intensiteit van het licht specifiek op het rand van het receptieve veld. **Wat gebeurt er als reactie op deze verhoging met de activiteit van deze cel? **

Answer 30

deze cel zal gaan hyperpolariseren

Question 31

Wat is de functie van de ganglioncellen in de retina?

Answer 31

ganglioncellen geven de visuele informatie door aan het brein ## Footnote De cellichamen van de ganglioncellen zitten in de retina, en de axonen van alle ganglioncellen vormen samen de nervus opticus.

Question 32

Een patiënte heeft een laesie waarbij de optische tract in de rechter hemisfeer volledig is aangedaan. In welke kwadranten zal je bij deze patiënte visuele uitval vinden?

Answer 32

Question 33

Een patiënte heeft een bloeding in de linker temporaalkwab die zich uitstrekt over de radiatio optica. In welke kwadranten zal je bij deze patiente visuele uitval vinden?

Answer 33

L2 + R2

Question 34

Een patiënte heeft een bloeding in de linker parietaalkwab die zich uitstrekt over de radiatio optica. In welke kwadranten zal je bij deze patiënte visuele uitval vinden?

Answer 34

L4 + R4

Question 35

Een patiënt heeft een laesie waarbij de optische tract in de rechter hemisfeer volledig is aangedaan. In welke kwadranten zal je bij deze patiënte visuele uitval vinden?

Answer 35

L1 + L3 + R1 + R3

Question 36

Op een MRI scan zie je bij een patiënte een kleine laesie in de lateraal geniculate nucleus (LGN). Je meet haar visuele vermogens en merkt dat zij meer moeite heeft om de kleur van een object te benoemen als je dit object aanbiedt op een specifieke plek in het linker gezichtsveld. Waar zal de laesie gelokaliseerd zijn?

Answer 36

In een parvocellulaire laag in de rechter LGN ## Footnote Rechter LGN ontvangt informatie over het linker gezichtsveld. Twee typen retinale ganglioncellen: 1. Parvo-cellen ontvangen input van kegeltjes en vervoeren informatie over kleur 2. Magno-cellen ontvangen input van staafjes en vervoeren informatie over lichtintensiteit.

Question 37

Je bent neurowetenschapper en doet onderzoek naar de visuele informatieverwerking bij katten. Je meet de activiteit van een cel in de lateraal geniculate nucleus (LGN) in reactie op een visuele stimulus. **Wanneer zal deze cel niet reageren op de stimulus?**

Answer 37

Als de stimulus alleen zichtbaar is in het ipsilaterale gezichtsveld. | Rechter LGN ontvangt info over het linker gezichtsveld (contralateraal!)

Question 38

Waar in de stroom van de visuele informatieverwerking worden voor het eerst zenuwcellen gevonden die gevoelig zijn voor dispariteit? | Dispariteit = dat je met je linker- en rechteroog een ander beeld zien

Answer 38

Primaire visuele schors (V1) | Calcarine cortex/ Striate cortex ## Footnote Door deze twee beelden te combineren kan je diepte zien (stereopsis). Dit gebeurt voor het eerst in de primaire visuele schors (V1).

Question 39

Bij fel licht treedt pupilvernauwing op. Dit komt door de samentrekking van een spier. Om welke spier gaat het hier?

Answer 39

m. sphincter pupillae ## Footnote wordt geïnnerveerd parasympathische zenuwvezels die door de n. oculomotorius gaan.

Question 40

Welke spier in het oog is bij het syndroom van Horner verlamd en daarmee de oorzaak van het pupilgrootteverschil, en onder welke omstandigheden neemt de anisocorie bij het syndroom van Horner toe?

Answer 40

de M. dilatator pupillae en de anisocorie neemt toe in het donker ## Footnote Bij het syndroom van Horner is de sympatische innervatie van één zijde van het gelaat aangetast. Dit kan bijvoorbeeld komen door een longtoptumor of carotisdissectie. Het sympatische zenuwstelsel zorgt voor pupildilatatie (stressreactie = MEER zien). Dit werkt nu niet meer goed, wat leidt tot verlamming van de M. dilator pupillae. Je zal dus merken dat in het donker de pupil aan de aangedane zijde niet meer goed kan verwijden, waardoor anisocorie juist toeneemt in het donker.

Question 41

Welk van de vier schema’s benadert de werkelijkheid het beste? Benoem de spieren roze en blauw.

Answer 41

Schema A blauw = M. dilator pupillae roze = M. Sfincter pupillae

Question 42

Als er een lichtbundel op het oog valt, wat zijn dan de achtereenvolgende structuren die de lichtbundel tegenkomt van anterior naar posterior?

Answer 42

traanfilm - cornea - lens - retina

Question 43

Hoe wordt de retina van voedingsstoffen en zuurstof voorzien?

Answer 43

voornamelijk door a. retinae centralis

Question 44

Welk antwoord beschrijft het beste de stroming van het kamervocht in de volgorde van productie tot opname?

Answer 44

1. Pars plicata (corpus ciliaire) 2. Pupil 3. Kanaal van schlemm ## Footnote Pars plicata produceert kamervocht. Dit vocht komt via de pupil terecht in de voorste oogkamer. Vanuit hier wordt het kamervocht via het kanaal van Schlemm afgevoerd en opgenomen in de bloedcirculatie.

Question 45

Benoem de vijf lagen van de cornea, in de volgorde van buiten naar binnen.

Answer 45

1. Epitheel 2. Membraan van Bowman 3. Stroma 4. Membraan van Descemet 5. Endotheel

Question 46

Onderstaande afbeelding bevat een doorsnede door de retina. Waar is deze doorsnede gemaakt?

Answer 46

in de foveola, omdat de binnenste kernlaag afwezig is

Question 47

Op deze afbeelding is een stukje van de retina te zien. Waar is deze opname genomen?

Answer 47

Periferie, want er zijn (veel) meer fotoreceptorcellen dan ganglioncellen.

Question 48

Zie het microscopische beeld van een deel van de iris. Wat is 1 en wat is 2?

Answer 48

1 = musculus dilatator pupillae (sympatisch) 2 = musculus sphincter pupillae (parasympatisch)

Question 49

Wat is 1 en 2?

Answer 49

1= de papil (discus n. opticus) 2= macula (gele vlek)

Question 50

Wat is de functie van de endotheel cellen en wat gebeurt er wanneer de endotheelcellen niet meer goed functioneren?

Answer 50

De endotheelcellen verzorgen het stroma. Bij disfunctie wordt de cornea troebel.

Question 51

Benoem de structuren van de kamerhoek.

Answer 51

Question 52

Beschrijf de functie(s) van het kamervocht.

Answer 52

Voeding en oogdruk.

Question 53

Beschrijf wat er gebeurt wanneer het kanaal van Schlemm niet goed functioneert?

Answer 53

Verhoging van de oogdruk.

Question 54

Beschrijf de functie van de musculus ciliare.

Answer 54

Accommodatie van de lens

Question 55

Waar is dit?

Answer 55

Fovea * In de fovea is de concentratie kegeltjes en ganglioncellen het hoogst. * Functie: Waarnemen met hoge resolutie (hoge pixel dichtheid)

Question 56

Welke structuren lopen centraal in de nervus opticus?

Answer 56

Arteria en vena centralis retinae

Question 57

De retina bestaat uit verschillende structuren. Benoem de structuren die deel uitmaken van de retina in de juiste volgorde in de richting van invallend licht.

Answer 57

1. Membrana limitans 2. Zenuwvezellaag 3. Ganglioncellaag 4. Binnenste plexiforme laag 5. Binnenste kernlaag 6. Buitenste plexiforme laag 7. Buitenste kernlaag 8. Membrana limitans externa 9. Fotoreceptorlaag 10. Retinale pigmentepitheellaag (RPE)

Question 58

Kan het relatief afferent pupil defect (RAPD) ook getest worden bij lage visus veroorzaakt door cataract of een amblyopie?

Answer 58

Ja, het RAPD kan getest worden onafhankelijk van de algehele visuskwaliteit.

Question 59

Welke structuren vormen de efferente baan bij het testen van het relatief afferent pupil defect (RAPD)?

Answer 59

De efferente baan bij het testen van het RAPD wordt onder andere gevormd door het ganglion ciliaris en de nervus oculomotorius.

Question 60

Wat gebeurt er met de pupillen wanneer het aangedane oog wordt belicht bij een relatief afferent pupil defect (RAPD)?

Answer 60

Wanneer het aangedane oog wordt belicht, worden beide pupillen nauw, maar niet volledig. Dit fenomeen, wordt veroorzaakt door een probleem in de afferente baan, waarbij het beschadigde oog minder lichtsignaal naar de hersenen stuurt.

Question 61

Geef voor de volgende uitspraken aan of je er bij het confrontatief gezichtsveldonderzoek volgens Donders goed op moet letten?

Answer 61

Question 62

Geef aan wat 1 en 2 is

Answer 62

1= fovea 2= papil

Question 63

Een 21-jarige student heeft ’s nachts een klap op het linkeroog gekregen en zegt nu slechter te zien. Er is sprake van een cornea erosie. Hoe toon je dat aan:

Answer 63

achter de spleetlamp met een fluoresceïne stripje en blauw licht

Question 64

Hebben mensen met myopie (bijziendheid) op latere leeftijd eerder of later last van presbyopie (ouderdomsverziendheid) vergeleken met mensen zonder myopie?

Answer 64

Mensen met myopie krijgen over het algemeen later last van presbyopie vergeleken met mensen zonder myopie.

Question 65

Waarvoor corrigeren cilindrische lenzen?

Answer 65

Cilindrische lenzen worden gebruikt om astigmatisme te corrigeren. ## Footnote Bij astigmatisme is de kromming van de cornea niet in alle richtingen gelijkmatig

Question 66

Wat is de kenmerkende eigenschap van het oog bij hypermetropie (verziendheid)?

Answer 66

* Bij hypermetropie is de aslengte van het oog te kort ten opzichte van de maximale sterkte van de ooglens. * Dit veroorzaakt een focuspunt achter het netvlies, waardoor objecten dichtbij wazig gezien worden. * Correctie is vaak nodig in de vorm van convergerende lenzen om de focus naar voren te brengen, direct op het netvlies.

Question 67

Wat is de kenmerkende eigenschap van het oog bij myopie (bijziendheid)?

Answer 67

* Bij myopie is de aslengte van het oog te lang in verhouding tot de brekende kracht van de ooglens. * Dit resulteert in een focuspunt dat vóór het netvlies ligt, waardoor objecten in de verte wazig gezien worden. * Correctie is meestal noodzakelijk met divergerende (negatieve) lenzen om het focuspunt naar achteren te verplaatsen, direct op het netvlies.

Question 68

Met een Landolt-C kaart, die genormeerd is voor een afstand van 4 meter, wil je de visus van een patiënt bepalen, maar deze staat per ongeluk X meter te ver weg van de kaart. Op de kaart lees jij een visus af van V. Hoe bepaal je nu de echte visus van de patiënt zonder deze opnieuw te meten?

Answer 68

Echte visus = ''V maal (4+X) gedeeld door 4''

Question 69

Met een Landolt-C kaart, die genormeerd is voor een afstand van 4 meter, wil je de visus van een patiënt bepalen. Zij staat per ongeluk 2 meter te ver weg en de kleinste openingen die ze nog correct kan benoemen, komen overeen met de rij waarbij een visus staat vermeld van 0,8. Wat is (ongeveer) de werkelijke visus van de patiënt?

Answer 69

0.8 * ((4+2)/4)= 1.2

Question 70

Tijdens een oogheelkundige screening op het consultatiebureau wordt bij een 4 jaar oud kind een lui oog vastgesteld. Er wordt door de orthoptist gestart met de afplakbehandeling. **Wat is het doel van deze afplakbehandeling? **

Answer 70

dat de gezichtsscherpte in het luie oog verbetert

Question 71

Bij welke van onderstaande situaties komt het voor dat een kind dat scheel ziet geen lui oog heeft?

Answer 71

Als het scheelzien van jongs af aan divergent is

Question 72

Je bent huisarts. Een 64-jarige dame komt op je spreekuur. Zij geeft aan sinds enkele maanden horizontaal dubbel te zien vooral wanneer zij in de verte kijkt. Je stelt de diagnose: nervus abducens parese van het rechter oog. Wat is hierbij kenmerkend?

Answer 72

de scheelzienshoek neemt toe wanneer zij naar rechts kijkt met de ogen

Question 73

Hoe wordt amblyopie behandeld?

Answer 73

afplakken van het goede oog

Question 74

Oogspierverlammingen komen vaak voor. Er zijn zes mogelijke plaatsen waar de oogspierzenuw beschadigd kan zijn. Welke hoort hier niet bij: A sinus cavernosus B fissura orbitalis superior C vasa Nervorum D sympatische grensstreng

Answer 74

Sympatische grensstreng ## Footnote Oogspieren worden niet door het autonome zenuwstelsel (= onbewust) aangestuurd, maar door het somatische zenuwstelsel (= bewust). Sympatische grensstreng zou dus niet kunnen.

Question 75

Waar staat het aangedane oog bij een verlamming van N. Oculomotorius?

Answer 75

naar beneden en naar lateraal gericht

Question 76

Welke spier innerveert n. abducents in oogbolmotoriek?

Answer 76

m. rectus lateralis

Question 77

Welke spier innerveert n. trochlearis in oogbolmotoriek?

Answer 77

m. obliquus superior

Question 78

Zenuw en spier?

Answer 78

Question 79

Zenuw en spier?

Answer 79

Question 80

Answer 80

Question 81

Een 72-jarige man is na zijn hersenbloeding redelijk opgeknapt, alleen de N. abducens van het linker oog is nog verlamd. Welke spier innerveert de N. abducens en hoe staat het aangedane oog gedraaid?

Answer 81

de M. rectus lateralis; het aangedane oog staat naar de neus toe gedraaid

Question 82

Een 25-jarige man is redelijk hersteld van zijn hersenschudding. Hij heeft echter nog steeds last van een gekanteld beeld. Als hij naar links kijkt, ziet hij verticaal dubbel. De afstand tussen de beelden neemt toe wanneer hij naar beneden kijkt om de trap af te lopen. Hij houdt het hoofd iets gekanteld naar de linker schouder. Welke hersenzenuw van welk oog is verlamd?

Answer 82

de nervus trochlearis rechts | horizontaal dubbelzien = abducens | verticaal dubbelzien = trochlearis

Question 83

Wat zijn Müllercellen?

Answer 83

Müller cellen zijn grote **gliacellen** in de retina

Question 84

Answer 84

A = m. rectus superior (n. III) B = m. rectus lateralis (n. VI) C = m. rectus inferior (n. III) D = m. obliquus inferior (n. III) E = m. rectus medialis (n. III) F = m. obliquus superior (n. IV)

Question 85

Wat doet het Amsler grid onderzoek?

Answer 85

Testen van maculadegeneratie Patienten hebben last van metamorfopsie > vervorming van de lijnen

Question 86

Wat laat deze pupilreflex zien?

Answer 86

Normale pupilreflex

Question 87

Wat laat deze pupilreflex zien?

Answer 87

Afferent defect linkeroog

Question 88

Wat laat deze pupilreflex zien?

Answer 88

RAPD linkeroog

Question 89

Wat laat deze pupilreflex zien?

Answer 89

Efferent defect linkeroog

Question 90

A? B? C?

Answer 90

A= Fovea B= n. opticus C= macula

Question 91

Geef de RPE aan (retinale pigmentepitheel)

Answer 91

Question 92

Hoe heet het membraan tussen het RPE en de choroidea?

Answer 92

Membraan van Bruch

Question 93

Beschrijf de functies van de RPE cellen. | RPE= retinale pigment epitheel

Answer 93

1. Fagocytose resten van de buitenste segmenten van de fotoreceptoren 2. Doorvoer voedingstoffen tussen choroidea en retina 3. Regeneratie 11-cis retinal 4. Absorptie verstrooid licht

Question 94

Benoem de structuren

Answer 94

Question 95

Afwijkingen in de microcirculatie in de retina kunnen leiden tot onderstaande afwijkende structuren in de retina. **Wat is deze afwijkende structuur? Hoe wordt de structuur veroorzaakt? **

Answer 95

De structuur is het gevolg van vaat nieuwvorming. Vaat nieuwvorming wordt geïnduceerd doordat de ischemische retina vasoproliveratieve stoffen (zoals VEGF) uitscheidt.