Week 3: Prolonged Grief Flashcards

1
Q

Methode studie Bonnanno

A
  • Deelnemers: 1532 getrouwde personen van 65+
  • Steekproefomvang: 205 deel aan vervolginterventies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Maatregelen van aanpassing (Bonnano)

A
  • Depressieve symptomen gemeten m.b.v. de CES-D scale
  • Rouwsymptomen gemeten m.b.v. verschillende rouwschalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Resultaten van preloss voorspellers van rouwpatronen

A
  • Chronische rouwende mensen rapporteerden meer ambivalentie, hogere interpersoonlijke afhankelijkheid en grotere afhankelijkheid van echtgenoot
  • Depressief verbeterde personen hadden lagere postieve evaluaties van hun echtgenoot/huwelijk en hogere ambivalentie. Ook hadden zij een lager waargenomen copingsvermogen
  • Chronische rouwenden en chronische depressieve personen vertoonden een hoge mate van interpersoonlijke afhankelijkheid
  • Neurotisicme en introspectie waren hoger in zowel chronisch depressieve als depressief verbeterde groepen
  • Veerkrachtige individuen hadden een positiever wereldbeeld, een hogere acceptatie van de dood en een sterker geloof in een rechtvaardige wereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Discussie Bonnanno

A
  • Chronisch verdriet in verband gebracht met overmatige afhankelijkheid
  • Chronische depresssie geassocieerd met negatieve huwelijksevaluaties, emotionele instabiliteit, laag vertrouwen in coping en overtuigingen in oncontroleerbaarheid
  • Veerkrachtige individuen vertoonden positieve eigenschappen en accepteerden een houding t.o.v. de dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorstander PGD: onderscheidende symptoomhypothese

A

PGD symptomen verschillen kwalitatief van normaal verdriet. Echter is hier kritiek voor: in 1998 vonden ze geen onderscheidende symptomen voor PGD, vertouwend op symptoompersistentie (gedurende 2 maanden) als potentiële onderscheidende factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voorstander PGD: ernstig verdriet argument

A

PGD onderzoekers hebben het idee dat extreme ernst van de symptomen PGD kan onderscheiden. Hier is kritiek op omdat normaal verdriet ook ernstig kan zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorstander PGD: eindeloze argument

A

Eindeloosheid, waarbij verdriet voor onbepaalde tijd aanhoudt, duidt op een ontsporing van het normale rouwproces. Dit wordt in twijfel getrokken door de idiosyncratische aard van rouw. Ook is uit onderzoek gebleken dat symptomen geleidelijk afnemen na 6-12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Empirische argumenten voor de conceptuele validiteit van PGD

A
  • Voorstanders beweren dat PGD unieke, pathognomische symptomen heeft die onderscheiden kunnen worden van normaal verdriet
  • Er wordt beweerd dat PGD een aanzienlijk hogere ernst van de symptomen vertoont dan normaal acuut verdriet
  • PGD wordt gezien als een chronische pathologische afwijking van het normale rouwproces
  • De voorspelling van negatieve uitkomsten wordt gepresenteerd als bewijs ter ondersteuning van PGD als een stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kritiek op PGD

A
  • Uitdaging voor het idee van onderscheidende PGD-symptomen waarbij wordt beweerd dat de symptomen niet verschillen van normaal verdriet
  • De ernst van symptomen van PGD zou niet verschillen van de ernst van normaal acuut verdriet
  • Emperische gegevens twijfelen aan de effectiviteit van de voorgestelde duurdrempels voor PGD, wat suggereert dat ze geen onderscheid maken tussen chronische stress en langzame verbetering
  • Negatieve uitkomsten geassocieerd met PGD worden beschouwd als geen unieke indicatoren van eerdere stoornis en kunnen uitkomsten zijn van ernstig normaal verdriet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5 fasen van rouw door Kübler Ross

A
  1. ontkenning
  2. woede
    3 onderhandelen
    4 depressie
    5 acceptatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gebrek aan theoretische diepgang (kritiekpunt fasetheorie)

A

De stadia van Kübler-Ross hebben geen theoretische diepgang. (Bowbly was wel afgeleid van de principes van de hechtingstheorie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Conceptuele verwarring (kritiekpunt fasetheorie)

A

De opeenvolgende stadia wordt bekritiseerd vanwege onduidelijke definities, het vermengen van affectieve toestanden met cognitieve processen en het ontbreken van theoretische onderbouwing voor het scheiden van lijnen tussen toestanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gebrek aan empirisch bewijs (kritiekpunt fasetheorie)

A

De data van Kübler Ross wordt niet afgeleid van systematisch, empirisch onderzoek maar van gesprekken met stervende patiënten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verwoestende gevolgen (kritiekpunt fasetheorie)

A

De moeilijke verwoestende gevolgen zijn onder meer gevoelens van ontoereikendheid, ineffectieve ondersteuning en schadelijke reacties van sociale netwerken of beroepsbeofenaren in de gezonheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken en prevalentie PGD (Boelen et al)

A

Symptomen bereiken een diagnosticeerbare drempel waarbij de symptomen op meer dagen worden ervaren, waardoor ernstig leed en beperkingen gedurende meer dan zes maanden worden veroorzaakt. PGD komt voor bij ongeveer 10% van de nabestaanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer kan PGD vermoed worden (Boelen et al)

A

Scenario’s waarin, meer dan zes maanden na het overlijden van een naaste, personen zich presenteren met aanhoudende, verontrustende en invaliderende rouwreacties die niet in overeenstemming zijn met culturele of leeftijdsnormen. Ook met aanhoudende verlatingsproblemen, moeilijkheden om de realiteit van verlies onder ogen te zien en doordringend gevoel van zinloosheid over het leven zonder de overledene.

17
Q

PGD en andere stoornissen (Boelen et al)

A

PGD wordt in verband gebracht met verhoogd risico op negatieve uitkomsten zoals slechte lichamelijk gezondheid, suïcidaliteit, verminderde kwaliteit van leven en functionele beperkingen. PGD valt vaak samen met depressieve stoornis, PTSS, GAD en verlatingsangststoornis bij volwassenen

18
Q

Risicofactoren PGD (Boelen et al)

A

Vrouwen en personen met lager opleidingsniveau. Onveilige hechting en neuroticisme. Aard van de relatie van de overledene, partner of kind is sterk geassoieerd met PGD

19
Q

PGD in kinderen

A

-Prevalentie = tussen 5% en 10%
- Kunnen na 6 maanden al worden geclassificeerd met PGD
-Symptomen doen zich anders voor dan volwassenen, bv obsessie met de dood tijdens het spelen

20
Q

Interventies voor PGD bij enkelvoudige studies

A
  • Gedragsmatige activering
  • Cognitieve narratieve therapie
  • Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie
  • Interpretatieve en ondersteunende groepstherapieën met beperkte tijd: leveren matige effecten op
21
Q

Effect van farmacologische interventies op PGD

A

Bewijs voor de werkzaamheid en veiligheid van antidepressiva, waaronder SSRI’S, tricyclische antidepressiva en bupropion

22
Q

Psychologische interventies voor PGD

A
  • Blootstelling interventies: minimaliseren van vermijding en aanmoedigen van verwoording en verkenning van verliesgerelateerde situaties, gedachten en herinneringen
  • Cognitieve interventies: identificeer en weizig negatieve cognities die de confrontatie met en aanpassing aan verlies blokkeren
  • Gedragsactivering: maakt actieve aanpassing aan verlies mogelijk door betrokkenheid bij zinvolle activiteiten aan te moedigen
23
Q

Ondersteuning PGD in DSM en ICD (Eisma)

A

Het opnemen van PGD in de handboeken zorgt voor klinsche relevantie en positieve gevolgen voor onderzoekers, clinici en nabestaanden, waardoor de identificatie van risico- en beschermende factoren wordt vergemakkelijkt en de zorg voor ernstige rouwreacties wordt verbeterd

24
Q

Niet-lineaire geschiedenis van PGD (uitdaging)

A

Eerdere voorstellen van pathologisch verdriet vertonen verschillen in symptoomtelling, inhoud, tijdscritiria en diagnostische algoritmen in vergelijking met huidige PGD-criteriasets

25
Q

Onderscheid tussen PGD en normaal verdriet (Uitdaging)

A

De moeilijkheid bij het interpreteren van woordcriteria: ‘schuld’, ‘woede’ en ‘ontkenning’ + ontbreken van een diagnostisch algoritme voor PGD wat voor uitdaging zorgt om symptomen te bepalen.
Tegenargument: IPGDS en TGI-SR+) zijn schalen die gericht zijn op screening van PGD

26
Q

Kwalitatief verschillende ervaringen (Onderschuid PGD en normaal verdriet)

A

Dit bewijs wordt niet als overtuigend beschouwd. Studies suggereren een dimensionele in plaats van categorische conceptualisering van verdriet, wat alleen wijst op verschillen in ernst

27
Q

Onderscheid tussen duur en ernst (onderscheid PGD en normaal verdriet)

A

Criteria die zijn afgeleid van het uiteinde van het continuüm van ernst of duur van verdriet, impliceren niet autmatische pathologische verdriet

28
Q

Functionele berperking (onderscheid PGD en normaal verdriet)

A

De tekst merkt op dat het bepalen van klinisch significant leed of beperkingen enige willekeur met zich meebrengt, waardoor het een uitdaging is om duidelijke grenzen vast te stellen

29
Q

Medicalisering van normaal verdriet (kritiekpunt op positieve maatschappelijke gevolgen van PGD)

A

Mogelijke zorgen over overdiagnose. De prevalentie van PGD is relatief laag, maar stelt dat voor sommige groepen ernstig en aanhoudend verdriet een normale reactie kan zijn op een abnormale levensgebeurtenis

30
Q

Risico’s van farmacotherapie (kritiekpunt op positieve maatschappelijke gevolgen van PGD)

A

Zorgen over de ontwikkeling en toepassing van medicatie voor nabestaanden als PGD als diagnose wordt gesteld

31
Q

Stigmatisering (kritiekpunt op positieve maatschappelijke gevolgen van PGD)

A

Een groter publiek heeft de neiging om personen met PGD- stymptomen te stigmatiseren.

32
Q
A