Week 6 Flashcards

(155 cards)

1
Q

Welke 3 processen komen kijken bij gastransport

A

Ventilatie
Diffusie
Perfusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt statisch longvolume in?

A

Hoe groot de longen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt dynamisch longvolume in?

A

Hoeveel lucht er uit de longen kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de FEV1

A

Hoeveel iemand uit kan ademenen in 1 seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar staat Vt voor

A

Teugvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar staat TLC voor

A

Totale longcapaciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar staat (I)VC voor?

A

(Inspiratoire) vitale capaciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar staat FRC voor?

A

Functioneel residuaal volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar staat ERV voor?

A

Expiratoir residuaal volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar staat RV voor?

A

Residuaal volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar staat IRV voor?

A

Inspiratoir reserve volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt de heliumverdunningsmethode en wat meet je dan?

A

Je meet de FRC
De patiënt wordt aangesloten op een vat met een bekend volume en een bekende concentratie helium, vervolgens kan met de uiteindelijke verdunning van het helium het FRC berekend worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn 3 voordelen van een flow-volume curve

A

Stroomsterkte goede maat voor het opsporen van de luchtwegweerstand
Fouten tijdens het blazen zijn gemakkelijk te zien
Karakteristieke kenmerken van ziektes waardoor ze gemakkelijk te herkennen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar bevindt zich het probleem bij een beperking van de inademing?

A

Buiten de thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar bevindt zich het probleem bij een beperking van de uitademing?

A

Binnen de thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvoor wordt een pneumotachograaf gebruikt en hoe werkt het?

A

Omzetting van flow naar volume
Het meet het drukverval over een lage weerstand, dit drukverval is evenwijdig aan de flow, waardoor de flow omgezet kan worden naar volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 4 variabelen staan in de GLI?

A

Geslacht
Leeftijd
Lengte
Etniciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar staat GLI voor?

A

Global Lung Initiative

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de grenzen van normale z-scores?

A

-1.64SD en +1,64SD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de 5 functies van de neus?

A
Transport
Verwarming/bevochtiging
Filtering
Afweer
Reuk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een adenoïde?

A

Neusamandel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Door welke medicijngroep komt een Quinckes oedeem?

A

ACE-remmers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar zit de opening van de kraakbeenringen van de trachea

A

Dorsaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke 3 kraakenige structuren zijn te vinden in de larynx

A

Cricoïd
Thyroïd
Hyoïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Door welke 3 zenuwen wordt de larynx geïnnerveerd?
N. vagus N. laryngeus superior (craniaal gedeelte) N. recurrens (caudaal gedeelte)
26
Wat innerveert de externe tak van de n laryngeus superior?
M. cricothyroïdeus
27
Welke tak van de n. recurrens is langer en waarom?
De linker, die gaat om de aortaboog heen en de rechter gaat om de subclavia heen
28
Wat is een stridor?
Een hoorbare ademhaling
29
Wat houdt een expiratoire stridor in?
Dat er iets in de thorax aan de hand is
30
Wat houdt een inspiratoire stridor in?
Dat er iets buiten de thorax aan de hand is
31
Waarom zijn kinderen gevoeliger voor vernauwing van de luchtwegen?
Kinderen zijn nog in de groei, dus hun luchtwegen zijn smaller, waar door een vernauwing voor kinderen relatief groter is
32
Noem 2 voorbeelden van infecties van de larynx
Laryngeus subglottica | Supraglottitis/epiglottitis
33
Hoeveel longsegmenten zitten er aan de linker en rechterkant van de longen
Links: 9 Rechts: 10
34
Uit welke 5 cellen bestaat de mucosa
``` Trilhaarcellen Slijmbekercellen Basale cellen Neurocriene cellen Clubcellen ```
35
Wat is de opbouw van microtubili van de trilhaarcellen
9 doubletten van 2 microtubili aan de rand, 1 doublet in het midden
36
Hoeveel cilia's zitten er ongeveer per cel
200-300
37
Hoeveel wegen normale longen ongeveer
900g
38
Is een laryngeus subglottica zeldzaam?
Nee, komt vaak voor
39
Waardoor wordt laryngeus subglottica veroorzaakt
Virus
40
Noem 6 symptomen van laryngeus subglottica
``` Inspiratoire stridor Blafhoest Dyspnoe met intrekkingen Heldere stem Langzaam progressief Pt ligt plat op de rug ```
41
Is supraglottitis zeldzaam?
Ja
42
Waar wordt supraglottitis veroorzaakt?
Haemophilus influenzae, een bacterie
43
Noem 3 symptomen van supraglottitis
Kwijlen Pt zit rechtop Hoge koorts
44
Welke 2 soorten mucosacellen zijn in staat om te delen?
Basale cellen en clubcellen
45
Wat produceert een muceuze cel
Mucine
46
Waardoor wordt muceus geproduceerd?
Bronciale klieren
47
Hoeveel procent van de cellen in het epitheel zijn muceuze cellen
3/10
48
Wat zijn 4 functies van clubcellen?
Modulatie ontstekingscellen Metabolismen geinhaleerde potentieel schadelijke stoffen Stamcel voor trilharen en muceuze cellen Surfactant productie
49
Wat is de volgorde van de meest distale gedeeltes van de long? Begin met de terminale bronchiolus
``` Terminale bronchiolus Bronchiolus respiratorius Ductus alveolaris Saccus alveolaris Alveoli ```
50
Waar liggen de longvenen en longarteriën
Venen naast de septa | Arteriën naast terminale bronchioli
51
Wat is een andere naam voor een acinus?
Primaire pulmonale lobulus
52
Waaruit ontspringt een acinus
Respiratiore bronchiolus
53
Waaruit ontspringt een secundaire lobulus
Terminale bronchiolus
54
Wat zijn poriën van Kohn
Verbindingen van alveoli
55
Wat zijn de kenmerken van type 1 pneumocyten
Afgeplatte kernen, dicht tegen de vaten
56
Wat zijn de kenmerken van type 2 pneumocyten
Bollig, in hoekjes | Produceren surfactant
57
Waar zit de viscerale pleura?
Tegen het orgaan aan
58
Waar zit de parietale pleura
Tegen de thorax
59
Hoeveel generaties zijn er in de luchtwegen
23
60
Vanaf welke generatie is er sprake van gaswisseling
17
61
Waar zorgt de type 1 pneumocyt voor?
Diffusie
62
Hoe dik is het alveolo-capillaire membraan?
0,3 micrometer
63
Hoe luidt de wet van Fick
Vgas=(A/T)*Dgas*(P1-P2)
64
Wat is Dgas en hoe is deze te berekenen?
Diffusieconstante Dgas=Sol/(√MV) Sol is de oplosbaarheid van het gas √MV is het molecuulgewicht van het gas
65
Wat houdt DL,O2 in?
Diffusiecapaciteit
66
Hoelang blijft het bloed in de alveoli?
0,75s
67
Hoelang duurt het voordat het bloed in de alveoli verzadigd is?
0,3s
68
Hoe luidt de wet van Dalton?
Px=Fi*(Pbar-PH2O) | Fi=concentratie x
69
Waarom wordt een diffusietest gedaan met CO en niet met N2O, O2?
N2O is perfusie afhankelijk O2 is perfusie en diffusie afhankelijk CO is alleen diffusie afhankelijk
70
Wat zijn 5 criteria voor een goede test voor diffusiecapaciteit?
``` Zittende houding Geen zware inspanning voor meting Geen additionele O2 12 uur niet gerookt Hb concentratie bekend ```
71
Op welke 4 punten wordt een thorax foto beoordeeld?
Abdomen Thoraxwand en weke delen Mediastinum Long links en long rechts
72
Wat is een silhouette sign?
Wanneer de grens tussen 2 verschillende structuren vervaagt omdat de dichtheid gelijk is
73
Wat zijn de 2 oorzaken van densiteiten?
Massa/vocht/consalidatie | Atelectase
74
Aan welke diagnose moet je gelijk denken bij een luchtvloeistofspiegel?
Pneumothorax
75
Zorgt hypoventilatie voor acidose of alkalose?
Acidose
76
Zorgt hyperventilatie voor acidose of alkalose?
Alkalose
77
Uit hoeveel subunits bestaat hemoglobine?
4
78
Welke 3 soorten hemoglobine bestaan er?
HbA1 (α2β2) HbA2 (α2δ2) HbF (α2γ2)
79
Waarom bindt CO beter aan Hb dan O2?
Als O2 wil binden aan Fe, ervaart het sterische hinder, waardoor de binding moeilijker is, maar het ook makkelijker loslaat. CO ervaart veel minder sterische hinder
80
Waardoor is er tussen pO2 tussen de 40 en 20 mmHg de meeste O2 afgifte?
Het sigmoidale verband
81
Waarom wordt het makkelijker voor O2 om te binden aan Hb als er al een andere O2 is gebonden?
De conformatieverandering wordt doorgegeven aan de andere bindingsplaatsen, waardoor het makkelijk is om te binden
82
Wat doet 2,3-BPG?
Bindt middenin Hb, waardoor de vormverandering moeilijker gaat, waardoor O2 makkelijker loslaat
83
Hoe ontstaat 2,3-BPG?
Bijproduct glycolyse
84
Wat is een andere naam voor 2,3-BPG
DPG
85
Wat is het effect van een hogere pH op de O2 afgifte? En hoe heet dit effect?
Gemakkelijker, rechtsverschuiving in de grafiek | Bohr effect
86
Hoe wordt het grootste deel van CO2 getransporteerd?
Als HCO3-
87
Hoe wordt het genoemd als CO2 aan Hb bindt?
Carbamino Hb
88
Hoe wordt het genoemd als CO aan Hb bindt?
Carboxy Hb
89
Noem 3 vormen van verworven stoornissen van de gastransport?
Anemie CarboxyHb (CO-vergiftiging) MetHb (Fe2+ -> Fe3+)
90
Noem 3 vormen van aangeboren stoornissen van de gastransport?
Sikkelcelanemie (β-Hb afwijking) β-thassemia (ontbreken β-globine) α-thasemia (ontbreken α-globine)
91
Hoe werken perifere chemosensoren?
Verlaging pO2 zorgt voor de sluiting van K+-kanalen in glomuscellen, waardoor er minder hyperpolarisatie optreedt, waardoor er meer depolarisatie optreedt, waardoor er meer Ca2+ instroom is en er meer actiepotentialen worden afgegeven
92
Hoe wordt de pH gemeten door de centrale chemoreceptoren?
H+ kan niet door de bloed-hersenbarrière, CO2 wel, CO2 diffundeert en wordt gemeten
93
Wat is geoxydeerd Hb
MetHb
94
Wat is geoxygeneerd Hb
oxyHb
95
Aan welke versie van Hb bindt 2,3-BPG het meeste?
deoxyHb
96
Noem 5 verstoringen van de respiratoire zuurbase regulatie
``` Dyspneu (benauwdheid) Apnea (stoppen met ademen) Apneusis (stoppen bij het inademen) Cheyne stokes (ondiep-diep-ondiep-niks) Cluster breathing (hyperventileren, daarna niks) ```
97
Wat houdt Cheyne Stokes en waar komt het door?
Teugvolume wordt groter en kleiner, komt door hersenschade of CO-vergiftiging
98
Wat is cluster breathing en waar komt het door?
Amplitude blijft gelijk, frequentie ademteugen eerst hoog, daarna helemaal niks Komt door CVA met druk op 1 van de regelcentra
99
Welke 2 grootheden worden geregeld door het ademhalingssysteem?
Ademhalingsdiepte | Ademhalingsfrequentie
100
Waar zitten de perifere chemosensoren en welke zenuwen innerveren ze?
Aortaboog, n.vagus | Carotis communis, n. glossopharygeus
101
Hoe hebben pCO2 en pH effect op de glomuscel
Bij hoge pCO2 en lage pH gaat de glomuscel eerder vuren en andersom
102
Hoe werken centrale chemosensoren?
CO2 diffundeert over de bloed-hersenbarrière, zorgt voor een actiepotentiaal bij open einde zenuwen
103
Welke sensoren zijn sneller, centraal of perifeer?
Perifeer
104
Welke 2 gebieden in de hersenen zijn verantwoordelijk voor de ademhaling en wat zijn hun functies?
Medulla, pacemaker | Pons, finetuning
105
Welke 2 celgroepen zijn verantwoordelijk voor de ritmogenese?
Dorsal respiratory group | Ventral respiratory group
106
Is de DRG verantwoordelijk voor de inspiratie of expiratie?
Inspiratie
107
Is de VRG verantwoordelijk voor de inspiratie of expiratie?
Inspiratie en expiratie
108
Waarom ga je bij het snorkelen sneller ademhalen?
``` Door de snorkel heb je meer dode ruimte De PaCO2 is hoger Er kan minder diffusie plaatsvinden De PCO2 in het bloed blijft hoog Dit wordt opgemerkt door de chemosensoren Je gaat sneller ademhalen ```
109
Waar bestaat de fysiologische dode ruimte uit?
Alveolaire dode ruimte | Anatomische dode ruimte
110
Wat houdt de alveolaire dode ruimte in
Wel ventilatie, minder/geen perfusie
111
Welke 3 soorten V'/Q' verhoudingen zijn er
Shunt (V'/Q' <1) Normaal (V'/Q' =1) Dode ruimte (V'/Q' >1)
112
Zijn er apicaal grotere of kleinere alveoli?
Grotere
113
Zijn er basaal grotere of kleinere alveoli?
Kleinere
114
Welke alveoli ervaren de meeste ventilatie? Apicaal of basaal
Basaal
115
Waar is er meer perfusie? Apicaal of basaal?
Basaal, door de zwaartekracht
116
Waarom worden sommige patiënten aan de beademing op hun buik gelegd?
Omdat er bij de rugligging meer ventilatie zou komen op een plek met minder perfusie
117
Welke 2 soorten vezels liggen om de long heen?
Elastine | Collageen
118
Wat is surfactant?
Verlaagt de oppervlaktespanning
119
Zorgen de externe intercostaal spieren voor inspiratie of expiratie?
Inspiratie
120
Op welk niveau zijn de longen en thorax in rust?
FRC
121
Welke verband is er tussen de elasticiteit en de compliantie?
``` Omgekeerd rechtevenredig (E=1/C) ```
122
Worden de pleura- en alveolaire druk hoger of lager bij inspanning?
Lager
123
Hoe kan de pleuradruk gemeten worden?
Door de oesophagus met een ballon
124
Wat houdt een quasi statische compliantie in
De patiënt ademt heel langzaam uit, waardoor de stromingsdruk verwaarloosbaar is
125
Welke soorten arbeid komen er kijken bij een normale inspiratie?
Elastische arbeid en stromingsarbeid
126
Welke soorten arbeid komen er kijken bij een normale expiratie?
Vrijkomende elastische arbeid en stromingsarbeid
127
Zijn er meer type 1 of type 2 pneumocyten?
Type 1 (bedekt ongeveer 97%)
128
Wat zijn 2 gevolgen van een longoedeem?
Dyspnoe | Rvaatbed stijgt, wat leidt tot rechterventrikelfalen
129
Hoe verwijder je vocht uit de longen?
Rechtop zitten in bed Diuretica Remmen aldosteron productie
130
Wat houdt de hyaline membranenziekte in?
Ziekte waar te weinig surfactant wordt aangemaakt
131
Wat is de snelheidsbeperkende stap in het O2 transport van de long naar het mitochondrium?
De diffusie van het capillair naar het mitochondrium
132
Wat is het verschil tussen a/b-globine en myoglobine?
Zelfde vouwing, maar in de buitenkant zitten verschillen
133
Wat gebeurt er met Fe wanneer er een O2 bindt aan Hb?
Fe wordt de heemring ingertrokken
134
Wat zijn de 3 vormen van CO2 transport?
Opgelost HCO3- Carbamino-Hb
135
Is in de T(ense) state de mate van O2 hoog of laag?
Laag
136
Hoe zit CO2 aan Hb gebonden?
Aan de buitenkant als COO-
137
Hoe bereken je de specifieke compliantie?
C/FRC
138
Wat is het grootste bestandsdeel van surfactant?
DPPC
139
Welke 3 soorten input gaan er naar het ademhalingscentrum van de hersenen?
Chemoreceptoren Spierspoeltjes Rekreceptoren
140
Waaruit bestaat de adventitia van de bronchus
Losmazig en vezelig BW Bloed- en lymfevaten Zenuwen Vet
141
Uit welk soort kraakbeen bestaan de kraakbeenringen
Hyalien kraakbeen
142
Uit wat voor soort epitheel bestaat het respiratoir epitheel?
Meerrijig cilindrisch epitheel
143
Wat is het verschil tussen de vorm van het brochiale epitheel en het epitheel in de trachea?
In de bronchi is er golvend epitheel | In de trachea is er recht epitheel
144
Waar zitten de meeste clubcellen?
In de kleine bronchioli
145
Hoe zien type II pneumocyten eruit?
Ronde lichte kern met een donker puntje | Ligt in hoekjes
146
Wat is antracoatisch pigment
Fijnstof
147
Tot welke rib reikt het diafragma?
5e
148
Tussen welke ribben kan je luisteren naar de truncus pulmonalis
2 en 3
149
Waar leidt het doorsnijden van de intercostaal zenuw toe?
Uitval sensibiliteit ventraal
150
Uit welke wervels ontspringt de n. phrenicus?
C3-5
151
Hoe wordt de ruimte tussen het diafragma genoemd?
Recessus costodiafragmaticus
152
Waar zitten de stembanden aan vast?
Arythenoiden
153
Hoe wordt de plooi tussen de valse en ware stembanden genoemd?
Sinus morgani
154
Welke spier opent de stembanden?
M. cricoarytenoideus
155
Welke spier verlengt de stembanden?
M. cricothyroideus