Week 8 Flashcards

(113 cards)

1
Q

Bij welk gedeelte van de nier horen de macula densa?

A

TAL (thick ascending limb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de GFR?

A

Glomerulaire filtratiesnelheid (=nierfunctie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is secretie

A

Actief transport van bloed naar urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is reabsorptie

A

Terughalen van stoffen uit urine naar bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is excretie

A

Uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een steady-state?

A

Inname en excretie is gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de eenheid van GFR?

A

mL/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een normale GFR? En vanaf welke waarde moeten patiënten aan de dialyse?

A

Normaal: 120
Dialyse: <15

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er met de creatinine plasma concentratie bij een slechte nierfunctie?

A

Hoopt zich op in het bloed met een 1/x verband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn 4 klachten bij een nierfunctie lager dan 30 ml/min

A

Oedeem
Dyspnoe
Vermoeidheid
Misselijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn 7 functies van de nier?

A
Uitscheiden water
Uitscheiden gifstoffen
Stimulatie rode bloedcellen
Regulatie zuur-base balans
Regulatie Na/K uitscheiding
Regulatie bloeddruk
Rol in botstofwisseling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen osmolaliteit en osmolariteit?

A

Osmolaliteit: deeltjes/kg
Osmolariteit: deeltjes/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke nier ligt lager?

A

Rechter, door de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is foetale lobulatie?

A

Lobjes bij foetale nieren (en 4-5% van volwassenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe groot en zwaar is een volwassen nier?

A

Ongeveer 12 cm

Tussen de 250-300g

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de 3 gebieden van de nier?

A

Schors/cortex
Piramide=merg/medulla
Pyelum/nierbekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar begint de distale tubulus?

A

Vanaf de macula densa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn podocyten?

A

Cellen die op een capillair heen zitten, met tenen die in elkaar schuiven waar grote moleculen niet doorheen kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het mesangium? En wat zijn 3 functies?

A

Het fundament van de glomerulus,
Regelt de hydrostatische druk door contractie
Fagocytose van moleculen in de GBM
Immuunregulatie van cytokines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het slit diafragma?

A

De tenen van de podocyten die verbonden zijn met ‘touwtjes’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 3 stoffen zitten er in de GBM

A

Collageen IV
Laminine
Proteoglycanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar zorgen de proteoglycanen in de GBM voor?

A

Zorgen voor een negatieve lading, waardoor de negatieve moleculen er niet/minder makkelijk doorheen kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar vindt het metabolisme van vitamine D plaats?

A

Proximale tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe kan je de distale tubulus van de proximale tubulus onderscheiden?

A

Distale tubulus heeft kubisch epitheel, wat lijkt op oma’s kralenketting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe kan je de verzamelbuis van de distale tubulus onderscheiden?
Verzamelbuis heeft hele duidelijke celmembranen
26
Uit welke structuren bestaat het juxtaglomerulaire apparaat?
Macula densa, arteriolen, juxtaglomerulaire cellen
27
Wat zijn 3 functies van het juxtaglomerulaire apparaat?
Regulatie glomerulaire filtratiedruk en renale doorstroming Productie renine Regulatie water-zoutbalans
28
Uit welke 4 delen bestaat de opbouw van de blaas?
Urotheel Lamina propria M. detrusor/m. propria Peri-vesicaal vetweefsel
29
Uit hoeveel lagen bestaat urotheel? En wat is de eerste laag?
7, paraplucellen
30
Wat gebeurt er met de glomerulaire druk als de afferente weerstand verhoogd wordt?
Gaat omlaag
31
Wat gebeurt er met de glomerulaire druk als de efferente weerstand verhoogd wordt?
Gaat omhoog
32
Wat gebeurt er met de RPF wanneer de efferente weerstand verhoogd wordt?
Gaat omlaag (geen ruimte voor meer bloed)
33
Wat gebeurt er met de GFR wanneer de efferente weerstand verhoogd wordt?
Eerst gaat het omhoog, daarna gaat het omlaag door de verlaagde RPF
34
Waar zit het viscerale epitheel in de glomerulus?
Om de capillair heen
35
Waar zit het parietale epitheel in de glomerulus?
Aan de binnenkant van het kapsel van Bowman
36
Uit welk eiwit bestaat de filtratieslit?
Nefrine
37
Hoe zien proteoglycanen eruit?
Als distelvormige structuren in de fenestrae van het endotheel
38
Wat is de formule voor klaring?
(Ux*V)/Px
39
Waarom is er weinig doorbloeding in de merg?
Anders wordt de concentratiegradiënt weggespoeld
40
Wat meten de macula densa?
Cl- concentratie in de voorurine
41
Hoe wordt het RAAS systeem geactiveerd?
Macula densa meten Cl- concentratie Prostaglandines gaan naar de renineproducerende cellen Angiotensine knijpt de efferente arteriole dicht
42
Hoe werkt tuberoglomerulaire feedback
Macula densa meten een te hoge Cl- concentratie Adenosine bindt aan adenosine receptor Adenosine knijpt afferente dicht, waardoor filtratie en reabsorptie verhoogd wordt
43
Welke 5 afbeeldingstechnieken voor het afbeelden van de nieren zijn er?
``` Buikoverzicht Echografie Mictie Cysto Urethro Grafie (MCG) CT MRI ```
44
Wat is het nadeel van een buikoverzicht?
Je ziet alleen contouren en het is niet duidelijk
45
Waar is echografie goed voor?
Goed screenend onderzoek voor de nieren
46
Bij welke patiënten is een echografie niet handig?
Obese patiënten
47
Zijn de urether en de blaas zichtbaar op een echo?
De urether normaal gesproken niet | De blaas is alleen te zien als deze vol is
48
Waar wordt het contrast ingespoten bij een MCG?
In de blaas
49
Hoe wordt er gemeten bij een MCG?
Met x-stralen
50
Voor welk ziektebeeld wordt een MCG gebruikt? En hoe wordt dit gemeten?
Vesicoureterale reflux, er wordt gekeken hoever het contrast omhoog kruipt
51
Welke afbeeldingstechniek wordt het meeste gebruikt op verdenking van nierstenen? En wat zijn hier de uitzonderingen op?
CT, niet bij zwangeren en kinderen
52
Wanneer hoeft er bij een CT geen contrast gebruikt worden?
Bij verdenking op stenen
53
Wat wordt er als contrastmiddel gebruikt bij een MRI
Urine
54
Welke 2 fases horen bij de mictiecyclus?
Vulfase (opslagfase) | Ledigingsfase (mictiefase)
55
Door welke zenuwstelsels worden de m.detrusor en urethrale sphincter geïnnerveerd?
M.detrusor: parasympatisch | Urethrale sphincter: somatisch
56
Welk mictiecentrum zit in de cauda equina?
Sacrale mictiecentrum (SMC)
57
Welke mictiecentrum zit in de pons?
Pontine mictiecentrum (PMC)
58
Vanuit welke wervels wordt de blaas geïnnerveerd?
S2-S3
59
Welk zenuwstelsel verzendt via de plexus pelvicus zijn signalen?
Autonoom
60
Welk zenuwstelsel verzendt via de n. pudendus zijn signalen?
Somatisch
61
Hoe gaat de innervatie van de lediging van de blaas?
Opstijgende afferente signalen naar PMC Vervolgens van PMC naar cortex Daarna descenderende signalen van cortex naar PMC naar SMC De sphincter wordt geinhibeerd en de detrusor wordt geïnnerveerd
62
Wat is de functie van de cortex in de lediging van de blaas?
Timing
63
Wat is de functie van de PMC in de lediging van de blaas?
Coördinatie
64
Wat is de functie van de SMC in de lediging van de blaas?
Versterking van fijnafstelling
65
Wat gebeurt er met een suprapontine laesie en wat zijn de gevolgen?
De cortex is uitgeschakeld, waardoor er geen mogelijkheid is om de detrusor te dempen, waardoor er een overactieve blaas en dus incontinentie ontstaat
66
Wat is een supranucleaire laesie?
Een laesie tussen de PMC en SMC
67
Wat gebeurt er met een supranucleaire laesie?
Cortex en pons uitgeschakeld
68
Wat is het gevolg van een supranucleaire laesie?
Geen coördinatie en timing
69
Wat is detrusor-sphincter dyssynergie?
Detrusor en sphincter werken elkaar tegen
70
Wat is een spinning top urethra?
Opbolling van het bovenste deel van de urethra
71
Wat is een infranucleaire leasie?
Een laesie onder de SMC
72
Wat is het gevolg van een infranucleaire laesie?
Blaas en sphincter volledig slap, waardoor overloopincontinentie ontstaat
73
Wat is overloopincontinentie?
Urineverlies incontinentie, met een slappe sphincter en blaas
74
Wat kan er gebeuren bij een incomplete laesie? En wat is hier het nadeel van?
Een mengvorm van verschillende laesies | Lastiger te diagnostiseren
75
Wat is er bijzonder aan de katheter die gebruikt wordt. bij een blaasfunctieonderzoek
Het heeft 2 lumens, 1 voor het vullen en 1 om de druk te meten
76
Wat is Pves
Blaasdruk
77
Wat is Pabd
Druk abdomen
78
Wat is Pdet
Het verschil tussen Pves en Pabd
79
Wanneer is Pdet gevaarlijk?
Drukstijging boven de 35/40 mmHg
80
Wat zijn 2 gevolgen van laesies?
Verslechtering nierfunctie | Incontinentie
81
Wat zijn NANC stoffen en noem 3 voorbeelden
Non adrenerge, non cholinerge ATP Serotonine NO
82
Via welke receptor werkt ATP?
P2x receptor
83
Hoelang werkt BOTOX
9 maanden
84
Op welke manier stroomt het bloed door de vasa recta
Antiparallel aan de lis van Henle
85
Via welke receptor gaat glucose de cel uit?
GLUT
86
Waar en hoe werkt de SGLT2 receptor?
In S1 van de proximale tubulus | 1 glucose met 1 Na
87
Waar en hoe werkt de SGLT1 receptor?
In S3 van de proximale tubulus | 1 glucose met 2 Na
88
Waarom is er een glucose reabsorptie drempel?
Het aantal SGLT-transporters is beperkt
89
Wat is de theoretische reabsorptie drempel van glucose
16 mM
90
Wat is de drempelwaarde van de reabsorptie van glucose in de praktijk
10-11 mM
91
Waarom zit er een verschil tussen de theoretische drempel en de praktijk
Splay
92
Waardoor ontstaat splay?
Variatie van individuele nefronen
93
Door welke 3 dingen kunnen verschillen tussen nefronen ontstaan?
Single nefron GFR Stroomsnelheid tubulaire vloeistof Aantal transporteiwitten
94
Hoe gaat het transport van aminozuren en Pi?
Op dezelfde manier als glucose
95
Hoe gaat de klaring van inuline?
Wel filtratie, geen reabsorptie
96
Waarom kunnen kleine ionen mee met het water bij solvent drag?
Tight junctions houden kleine ionen niet tegen
97
Hoe werkt de afbraak van eiwitten naar aminozuren in de cel?
Eiwit wordt opgenomen in coated vesicles | Via lysosomen worden de eiwitten afgebroken tot aminozuren
98
Hoeveel eiwit zit er normaal gesproken in de urine, en vanaf wanneer is er sprake van proteïnurie?
Normaal 30mg/dag | Proteïnurie: meer dan 300mg/dag
99
Welke 3 vormen/oorzaken van proteïnurie zijn er en hoeveel eiwitten zitten er dan in het bloed?
Tubulair (reabsorptiefout): minder dan 2g/dag Overloop (grote hoeveelheden in bloed): minder dan 2g/dag Glomerulair (filtratiefout) meer dan 3,5g/dag
100
Wat is Farconi's syndrome?
Veel metabolieten in de urine
101
Is Farconi's syndrome aangeboren of verworven?
Kan allebei
102
Hoe kan dopinggebruik gemaskeerd worden?
Er zijn er een beperkt aantal transporteiwitten zijn voor stoffen Sommige stoffen binden eerder aan de transporter dan andere De doping kan langer en in hogere concentraties in het plasma blijven, zonder dat het in de urine terecht komt
103
Wat is polyurie?
Veel plassen
104
Hoeveel van de totale ATP wordt er gebruikt in de nieren?
20%
105
Wat is dapagliflozine?
Een SGLT2 remmer
106
Waarom is er sprake van polyurie bij een verminderde reabsorptie van glucose?
Glucose sleurt water mee, dus als glucose niet wordt gereabsorbeerd wordt water ook niet gereabsorbeerd en is er meer water in de urine
107
Wat is het verschil tussen acidose en acidemie?
Acidose is een proces | Acidemie is een staat
108
Waar bestaat de glomerulaire filtratie barriere uit?
GBM, podocyten en epitheel
109
Wat is hematocriet?
Fractie rode bloedlichaampjes
110
Hoe wordt de RPF bepaald?
Eerst wordt PAH intraveneus toegediend ERPF=(Upah*V)/Ppah Feitelijke RPF=ERPF/0,9 (0,9 is de extractie ratio PAH) Bloeddoorstroming=RPF*1/(1-hct)
111
Wat is de normaalwaarde voor bloeddoorstroming?
1200ml/min
112
Wat zijn de urine- en vaatpool?
Eenlagige plaveiselepitheel waar het kubische epitheel overgaat in de PT of waar de arteriole de glomerulus ingaan
113
Hoe kan je de tubuli uit elkaar houden bij een shocknier?
Bij de PT zijn er veel minder celkernen omdat deze eerder necrotisch worden