Week 7 Flashcards

(183 cards)

1
Q

Wat is de definitie van astma?

A

Heterogene ziekte
Chronische ziekte
Klachten met een variabele luchtwegobstructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In wel gedeelte van de luchtwegen zit astma voornamelijk?

A

Geleidelijke luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 2 aspecten die invloed hebben op het ontstaan van astma?

A

Genetische aanleg

Prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke 3 gebieden wordt astma ingedeeld?

A

Fenotype
Endotype
Biomarkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke lymfocyt is verantwoordelijk voor allergisch astma?

A

Th2 lymfocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke lymfocyt is verantwoordelijk voor COPD?

A

Th1 lymfocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke cellen hebben IL-4 cytokines invloed?

A

Th2 lymocyten
B-cellen
Macrofagen
Mestcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke cellen hebben IL-5 cytokines invloed?

A

Eosinofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke cellen hebben IL-9 cytokines invloed?

A

Mestcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke cellen hebben IL-13 cytokines invloed?

A

B-cellen
Macrofagen
Gobletcellen
Epitheelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de verschillen tussen ILC2 en andere soorten lymfocyten?

A

ILC2 komt weinig voor
ILC2 produceren meer cytokines
ILC2 is minder responsief voor steroïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op basis van welke 5 kenmerken wordt een type 2 inflammatie gediagnostiseerd?

A
Bloed eos ≥ 150 cellen/microL
FeNo ≥ 20 ppb
Sputum eos ≥ 2%
Allergeengemedieerd astma
Onderhoud OCS noodzakelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke 2 aspecten wordt de astmacontrole ingedeeld?

A

Huidige controle

Toekomstig risico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke 4 aspecten bestaat de huidige astmacontrole?

A

Symptomen
Rescue medicatie
Activiteiten
Longfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit welke 4 aspecten bestaat het toekomstig risico?

A

Instabiliteit
Exacerbaties
Longfunctie verlies
Gebruik OCS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de ACQ?

A

Astma control questionaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Uit hoeveel vragen bestaat de ACQ? En vanaf welke score is het een slechte controle?

A
7 vragen (0-6 punten)
Vanaf 1,5 punten slechte controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Uit welke 3 aspecten bestaat de ‘heilige 3 eenheid’ van de astma controle?

A

ACQ
Aantal exacerbaties
Longfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Uit welke 5 stappen bestaat de behandeling van astma?

A
ICS+SABA
Dagelijks gebruik+LABA
Verhoging ICS/LABA
Verhoging + LAMA
Verhoging + biological
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Op welk type inflammatie werken corticosteroïden?

A

T2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 2 typen cellen zijn betrokken bij niet-eosinofiel astma?

A

Th17 cellen

Neutrofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarom is niet-eosinofiel astma moeilijker te behandelen?

A

Th17 cellen zijn minder responsief voor steroïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn 2 voordelen van het meten van bloed eosinofielen?

A

Gerelateerd aan exacerbaties

Makkelijk te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn 2 voordelen van het meten van FeNO

A

Voorspelt steroïdgevoeligheid

Relatie met de ernst van de astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Aan de hand van welke 3 aspecten kan je de ernst van de astma inschatten?
Huidige astmacontrole Juiste medicatie Ernstige aanleg
26
Wat zijn de 4 bouwstenen van de astma behandeling?
Preventief Luchtwegverwijders Ontstekingsremmers Reconditioneren
27
Wanneer is de reversibiliteit klinisch relevant?
Als de FEV1 met 12% verhoogt | Als de FEV1 met 200mL verhoogt
28
Wat is de belangrijkste hoeksteen van de astmabehandeling?
ICS
29
Wat is de checklist voor moeilijk behandelbaar astma
``` Astma Bronchiale prikkels Compliance (therapietrouw) Device (geschikte inhalator) Educatie Fenotype ```
30
Hoe kan je therapietrouw verbeteren?
Fijne inhaler
31
Wat is de ratio van eosinofiel/niet-eosinofiel astma?
60/40
32
Hoeveel procent van de astmapatiënten heeft ernstig astma?
3,6%
33
Welke 3 aspecten zijn opgenomen in de EGKS
Geslacht Lengte Leeftijd
34
Welk aspect is er bij de GLI bijgekomen?
Etniciteit
35
Hoe ziet hoesten eruit bij een flow/volume curve?
Zaagtand
36
Hoort een kerktoren bij een obstructie of restrictie
Obstructie
37
Hoort een gesquashete curve bij een obstructie of een restrictie
Restrictie
38
Wat is de FER?
FEV1/FVC
39
Wat is het verschil tussen een concaaf en een collaps?
Bij collaps is er een kink in het dalen van de grafiek
40
Wanneer is er een variabel verschil in de peakflow tussen dagen?
Meer dan 20% verschil
41
Wanneer is er een variabel verschil in de peakflow binnen een dag?
Meer dan 10% verschil
42
Wat betekent bronchiale hyperreactiviteit?
Verhoogde prikkelbaarheid van de luchtwegen voor (a)specifieke prikkels dit leidt tot expiratoire airflow limitatie met aantoonbare reversibiliteit en variabiliteit
43
Hoe test je op bronchiale hyperreactiviteit?
Met provocatietesten
44
Welke provocatietesten zijn er?
Direct | Indirect
45
Met welke middelen kan een directe provocatietest gedaan worden?
Bijvoorbeeld histamine of metacholine
46
Met welke middelen kan een indirecte provocatietest gedaan worden?
Bijvoorbeeld droge lucht
47
Wat is de PC20?
Bij welke concentratie van de prikkel de FEV1 is gedaald met 20%
48
Wanneer is de BHR ernstig?
PC20 is lager dan 1,0mg/mL
49
Wanneer is de BHR mild?
PC20 is 1,0-8,0mg/mL
50
Wanneer is de BHR laag?
PC20 is 8,0-32mg/mL
51
Wanneer is de PC20 normaal?
Hoger dan 32mg/mL
52
Hoe werkt een eucapnische hyperventilatietest?
Patiënt moet 6 minuten hyperventileren | Daarna moet de patiënt 30x FEV1/min uitademen
53
Wanneer is een eucapnische hyperventilatietest positief?
Bij een daling van minimaal 15%
54
Wat is het kernsymptoom van astma?
Piepen
55
Wat is de functie van TSLP
Pakken antigenen op
56
Welk soort astma komt het meeste bij kinderen voor?
Allergisch astma
57
Wat kunnen de oorzaken zijn van astma?
Genetische aanleg Virale infectie Omgeving Allergische reactie
58
Wat zijn de 5 meest voorkomende triggers van astma?
``` Virale infecties Allergenen Inspanning Niet-specifieke prikkels Emotie ```
59
Welk vorm van de flow-volume curve is typisch voor astma?
Concaaf
60
Vanaf welke leeftijd is spirometrie mogelijk?
4-5 jaar
61
Is spirometrie een goede diagnostische test? Waarom wel/niet?
Geen goede test | Test is veel fout negatief
62
Waarom zou je een spirometrie bij kinderen gebruiken?
Chronische obstructieve spirometrie is een risicofactor voor een ernstig beloop
63
Is de BHR een diagnose?
Nee
64
Op welke 4 kenmerken wordt het fenotype van astma ingedeeld?
Symptoombeloop (transient, persistent..) Triggers (viraal vs multitrigger) Type luchtwegontsteking (neutrofiel, eosinofiel, gemengd) Andere kenmerken
65
Vanaf welke leeftijd is de diagnose astma duidelijk? En waarom op dat moment pas?
4-6 jaar | Veel kinderen groeien over de symptomen heen
66
Waarom is prematuriteit een risicofactor voor astma?
Onrijpheid van de longen Longschade door O2 beademing bij geboorte Veel bronchopulmonale dysplasie
67
Waar staat GINA voor?
Global INitiative for Asthma
68
Wat is er aan de hand als er vanaf de geboorte klachten zijn?
Geen sprake van astma?
69
Waar staat COPD voor?
Chronic Obstructive Pulmonary Disease
70
Wat is COPD?
Een niet of niet geheel omkeerbare luchtwegobstructie, het is een progressieve ziekte met een abnormale ontstekingsreactie
71
Wat doet alfa-1-antitrypsine?
Breekt elastase af om elastische vezels te behouden
72
Waar wordt elastase bijvoorbeeld door geproduceerd?
Roken
73
Wat is het gevolg van minder elastische vezels?
Meer neutrofielen
74
Uit welke 2 ziektes bestaat COPD?
Emfyseem | Chronische bronchitis
75
Wat zijn 3 factoren van de pathogenese die bijdragen aan COPD?
Oxidatieve stress Protease-antiprotease onbalans Inflammatoire cellen en mediatoren
76
Wat doen proteasen?
Breken elastinevezels af
77
Waar komen oxidanten vandaan?
Roken | Macrofagen en neutrofielen
78
Wat is een tonthorax?
Hyperinflatiestand van de thorax, middenrif is omlaag
79
Waardoor komt de pulmonale hypertensie bij COPD?
Hypoxische vasoconstrictie van kleine arteriolen
80
Wat zijn de verschillen tussen astma en COPD?
Astma gaat via mestcellen, CH4+ cellen en eosinofielen en is grotendeels reversibel COPD gaat via alveolaire macrofagen, CD8+ cellen en neutrofielen en is niet/bijna niet reversibel
81
Wat zijn symptomen van COPD?
Kortademig Chronische hoest+sputumproductie Herhaalde lagere luchtweginfecties
82
Waarom is het nooit te laat om te stoppen met roken?
Als iemand stopt gaat de FEV1 curve evenwijdig lopen aan de gezonde curve
83
Wanneer kan iemand geclassificeerd worden met COPD?
Wanneer de FER lager is dan 0,7 (internationaal) of lager is dan de lln (NL)
84
Welke FEV1 waardes horen bij de verschillende GOLD classificaties?
Gold 1: ≥80% Gold 2: 50-80% Gold 3: 30-50% Gold 4: lager dan 30%
85
Waarom zijn sommige patiënten met een FEV1 waarde van GOLD 3 toch geclassificeerd in GOLD 4?
De patiënt heeft ook een respiratoire insufficiënte
86
Wat is de mMRC?
Een vragenlijst met een gradatie van 0-4
87
Wat is de BODE-index?
Punten die een schatting van de levensverwachting geven
88
Wat zijn de 5 A's?
``` Ask Advice Assess Assist Arrange ```
89
Wat zijn de 2 drivers van problemen bij COPD?
Vernauwing door neutrofiele granulocyten | Oppervlakte verlies door verlies elastische vezels
90
Wat zijn de 7 behandelingen van COPD?
``` B2-agonist Anticholinergica ICS O2-therapie Non-invasieve beademing Longvolume reductie chirurgie (LVRS) Bronchoscopische longvolume reductie (BVRS) ```
91
Wat zijn de criteria om voor O2-therapie in aanmerking te komen?
PO2 moet lager zijn dan 8kPa | Patiënt moet gestopt zijn met roken
92
Hoe werkt de non-invasieve beademing?
Er wordt overdruk gegeven en tegendruk bij het uitademen zodat de alveoli beter opengaan
93
Wat zijn de criteria om in aanmerking te komen voor LVRS?
Jonger dan 70 jaar FEV1 20-35% DCLO hoger dan 20%
94
Wat zijn de nadelen van LVRS?
Tijdelijk effect | Mortaliteit tot 20%
95
Wat zijn de criteria om in aanmerking te komen voor BVRS?
``` FER lager dan 0,7 FEV1 lager dan 45% mMRC hoger dan 2 6MWT lager dan 450m Minimaal 6 maanden rookstop ```
96
Waarom is er een wisselend succes bij BVRS?
Fissuren moeten intact zijn
97
Hoe werkt een BVRS?
Als een ventiel, lucht kan er wel uit, maar niet in
98
Wat zijn kenmerken van acute verslechtering van COPD? (AECOPD)
Toename dyspnoe Toename hoest Toename sputum
99
Wat zijn oorzaken van een exacerbaties?
Infectie Luchtverontreiniging Hartfalen
100
Waar zorgen antibiotica voor bij COPD?
Patiënten blijven langer aanvalsvrij
101
Uit welke 3 gebieden bestaat het ademhalingscentrum?
Medullair ritmisch gebied Pneumotaxisch gebied Apneutisch. gebied
102
Uit welke 2 gebieden bestaat het medullair ritmisch gebied?
Inpiratoir | Expiratoir
103
Hoe wordt en verhoging van de pCO2 gemeten?
Direct in het ruggenmerg
104
Hoe wordt een verlaging van de pO2 gemeten?
Via perifere sensoren die vervolgens via n.X en n.IX naar de hersenen gaan
105
Wat innerveert de n. phrenicus?
Middenrif
106
Wat heeft een groter effect, een klein verschil van de pCO2 of een klein verschil van de pO2?
Klein verschil pCO2
107
Welke 3 soorten perifere sensoren heb je?
Pulmonaire receptoren Juxtacapillaire receptoren Spier- en gewrichtsreceptoren
108
Welke types respiratoire insufficiëntie zijn er?
``` Type 1 (partiële, longfalen) Type 2 (complete, pompfalen) ```
109
Bij een type 1 respiratoire insufficiëntie, wat gebeurt er met de pO2 en de pCO2?
pO2 daalt, pCO2 blijft gelijk
110
Wat gebeurt er met de pO2 en de pCO2 bij een type 2 respiratoire insufficiëntie?
pO2 daalt, pCO2 stijgt
111
Welke type respiratoire insufficiëntie is het meest voorkomend?
Type 1
112
Wat zijn 4 pathologische oorzaken van type 1 respiratoire insufficiëntie?
Lage pO2 omgeving Hypoventilatie Ventilatie/perfusie stoornis Diffusiestoornis
113
Hoe presenteren patiënten met type 1 respiratoire insufficiëntie zich in de kliniek?
Onrust, euforie, convulsies, coma Cyanose Tachycardie, polyglobie
114
Wanneer is er sprake van cyanose?
Wanneer meer dan 15% van de Hb onverzadigd is
115
Bij welke pO2 is er sprake van type 1 respiratoire insufficiëntie?
Lager dan of gelijk aan 60mmHg (of 8kPa)
116
Bij welke paCO2 is er sprake van type 2 respiratoire insufficiëntie?
Boven de 50mmHg
117
Bij een type 2 respiratoire insufficiëntie, waar is de HCO3- een maat voor?
HCO3- is evenredig met de duur van de hypercapnie
118
Wat is hypercapnie?
Teveel CO2 in het bloed
119
Wat kunnen oorzaken zijn van een type 2 respiratoire insufficiëntie?
Verhoogde CO2-productie Hypoventilatie Toegenomen ventilatie dode ruimte
120
Wat betekent een gecompenseerde respiratoire insufficiëntie vs een gedecompenseerde respiratoire insufficiëntie?
Gecompenseerd: onder controle/rustig vaarwater Gedecompenseerd: acute verslechtering
121
Wat zijn de gevolgen van een cor pulmonale?
Verhoging van de centraal veneuze druk Hepatomegalie Enkeloedeem en ascites
122
Wat gebeurt er bij chronische hypercapnie met de ademhalingsprikkel?
pO2 wordt de ademhalingsprikkel
123
Wat is de klinische diagnose van chronische bronchitis?
Hoesten+slijm voor 3 maanden in 2 opeenvolgende jaren
124
Welke 4 vormen van emfyseem zijn er?
Centriacinair Panacinair Paraseptaal Onregelmatig
125
Waar bevindt zich de centriacinaire emfyseem?
Proximaal gedeelte, met name in de bovenvelden
126
Welk type emfyseem in typisch voor rokers?
Centriacinair
127
Waar bevindt zich de panacinaire emfyseem?
In de gehele acinus, met name de ondervelden
128
Welk type emfyseem is typisch bij een alfa-1-antitrypsine deficiëntie?
Panacinair
129
Welke vorm van emfyseem gaat gepaard met fibrose?
Onregelmatig
130
Hoe zorgen O2 radicalen voor emfyseem?
Ze recruteren via IL's neutrofielen, die elastase produceren, waardoor een protease-antiprotease disbalans ontstaat
131
Wat gebeurt er met gezonde alveoli bij een emfyseem?
Worden kleiner
132
Hoe heet de combinatie van chronische bronchitis met ontsteking?
Mucopurulente chronische bronchitis
133
Wat is de REID-index? En wat is de normaalwaarde?
Dikte seromuceuze klieren/dikte tm kraakbeen | Normaal <0,4
134
Wat is de microscopische pathologie bij chronische bronchitis?
``` Hypersecretie van slijm met mucostase in bronchieën Hyperplasie van bronchiaal klierweefsel Toename van slijmbekercellen Squameuze metaplasie Ontsteking Fibrose ```
135
Hoe wordt de toename van slijmbekercellen ook wel genoemd?
Chronische bronchiolitis
136
Wat is bronchiectasie?
Permanente verwijding van de bronchiën en bronchioli
137
Wanneer ontstaat een bronchiectasie?
Na chronische destruerende ontsteking van de bronchus
138
Wat houdt een pink puffer in?
Patiënt heeft lippen op elkaar om de druk in de alveoli op pijl te houden, bij emfyseem
139
Wat houdt een blue bloater in
Cyanose, komt voor bij chronische bronchitis
140
Wat is de definitie van COPD?
Voorkombare en frequent voorkomende ziekte Chronische irreversibele expiratoire airflow limitatie Door significante blootstelling aan schadelijke stoffen in combinatie met host factoren
141
Wat is de Tiffeneau-index?
De oude term voor de FEV1/FVC, nu wordt de FER gebruikt
142
Welke longvolumina worden gemeten met spirometrie?
Dynamische, bijvoorbeeld FEV1, FVC etc
143
Welke longvolumina worden gemeten met bodybox?
Statische, bijvoorbeeld TLC, RV, FRC
144
Wat is het verschil in FEV1, FER en FVC bij een obstructie en een restrictie
FEV1 bij beide omlaag FER bij restrictie gelijk, bij obstructie omlaag FVC bij restrictie omlaag, bij obstructie gelijk
145
Door middel van welke formule wordt het volume berekend bij een bodybox?
P1V1=P2V2
146
Wat is TGV?
Thoracaal gasvolume = FRC
147
Hoe wordt het TGV berekend?
dV/dP * patm
148
Wat is airtrapping?
Door een slappe long worden de longen extra wijd, waardoor de druk bij expiratie hoog is en de longen dichtklappen en de lucht 'trapped' blijft
149
Wat betekent een lusje bij een flow volumeshift grafiek?
Dat de luchtwegweerstand is vergroot en er waarschijnlijk airtrapping plaatsvindt als de RV/TLC ook nog verhoogd is
150
Bij hoeveel procent diffusie gaan patiënten O2 nodig hebben? En waar willen we het het liefst boven hebben?
Bij 30% is in rust O2 nodig | Liefst boven de 75%
151
Wat is het nadeel van de GOLD-indeling?
Patiënt wordt ingedeeld op basis van FEV1, als er een patiënt is met een (laag)normale FEV1, maar met een ernstige diffusiestoornis is deze er slechter aantoe dan puur op basis van de FEV1
152
Welk onderscheid is er tussen astma en COPD in een flow-volume curve?
Geen
153
Waarom moet je b2 agonisten lokaal geven
Omdat er flinke bijwerkingen zijn in de rest van het lichaam
154
Waarom is het het beste om niet voor een lange tijd b2 agonisten te geven?
Downregulatie van b2 receptoren
155
Wat doen M1, M2 en M3 receptoren?
M1 faciliteert nicotinerge transmissie in ganglia M2 remt presynaptisch ACh afgifte M3 zorgt voor bronchoconstrictie en mucussecretie
156
Wat voor soort bijwerkingen zijn er bij M-receptor antagonisten?
Placebo-achtig
157
Wat is theofyline?
Bronchodilatator, remt fosfordiësterase, waardoor het cAMP en cGMP verlagen
158
Waarom wordt theofyline niet vaak gebruikt? En bij welke groep wordt het nooit gebruikt?
Het heeft een smalle therapeutische window | Nooit bij kinderen
159
Wat zijn glucocorticoïden?
Ontstekingsremmers, ze stabiliseren slijmvliezen en verlagen de gevoeligheid van onstekingsmediatoren en bronchusvernauwers
160
Wat is een voordeel van glucocorticoïden ten opzichte van een andere groep geneesmiddelen?
Het zorgt voor meer b2-receptoren
161
Wat belangrijk bij het toedienen van glucocorticoïden?
Lokaal toedienen
162
Wat zijn montelukasten?
Ontstekingsremmers die de cysteïnyl leukotrieen remmen
163
Waarom zijn montelukasten geschikt voor kinderen?
Mogelijkheid om oraal te geven
164
Wat zijn biologicals?
Antilichamen
165
Wat is MAB?
Monoclonal antibodies, staat achter de naam van alle biologicals
166
Welk geneesmiddel kan je gebruiken voor de vormen van astma die door een hoog IgE zijn veroorzaakt?
omalizumab
167
Waar wordt mepolizumab voor gebruikt?
Tegen IL-5, reguleert de activatie en functie van eosinofielen
168
Waar wordt dupilumab voor gebruikt?
Tegen IL-4 en IL13, die reguleren de inflammatie
169
Waarin verschilt de COPD behandeling van de astmabehandeling?
Bij COPD worden er minder snel ICS gegeven
170
Wat is het doel van astmabehandelingen?
Goede controle en een verlaagd risico op exacerbaties en gefixeerde luchtwegobstructies
171
Welke vragen worden gesteld bij verdenking op astma?
Hoevaak last? >2x/week Wakker van benauwdheid? Blauwe puf? >2x/week Beperkingen dagelijks leven?
172
Welke 3 vormen van toediening van astmamedicatie zijn er?
Dosisaërosol Poederinhalator Vernevelaar
173
Waarom worden voorzetkamers gebruikt?
Lagere depositie in oropharynx | Betere depositie in longen
174
Wat is de meest voor de hand liggende als astmatherapie niet werkt?
Slechte therapietrouw
175
Wat zijn andere redenen waarom astmatherapie niet werkt?
Slechte inhalatietechniek Aanhoudende prikkeling Verkeerde diagnose
176
Wat zijn de 5 aanvaardbaarheidscriteria van een spirometrie?
``` Adequate start Spitse piek Curve loopt gelijkmatig af Vrij van artefacten Uitademingsduur van meer of gelijk aan 6 seconden (groter of gelijk aan 3 seconden voor kinderen) ```
177
Welke factoren zijn van invloed op de herhaalbaarheid van spirometrie?
2 hoogste FEV1 mogen niet meer dan 0,15L verschillen 2 hoogste FVC mogen niet meer dan 0,15L verschillen FER mag niet meer dan 0,67
178
Wat zijn 4 karakteristieke veranderingen van chronische bronchitis
Hyperplasie klierweefsel Ontsteking Afname lumen Hyperplasie glad spierweefsel
179
Wat is salmeterol?
LABA
180
Wat is ipratropium?
M-antagonist met een korte halfwaardetijd
181
Wat is tiotropium?
M-antagonist met een lange halfwaardetijd
182
Wat zijn de vier graderingen van dyspnoe d'effort?
1. Geen dyspnoe 2. Leeftijdsgenoot niet meer volgen bij helling of trap 3. Leeftijdsgenoot niet meer volgens bij vlakke weg 4. Geen stappen zetten zonder dyspnoe
183
Wat is het verschil tussen orthopnoe en nachtelijke dyspnoe?
Orthopnoe verbetert bij rechtop zitten/staan