Week 6 Flashcards

(68 cards)

1
Q

Welke 2 stoffen zorgen voor de rekbaarheid van de longen?

A

Elastine en Collageen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet surfactant?

A

Verlaagt de wandspanning in kleine alveoli zodat er minder transport tussen alveoli plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de wet van Laplace?

A

P = 2T/r
- T = wandspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe bereken je de flow in de longen?

A

V = P(alv) - P(mond) / R(aw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke spieren span je aan bij inspiratie?

A
  • Externe intercostaalspieren
  • Diaphragma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke spieren span je aan bij expiratie?

A

Actief: interne intercostaalspieren, abdominalis
Passief: ontspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe bereken je de elastantie?

A

E = ΔP/ΔV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe bereken je de compliantie?

A

C = ΔV/ΔP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe staan de compliantie en de elastantie met elkaar in verhouding?

A

E = 1/C
C = 1/E

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de pleuradruk in rust?

A

-5cm H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de pleuradruk bij lichte inspiratie?

A

-8 cm H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er met de longen bij mitralisstenose?

A
  • mitralis: verlaagde compliantie, verhoogde elastantie
    –> vocht komt in longen terecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten hoest kunnen we van elkaar onderscheiden op basis van de (mogelijke) aard van de hoest?

A
  • Productieve hoest: ontstekingsproces
  • Blaffend hoesten: (pseudo)kroep / kinkhoest
  • Nachtelijk hoesten: hartfalen
  • Hemoptoë (bloed ophoesten): kleine slijmvlieslaesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer kleurt het sputum groen?

A

Bij uiteenvallen van leukocyten. Kan voorkomen bij bacteriële en virale infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer spreken we van een gezonde ademfrequentie?

A

10-18 is normaal in rust. >28 = hyperventilatie, < 6 = hypoventilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is apnea?

A

Ademstilstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is apneusis?

A

Lange diepe inspiratie, korte expiratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Met welke sensorische structuren wordt de ademhaling gereguleerd?

A
  • Perifere chemosensoren: aortaboog & carotis communis
  • Centrale chemosensoren: medulla en pons
  • Respiratoir centrum in hersnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe werken de perifere chemosensoren?

A
  • Bevatten glomuscellen
  • Heme-containing prooien zorgt bij lage pO2 voor sluiting van K-kanalen waardoor de cel langzamer depolariseert.
  • Hierdoor stroomt Ca2+ de cel in, waardoor er een actiepotentiaal ontstaat dat aangeeft dat de pO2 te laag is
  • De Ca2+ release wordt ook in gang gezet door verhoogde pCO2 en verlaagde pH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe werken de centrale chemosensoren?

A
  • Vaten vlakbij deze sensoren wisselen CO2 uit met CO2-gevoelige cellen (diffusie)
  • Verhoogde pCO2 zorgt dat de neuronen langzamer of sneller gaan vuren, afhankelijk van het neuron.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke typen neuronen die reageren op een verhoogde pCO2 zijn er?

A
  • CO2 acidose gestimuleerde neuronen: serotinerg
  • CO2 acidose geïnhibeerde cellen: GABA-nerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe werkt het respiratoir centrum in de hersenen?

A
  • Pons: pacemaker van de ademhaling
  • 2 celgroepen voor ritmogenese: DRG en VRG
    – DRG: vnl. inspiratie, activatie diaphragma
    – VRG: actieve respiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe bereken je de fysiologische dode ruimte?

A

VDFys = VDan + VDalv
(VDan = anatomische dode ruimte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe heet de ruimte voor de neusholte in de neus?

A

Vestibulum nasi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is het olfactorische apparaat?
Het reukzintuig
26
Welke 4 paranasale sinussen zijn er?
- Sinus frontalis - Sinus ethmoïdalis - Sinus sphenoïdalis - Sinus maxillaris
27
Wat zijn de functies van sinusholtes?
- Gewicht schedel omlaag - Vormgeving stemgeluid - Luchtconditionering - "Stootkussen"
28
In welke 3 delen kun je de pharynx onderscheiden?
- Nasopharynx - Oropharynx - Hypopharynx
29
Noem alle belangrijke afkortingen op een spirogram van het statische longvolume
- Vt - ERV - IRV - TLC - IVC - FRC - RV
30
Noem alle belangrijke op het spirogram van het dynamische longvolume
- FEV1 - FVC - FIV1 - PEF - MEF - PIF
31
Welke testen worden er gebruikt voor een FRC-meting?
- Heliumverdunning - Stikstofuitwas - Bodyplethismografie
32
Wat gebeurt er met het longvolume bij een pulmonale fibrose?
IC en ERV dalen vooral, RV daalt minimaal
33
Wat gebeurt er met het longvolume bij (ernstig) longemfyseem?
RV stijgt enorm (soms >200%!), ERV en IC worden iets groter
34
Welke formule wordt gebruikt bij de heliumverdunningsmethode om o.a. de FRC te bepalen?
C1 * V1 = C2 * (V1 + V2) --> hiermee wordt de FRC berekend: V2 = FRC
35
Wat is longrestrictie?
Verminderde elasticiteit van de longen
36
Waarmee correspondeert de helling op een (V,t)-diagram?
De flow --> grote dV/dt = grote flow --> kleine dV/dt = kleine flow
37
Hoe kun je luchtwegobstructie waarnemen op een flow/volume curve?
- Normale situatie: Expiratoire curve is na piek vrijwel constant dalend - Luchtwegobstructie: Expiratoire curve is holler, inspiratoire curve is kleiner --> hoe ernstiger de obstructie, hoe holler de expiratoire curve
38
Hoe kun je aan het spirogram zien of een obstructie intra- of extrathoracaal zit?
- Intra: afwijking expiratoire curve - Extra: afwijking inspiratoire curve
39
Waarvan zijn de referentiewaarden van de FEV1 en de FVC afhankelijk?
- Leeftijd (Ouder worden --> verminderde longfunctie) - Geslacht (Mannen grotere longen dan vrouwen) - Lengte (Langer --> meer metabole behoeftes) - Etniciteit (Vooral te maken met grootte romp en longen)
40
Hoe bereken je de Z-score (standaardafwijking)?
Z-score = (gemeten waarde - voorspelde waarde)/RSD
41
Wat is de RSD?
Residuale Standaard Deviatie
42
Wat is de ondergrens en wat is de bovengrens van een normale Z-score?
LLN: - 1,64 ULN: + 1,64
43
Aan welke functies voldoet de neus bij de ademhaling?
- Filtrering - Verwarming en bevochtiging - Transport (slijmvlies, trilharen) - Afweer (slijmvlies) - Reuk
44
Wat is een poliep?
Zwelling van slijmvlies - Poliepen in neus kunnen zorgen voor afsluiting van bepaalde holtes
45
Wat is een choanale atresie?
Afsluiting van nasale (bovenste) luchtwegen
46
Wat is macroglossie?
Een te grote tong, mond wordt afgesloten door tong
47
Wat is quincke's oedeem?
Oedeem van delen van de mond(holte), kan optreden na gebruik van ACE-remmers
48
Wat gebeurt er bij de ziekte van Pfeiffer?
Ziekte van Pfeiffer --> zwelling van lymfatisch weefsel Tonsillen zijn lymfatisch weefsel Tonsillen zwellen op en zorgen voor obstructie
49
Door welke hersenzenuw wordt de larynx geïnnerveerd?
De volledige larynx wordt door de n.vagus (X) geïnnerveerd - Craniaal: n. laryngeus superior - Caudaal: n. recurrens (onder a.subclavia dextra of arcus aortae door)
50
Wat is laryngitis subglottica?
Virale infectie van larynx, ook wel pseudokroep
51
Wat zijn enkele symptomen van laryngitis subglottica?
- Blafhoest - Inspiratoire stridor - Dyspnoe
52
Welke behandeling volgt meestal bij pseudokroep?
Toediening van inhalatie corticosteroïden
53
Wat is de haemophilus influenzae?
Bacterie die supraglottitis (epiglottitis) veroorzaakt
54
Wat zijn enkele symptomen bij supraglottitis?
- Kwijlen - Koorts
55
Wat is laryngomalasie?
Onrijp kraakbeen in larynx, grote kans op collaps
56
Welke cellen maken het grootste deel uit van de alveoli?
Pneumocyten (type I en type II)
57
Wat is het verschil tussen type I en type II pneumocyt?
- Type I: Verzorgt de diffusie van O2 en CO2 - Type II: produceert surfectant, zorgt ervoor dat longblaasjes niet inklappen
58
Welke waarde heeft de atmosferische druk?
760 mmHg
59
Met behulp van welke stof wordt de diffusiecapaciteit van de longen bepaald en waarom?
CO: koolstofmonoxide, want CO is de enige stof die het bloed kan bereiken enkel via ventilatie --> normale pCO = 0
60
Noem 2 ziektebeelden waarbij de diffusiecapaciteit (DLCO) afneemt
- Emfyseem (oppervlakte omlaag) - Longfibrose (progressieve verlittekening van de longen, membraan wordt dikker, oppervlakte omlaag)
61
Hoe klinkt de ademhaling bij pneumonie?
- Crepiteren - Verscherpt ademgeruis (- gedempte percussie door vocht)
62
Hoe klinkt de percussie bij een longtumor?
Gedempt
63
Wanneer klinkt het ademgeruis verzwakt?
Bij een pneumothorax
64
Wat is een atelectase?
In elkaar geklapt stuk long
65
Hoe herken je longoedeem op een X-thorax?
Hele thorax is vaag en vrijwel zelfde tint grijs. Structuren zijn moeilijk zichtbaar
66
Wat is een pneumonectomie?
Chirurgische ingreep waarbij 1 hele long wordt verwijderd
67
Waaraan herken je een atelectase op de X-thorax?
- Verdwijnen hartcontour - Hoogstaand diafragma - Veel lucht in aanliggende longdelen - Vage en onscherpe beschaduwing - Verplaatsing mediastinum, hilus en trachea
68
In welke situaties neemt de densiteit van de longen af?
- verminderde doorbloeding (embolie) - emfyseem - hyperinflatie - pneumothorax