Week 6 Flashcards

(47 cards)

1
Q

welke sensibele modaliteiten onderscheiden we?

A
  • viscerosensibel
  • somatosensibel (tast, proprioceptie, temperatuur, pijn, jeuk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe kan sensibiliteit onderverdeeld worden?

waar zitten de receptoren?

A
  • exteroceptie (receptoren in de huid)
  • proprioceptie (receptoren in bewegingsapparaat)
  • enteroceptie (receptoren in organen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke typen sensorische organen zitten in de huid?

A
  • meissner lichaampjes
  • pacini lichaampjes
  • ruffini lichaampjes
  • merkelse schijven
    (- vrije zenuweinden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe werken de sensorische organen?

A
  • mechanische rekking van lichaampjes opent ion-kanaal
  • mechanoreceptoren zorgen voor rekking via Piezo 1 en 2 eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de verschillen tussen de soorten sensorische organen in de huid?

A

gevoeligheid: Meissner en Merckel zijn gevoeliger dan Pacini en Ruffini (M&M kleiner receptief veld)

adaptatie: Merckel en ruffini reageren langzaam, Pacini en Meissner snel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn eigenschappen van de tastzin en hoe kunnen deze getest worden?

A
  • resolutie –> 2 punts discriminatie test
  • gevoeligheid –> von Frey haren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke soorten vezels onderscheiden we, wat zijn hun functies en zijn ze wel of niet gemyeliniseerd?

A
  • A/ß vezels –> tast
  • 1A/B afferenten –> proprioceptie
  • C vezels –> vitale sensibiliteit, ongemyeliniseerd
  • A∂ vezels –> vitale sensibiliteit, dun gemyeliniseerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe is een perifere zenuw opgebouwd?

A

zenuwvezels (+ schwanncel nuclei) + bloedvaatjes = perineurium (kleinere zenuwbundels)

perineurium + bloedvaten = epineurium (zenuwbundel/perifere zenuw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe zijn de zenuwen in het ruggenmerg geordend?

A

radix: dorsaal = sensibel, ventraal = motorisch

ramus: gemengd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de kenmerken van de dorsale ramus?

A
  • alleen nek- en rugzijde
  • relatief klein
  • geen plexusvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de kenmerken van de ventrale ramus?

A
  • ventrale zijde thorax en abdomen
  • extremiteiten
  • plexusvorming: cervicaal, brachiaal en lumbosacraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zit de schade voor of na de plexus bij schade aan een dermatoom?

A

voor de plexus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zit de schade voor of na de plexus als er schade is aan een perifere zenuw?

A

na de plexus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe wordt het gezicht geïnnerveerd?

A

via trigeminuskernen:
- mesencephale kern
- principale kern
- spinale kern

vitale systeem heeft andere dermatomen dan gnostische systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe is het ruggenmerg opgebouwd?

A
  • dorsale hoorn, ventrale hoorn en intermediaire zone –> grijze stof
  • dorsale, laterale en ventrale funiculus –> witte stof
  • fasciculus gracilis (mediaal) en cuneatus (lateraal) –> dorsale funiculus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe loopt de sensibele informatie in de medulla?

A

dorsale radix –> nucleus gracilis/cutaneus (DCN) –> mediale lemniscus (informatie DCN + principale kern trigeminus) –> ventrale posterolaterale nucleus (VPL = thalamus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe loopt sensibele informatie in de thalamus en de cortex?

A
  • vitaal en gnostisch weer samen bij 2e synaps
  • verbindingen tussen thalamus en cortex topografisch georganiseerd
  • VPL verbindt met gyrus postcentralis
  • vitale informatie ook naar insula voor kwalitatieve ervaring van pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe is de gyrus postcentralis ingedeeld?

A
  • mediaal-lateraal = beneden-boven
  • meerdere homunculi voor verschillende typen informatie
  • Area 3b en 1: huid
  • area 3a en 2: proprioceptief
  • informatie van gyrus postcentralis naar pariëtale schors
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is laterale inhibitie?

A

zodat we precies kunnen voelen waar op onze huid iets gebeurt:
- in relay nucleus (gracilis/cuneatus)
- de geactiveerde inhibeert de ander

20
Q

wat zijn verschillende plekken waar sensibiliteitsstoornissen kunnen ontstaan?

A
  • perifere zenuwstelsel: perifere zenuwen/plexus brachialis/lumbosacralis/ zenuwwortels
  • ruggenmerg
  • hersenstam
  • thalamus
  • capsula interna
  • cortex (pariëtale schors)
21
Q

wat zijn de kenmerken van sensibiliteitsuitval van de wortel?

A
  • motor en/of sensibel
  • mogelijk betrokkenheid van reflex
  • mogelijk atrofie
  • sensibele uitval in traject van dermatoom
  • motore uitval via innervatie door betrokken wortel
22
Q

wat zijn de kenmerken van sensibiliteitsuitval van de plexus?

A
  • motor en/of sensibel
  • mogelijk betrokkenheid van reflex
  • mogelijk atrofie
  • sensibele en motore uitval, niet te lokaliseren in 1 zenuw/wortel
23
Q

wat zijn kenmerken van sensibiliteitsuitval van een perifere zenuw?

A
  • motor en/of sensibel
  • mogelijk betrokkenheid reflexen
  • mogelijk atrofie
  • sensibele uitval in traject van zenuw
  • motore uitval in geïnnerveerde spieren door betrokken zenuw
  • mono- vs polyneuropathie
24
Q

wat is de classificatie van Sneddon?

A

classificeren neuropathie:
- neuropraxie = beklemde zenuw
- axonotmesis = probleem axon
- neurotmesis = probleem gehele neuron

25
wat zijn veel voorkomende opties van neuropathie?
- n. medianus (carpaal tunnel syndroom) - n. ulnaris - n. cutaneus femoris lateralis (meralgia paresthetica) - n. peroneus
26
wat zijn de kenmerken van carpaal tunnel syndroom?
- 0,5-1 per 1000 - zwangerschap 10 per 100 - M:V = 1:1,3 - klinische diangose - bij twijfel echo/EMG - lab: glucose of schildklier op indicatie - behandeling: adviezen, nachtspalk, steroïd injectie, chirurgisch (klieven ligamentum transversum)
27
wat is een motorunit?
motoneuron met geïnnerveerde spiervezels
28
welke 3 afferenten van motoneuronen onderscheiden we?
- primaire afferenten - interneuronen (excitatoir/inhibatoir) - supraspinale banen
29
wat zijn de extra-piramidale systemen?
- basale kernen - cerebellum
30
welke groepen motoneuronen zijn er?
mediale groep: - innerveert axiale spieren - vnl bilaterale aansturing laterale groep: - innerveert ledematen - vnl unilaterale aansturing
31
hoe is de piramidale baan opgebouwd?
- piramidale cellen in laag 5 cortex - capsula interna --> waar basale kernen kruisen - cerebrale pedunculus - tractus corticospinalis --> in ruggenmerg
32
waarvoor is de ontwikkeling van de piramidale baan belangrijk?
uitgebreide projectie van motorische schors op ruggenmerg --> fijne motoriek
33
op welke volgorde gaan de vezels van de motorschors door de basale kernen?
- face - arm - trunc - limb
34
hoe ziet de bloedvoorziening van de capsula interna eruit?
a. carotis internus --> a. cerebri media --> lenticulostriate arteriën
35
hoe loopt de cortico-bulbaire baan?
cerebrale pedunkel in pons --> bulbaire nuclei in trigeminale motorkern --> nuclei tractus facialis --> nuclei hypoglossus --> nuclei accessorius --> nuclei ambiguus alles bilateraal, vnl contralateraal maar deels ipsilateraal
36
wat zijn de neurologische verschillen tussen een gemaakte glimlach en een emotionele glimlach?
vrijwillig: - uit piramidale en extrapiramidale projecties, via motorcortex en hersenstam emotioneel: - uit gyrus cingulus - infarct: emotionele faciale parese
37
waarom is het bij een facialisprobleem belangrijk om onderscheid te maken tussen centraal en perifeer?
- onderste gezichtshelft = contralateraal - bovenste gezichtshelft = bilateraal - emotionele gezichtsuitdrukking = bilateraal
38
wat zijn de symptomen bij een laesie van de motoneuronen?
- paralyse/parese - reflexen afwezig - tonus afwezig
39
wat zijn de symptomen bij een laesie in het pyramidale systeem?
- paralyse/parese - verhoogde reflexen - verhoogde tonus (spastisch)
40
wat zijn de symptomen bij een laesie in de basale ganglia?
- rigide tonus - hyper- of hypokinaesie
41
wat zijn de symptomen bij een laesie in het cerebellum?
ataxie
42
hoe kan de motorische schors onderverdeeld worden?
- primaire motorische schors - premotorische velden: premotorische schors en supplementaire motorische schors
43
hoe is de motorische schors somatotopisch ingedeeld?
3 regio's voor bepaalde lichaamsgedeelten (benen, armen, gezicht), met daartussen somatocognitieve actienetwerk voor complexe integratieve acties
44
wat zijn de kenmerken van de premotorische velden?
- beinvloeden zowel direct als indirect de bewegingen - projecties naar interneuronen in ruggenmerg - input uit pariëtaalkwab en prefrontale schors - corticale input voor plannen (en uitvoeren) van bewegingen
45
welke laesies in de premotorische schors onderscheiden we?
- ventraal/lateraal: visuele input bij motorische taak moeilijker - area van broca: aangetaste spraakproductie - dorsaal/mediaal: spontane bewegingen aangetast - frontal eye field (rostraal in dorsale premotorische schors): oogbewegingen aangetast
46
wat zijn spiegelneuronen?
neuronen die vuren als je een ander de beweging ziet maken
47
uit welke 2 tracti bestaat de projectie van de motorische schors?
- tractus corticospinalis - tractus corticobulbaris