week 7 Flashcards

(65 cards)

1
Q

welke aangrijpingspunten zijn er voor antibiotica?

A
  • celwandsynthese
  • eiwitsynthese
  • nucleinezuursynthese en structuur
  • foliumzuurmetabolisme
  • overig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het werkingsmechanisme achter antibiotica die op de celwandsynthese aangrijpen?

A

ze binden aan transpeptidase, waardoor er geen kruisverbindingen tussen de proteoglycanen in de celwand kunnen ontstaan. hierdoor wordt de celwand slap en ontstaat er lysis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

in welke groepen kan beta-lactam antibiotica onderbedeeld worden?

A
  • penicillinen
  • cefalosporinen
  • carbapenems
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke penicillinen zijn er en wanneer zijn ze geindiceerd?

A
  • penicilline –> streptokokken en anaeroben
  • amoxicilline –> bredere werking dan penicilline
  • flucloxacilline –> s. aureus (mits geen MRSA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke 3 generaties cefalosporinen zijn er?

A

1e: cefalozine (vnl gram positief)
2e: cefuroxim (gram pos en neg)
3e: ceftriaxon, cefotaxim, ceftazidim (vnl gram neg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke carpabenems zijn er en wat is er speciaal aan deze beta lactam antibiotica?

A

meropenem, imipenem: hele brede dekking dus willen we geen resistentie voor hebben in NL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

op welke manieren ontstaat resistentie?

A
  • binnengaan AB blokkeren
  • wegpompen AB
  • kapot maken AB
  • aangrijpingspunt veranderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het nadeel van plasmidaal DNA in bacterien?

A

hierdoor kan resistentie geinduceerd worden van bacterie naar bacterie, zelfs naar andere soorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een beta-lactamase en hoe is de werkzaamheid hiervan te blokkeren?

A

gaat amoxicilline werking tegen, kan verhindert worden door clavulaanzuur –> amoxilline en clavulaanzuur combi = augmentin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

op welke manier wordt anti-microbiele therapie gestart?

A

eerst empirisch (rekening houdend met meest waarschijnlijke verwekker), daarna gericht op basis van kweekuitslag. gevoeligheidsbepalingen stroomlijnen dit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is MIC?

A

minimale inhibatoire concentratie –> bij welke concentratie AB een bacterie stopt met groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is MBC?

A

minimale bactericide concentratie –> bij welke concentratie AB een bacterie doodt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is farmacodynamiek?

A

het effect van het antibioticum concentratieprofiel op de infectieverwekker in het lichaam over de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is farmacokinetiek?

A

de processen die plaatsvinden met het antibioticum in het lichaam nadat dit is toegedient –> afhankelijk van fysisch-chemische eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

op welke manier kunnen congenitale infecties zich manifesteren?

A
  • slechte groei foetus
  • congenitale malformaties
  • miskraam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke screeningsonderzoeken zijn er voor congenitale infecties?

A
  • 12 weken –> HIV, HBsAg, syfillis
  • TORCH –> toxoplasmose, overig, rubella, CMV, HPV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe ziet de kliniek van de moeder er uit bij een rubella infectie?

A
  • 50% subklinisch
  • prodromale symptomen: met name lymfadenopathie met virale klachten
  • huiduitslag beginnend in gezicht –> romp –> extremiteiten
  • complicatie: gewrichtsklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe ziet de kliniek van het kind er uit bij een rubella infectie?

A
  • prenataal: intra-uteriene groeiretardatie, spontane abortus
  • neonataal: congenitaal rubella syndroom –> huiduitslag, trombocytopenie, hepatitis, hepatosplenomegalie, meningo-encephalitis, botafwijkingen, oogafwijkingen, cardiovasculaire afwijkingen
  • vroege kinderleeftijd +: trias –> oogafwijkingen, doofheid, cardiovasculaire afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe ziet het risicoprofiel er uit op een rubella infectie van de foetus bij de verschillende momenten van zwangerschap?

A

0-12 weken: 100% –> 20% spontane abortus
13-16 weken: vnl doofheid en retinopathie
>16 weken: aanzienlijke kans op normale ontwikkeling, maar kan ook met doofheid en retinopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe wordt de diagnostiek van rubella gedaan?

A

moeder: IgM en IgG rubella, keeluitstrijk voor viruskweek/PCR

kind: vruchtwaterpunctie PCR, IgM bepaling postnataal + keeluitstrijk voor kweek/PCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat zijn kenmerken van CMV als congenitale infectie?

A
  • grootste deel asymptomatisch –> kleine kans op ontwikkelen schade later
  • symptomatisch –> 50%
    blijvende schade, 5% overlijden
  • behandeling: (val)ganciclovir –> bij neurologische schade of ernstige kliniek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

welke soorten manifestaties zijn er bij HSV als congenitale infectie?

A
  • gelokaliseerde huid, oog en mond infecties
  • CZS infectie, slecht drinken, geprikkeld, suf, slap, convulsies, luierpijn
  • gedissemineerde infectie: visceraal (hepatitis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hoe wordt HSV als congenitale infectie behandeld?

A

in primo infectie moeder: keizersnede + opname kind, acyclovir op voorhand

recidiverende infectie moeder: vaginale partus, afgeven diagnostiek, nog geen acyclovir op voorhand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

welke stadia van lues onderscheiden we?

A
  1. primaire syfilis: solitair, pijnloos ulcus meestal op de genitalis
  2. secundaire syfilis: koorts, exantheem, lymfadenopathie
  3. latente syfilis: subklinisch
  4. tertiaire syfilis: chronische ontstekingshaarden in huid, slijmvliezen, botten en organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
hoe ziet de kliniek er uit van een kind die een congenitale lues infectie heeft doorgemaakt?
- 1/3 --> intra-uteriene vruchtdood - 2/3 --> asymptomatisch ter wereld, later symptomen - vroege symptomen: rash, geelzucht, lymfadenopathie, hepatosplenomegalie, nefrotisch syndroom, meningitis, rhinitis - late symptomen: zadelneus, skeletafwijkingen, doofheid, mentale retardatie, Hutchinson tanden, interstitiele keratitis
26
hoe diagnosticeren we lues (syfilis)?
- TPHA --> antilichaam test tegen treponema pallidum (eens positief = altijd positief) - nontreponemale testen (VDRL) --> alleen positief bij actieve lues kind: alleen bij positieve test moeder: - klinisch beeld + positieve serologie moeder - IgM immunoblot kind - VDRL titer bij kind vergelijken met moeder (pos = 4x zo hoog) - treponemale titer beloop
27
hoe wordt lues gepreventeerd en behandeld?
preventie: - condoomgebruik - screening 13e week zwangerschap - behandeling bij positieve screening: benzylpenicilline IM behandeling: benzylpenicilline IV 10-14 dagen + VDRL follow up
28
wat zijn kenmerken van hepatitis B als congenitale infectie?
bij pasgeborene: - 4% klinische symptomen - 0.4% fulminante hepatitis rond 3e levensmaand, vaak fataal - meeste neonaten dragerschap - indien onbehandeld --> 30-35% mortaliteit door cirrose en HCC tussen 20-60 jaar
29
wat zijn de kenmerken van een auto-inflammatoire ziekte?
koorts, huiduitslag, gewrichtsklachten en verhoogde acute-fase eiwitten in bloed infectie moet uitgesloten zijn
30
welke acute-fase eiwitten zijn er?
stijgend bij inflammatie: - BSE - CRP - SAA - ferritine dalend bij inflammatie: - albumine
31
welke soorten auto-inflammatoire ziekten onderscheiden we?
- aangeboren: familiaire mediterrane koorts (FMF) - verworven: Behcet, ziekte van Still, Schnitzler syndroom, VEXAS
32
wat zijn inflammasomopathieen?
probleem met inflammasoom (eiwitcombiatie dat zorgt voor omzetting pro-IL1 in IL1) alle pro-IL-1beta wordt automatisch omgezet in IL-1beta zonder rem
33
hoe kan het dat inflammasomopathieen wisselend opvlammen?
als er geen pro-IL1beta is kan het ook niet omgezet worden in IL-1beta
34
wat is een interferonpathie?
te veel interferonen, zonder dat er virus DNA aanwezig is
35
wat zijn de kenmerken van FMF?
- veroorzaakt door mutatie in MEFV-gen - behandeling: colchicine 2 dd 0.5 mg - als colchicine niet werkt --> anti IL-1 - diclofenac als ontstekingsremmer - zonder behandeling --> opstapeling afvalstoffen in nieren, hart en andere organen --> dood
36
wat zijn de kenmerken van Schnitzler syndroom?
MYD88 in hoge concentratie aanwezig --> hogere concentratie plasmacellen --> hogere NkappaB werking --> meer interferon aanmaak
37
wat is een triage?
bepaalt de tijd voor dokterhulp bij SEH --> 5 categorieen (rood - blauw)
38
wat zijn de voordelen van triage op de SEH?
- verminderde morbiditeit en mortaliteit door vertraging - goede omgang met crowding
39
welke kenmerken moeten naar gekeken worden als er op de SEH gekeken wordt naar de 'vital signs'?
- hartfrequentie (verhoogd) - bloeddruk - ademfrequentie (verhoogd) - saturatie (verlaagd) - capillary refill (vertraagd)
40
wanneer moet een kind met koorts binnen enkele uren gezien worden?
- koorts > 3 dagen - geen focus urine onderzoek
41
welke alarmsymptomen zijn belangrijk voor ouders om te herkennen bij een kind met koorts?
- cyanose - snelle ademhaling - slechte perifere circulatie - petechien - niet pluis gevoel arts/ouders
42
welk aanvullend onderzoek wordt gedaan bij een kind met koorts?
- bloedonderzoek - urineonderzoek - echo - x-thorax (pneumonie)
43
wat is safety netting?
- als ik het juist heb, wat verwacht ik dan wat er gebeurt? - hoe weet ik dat ik het onjuist heb? - wat moet ik dan doen?
44
wanneer wordt safety netting gebruikt?
- onzekere diagnose - ernstige infectie in DD - risico's op complicaties of comorbiditeiten
45
wat wordt bij safety netting aan de ouders meegegeven?
- uitleg over de onzekerheid van de diagnose - uitleg over alarmsymptomen - uitleg over verwachte tijdsbeloop - hoe en wanneer hulp gezocht moet worden
46
wat zijn tekenen van weefselinvasie bij een UWI?
- koorts - rillingen - algemene malaise - flank- of perineumpijn - acute verwardheid/delier (vnl ouderen)
47
wat zijn kenmerken van een bacteriurie?
- significant --> > 10^5 kve/ml - bij significant klachten, maar kan ook asymptomatisch - uropathogenen --> micro-organismen die UWI kunnen veroorzaken
48
wat zijn risicofactoren van een UWI?
- residuvorming door obstructie, neurogene blaasfunctiestoornissen, te geringe mictiefrequentie, niet volledige lediging, zwangerschap - postmenopauzale atrofie van de tractus urogenitalis - blaas- of nierstenen - verblijfskatheters - verminderde weerstand - genetische factoren - anatomische afwijkingen
49
wat zijn symptomen van een UWI?
- dysurie - pollakisurie - toegenomen mictiefrequentie - hematurie - pijn in rug/onderbuik - afwezigheid van nieuw ontstane/veranderde vaginale afscheiding
50
wat zijn symptomen van een UWI bij kleine kinderen?
- slechte groei - braken - langdurig koorts
51
welke diagnostiek wordt gebruikt bij een UWI?
dipstick: nitriettest + leukocyten nitriettest pos --> gelijke indicatie nitrietteset neg --> leukotest (neg = kleine kans UWI) automated urinary screening: sediment met celtelling, bacterietelling en kristallen --> flow cytometrie
52
wat is een dipslide onderzoek?
kweektest in huisartsenpraktijk --> positief wordt naar lab gestuurd
53
wat is belangrijk bij het afnemen van een urine kweek?
zo schoon mogelijke urine: - midstream urine - clean catch - evt eenmalige katheterisatie/suprapubische punctie
54
hoe wordt een UWI behandeld?
ongecompliceerd: advies veel plassen/drinken --> als dit niet werkt AB 1e keuze: nitrofurantoine (alleen bij lokale blaasontsteking) --> bij weefselinvasie: quinolonen, augmentine of cotrimoxazol alleen IV bij ernstig zieke pt
55
wanneer worden patienten met een UWI doorgestuurd naar de 2e lijn?
- ernstig ziek - zwangeren met tekenen van weefselinvasie
56
hoe wordt een urosepsis behandeld?
ceftriaxon met eenmalig gentamicine IV (empirisch) --> daarna stroomlijnen mbh kweekuitslagen
57
welke vragen moeten gesteld worden als er een verdenking op een SOA is?
- begin, aard, duur, beloop - tijd tussen onveilig contact en begin van de klachten - seksuele contacten na ontstaan van de klachten - vaginale klachten en urethritis: * afscheiding, contactbloedingen, intermenstrueel bloedverlies, pijn onderbuik * pijn, zwelling bijbal, roodheid/zwelling scrotum
58
wat voor LO wordt er gedaan bij klachten van een SOA?
- inspectie anogenitale gebied - speculum onderzoek - vaginaal toucher
59
welke groepen hebben een verhoogd risico op SOA's?
- mannen die seks hebben met mannen - sekswerkers en klanten - personen met veel wisselende seksuele contacten - personen met partner uit 1 van deze groepen
60
welke klassieke bacteriele SOA verwekkers hebben we?
- chlamydia trachomatis - neisseria gonorroe - treponema pallidum - mycoplasma genitalium
61
wat zijn de kenmerken van chlamydia trachomatis?
wordt opgenomen door epitheelcellen --> hier rijping tot elementary bodies (infectieus) 3 biovars: - A, B, Ba en C: trachoom (bindvliesontsteking oog) - D-K: urogenitale infecties - L1-3: lymphogranuloma venerum complicaties: - ascenderende infecties - extra-uterine graviditeit - infertiliteit - conjunctivitis, pneumonitis (neonaten)
62
wat zijn de kenmerken van lymphogranuloma venereum door chlamydia?
- ernstiger beloop dan normale urogenitale infectie - lymfklierzwelling lies en/of anale klachten
63
wat zijn de kenmerken van neisseria gonorroe?
- gram negatieve diplococcen, met pili, een kapsel en intracellulaire vermenigvuldiging - complicaties: vnl infectieus
64
wat zijn de kenmerken van treponema pallidum?
- syfillis - verschillende stadia: 1, 2, latent, 3 - congenitale afwijkingen bij doorgeven kinderen (voorkomen door penicilline vroeg in zwangerschap) - diagnostiek: serologie ELISA, immunoblot en VDRL/RPR, PCR ulcus en donkerveld microscopie ulcus
65
wat zijn de kenmerken van mycoplasma genitalium?
- onduidelijk of het een klassieke SOA omvat - geeft urethritis bij mannen - testen middels PCR