week 8 Flashcards

(70 cards)

1
Q

welke infecties zien we veel bij patienten met een hypogammaglobulinemie?

A
  • H. influenzae
  • S. pneumoniae
  • Entero viridae
  • Giardia lamblia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welk beeld zien we bij patienten met aangedane T-cellen?

A

op AIDS lijkend beeld door intracellulaire bacteriën, mycobacteriën, salmonellosis, candida, aspergilius, cryptococcus, pneumocystis, toxoplasma en virale infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de criteria van common variable immunodeficiency (CVID)?

A
  • granulomateuze ziekte
  • onduidelijke polyclonale lymfproliferatie
  • positieve familieanamnese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer wordt CVID over het algemeen gediagnosticeerd?

A

na 4 tot 6 jaar na klinische presentatie, omdat kinderen vaak snotteren en er dan niet gelijk een immuun analyse gedaan hoeft te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn complicaties van CVID?

A

granulomen –> enorme daling overleving

maligne lymfomen –> door hoge immuunactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het gevaar van een IgA deficiëntie?

A

kan een reactie ontstaan tegen bloedtransfusie producten –> anafylactische shock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke soorten IgG deficiëntie zijn noemenswaardig?

A

IgG4 deficiëntie –> geen immuundeficiëntie, omdat IgG4 een remmende antistof is

IgG2 deficiëntie –> gerelateerd aan IgA deficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is SADNI?

A

selectieve antilichaam deficientie met normale immunoglobulines –> geen immuundeficiëntie, wel slechte respons op vaccinaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is XHIM?

A

X-gebonden hyper IgM: recidiverende bacteriële/opportunistische infecties (vnl pneumocystis carinii pneumonie) –> >50% chronische of intermitterende neutropenie, geassocieerd met orale ulceraties

serum IgG: <0.2 g/l, serum IgM normaal of veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat staat er in de DD van hypogammaglobulinemie?

A
  • maligniteiten
  • systemische ziekten
  • medicijn/drugs gerelateerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn symptomen van MM/Kahler?

A
  • rugpijn!
  • kromme rug
  • anemie
  • infecties (gordelroos)
  • nierinsufficiëntie
  • dorst
  • vermoeidheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke bacterie zorgt voor veel infecties bij de ziekte van Kahler en wat zijn de kenmerken van deze bacterie?

A

S. pneumoniae: gram positief met een kapsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn invasieve pneumokokken ziekte?

A
  • pleuro-empyeem
  • primaire bacteriemie
  • meningitis/hersenabces
  • osteomyelitis
  • septische artritis
  • cellulitis
  • peritonitis
  • endocarditis/pericarditis

eigenlijk gevaarlijke infecties van S. pneumoniae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn risicofactoren voor pneumokokken infecties?

A
  • hypogammaglobulinemie
  • complementdeficiëntie
  • splenectomie
  • algemene risicofactoren (ouderdom, HIV, etc)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe worden pneumokokken infecties (bij MM) behandeld?

A

met penicilline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het gevaar van de standaard pneumokokken behandeling?

A

mensen die op vakantie zijn geweest naar spanje –> grotere kans resistentie (25%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke dingen worden gedaan om een pneumokokkeninfectie te voorkomen?

A
  • antibiotica profylaxe (penicilline/amoxicilline)
  • antibiotica bij koorts of ziekte (amoxicilline/clarithromycine)
  • vaccinatie (polysaccharide vaccin (23-valent), conjugaat vaccin (7/13-valent)
  • ivIg toediening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat gebeurt er bij de diagnose van een pneumokokken infectie?

A

bij presentatie van pneumonie: kweek afname

bij positieve pneumokokken kweek: bedenken of er een stoornis is in IgG, complement of milt (of HIV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn de kenmerken van een primaire immuundeficiëntie?

A
  • oorzaak ligt bij immuunsysteem zelf
  • genetisch defect
  • zeldzaam
  • vaak 1 specifiek deel van het immuunsysteem is aangedaan –> meer inzicht in functioneren van immuunsysteem
  • meestal antistof gerelateerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat zijn de kenmerken van een secundiare immuundeficiëntie?

A
  • oorzaak buiten het immuunsysteem
  • verworven
  • vrij frequent voorkomen
  • meestal diffuus aangedaan immuunsysteem –> meerdere functies verstoord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat zijn symptomen van immuundeficiënties?

A
  • infecties
  • auto-reactiviteit (auto-antistoffen/auto-immuun)
  • granuloomvorming
  • tumoren: vnl maligne lymfomen en leukemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe ziet het diagnostische proces van primaire immuundeficiënties er uit?

A

klinische presentatie –> flowcytometrische analyse –> genetische analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

welke alarmsymptomen zijn er voor primaire immuundecifiënties?

A

frequent voorkomende infecties, of infecties op ongewone plaasten

daarnaast:
- bronchiectasieën
- therapieresistente astma
- onverwachte verwekkers
- karakteristieke uiterlijke kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

welke dingen worden geanalyseerd met een flowcytometrie bij de primaire immuundeficiëntie?

A
  • aantallen lymfocyten (B/T/NK)
  • eiwitexpressie
  • voorloper B-cel differentiatie in het beenmerg
  • perifere B-cel subsets
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat kan een genetische analyse ons geven in het kader van een primaire immuundeficiëntie?
- exacte (moleculaire) diangose - een basis voor adequate behandeling en prognose - mogelijkheid voor lange termijn preventiestrategie, ter beperking van complicaties en irreversibele orgaanschade - mogelijkheden voor genetische counseling en bijdrage aan therapietrouwheid - vereiste voor gentherapie
26
hoe wordt een genetische analyse gedaan bij primaire immuundeficiënties?
door het fluorescent sequencen van PCR producten (exonen)
27
waarom is vroegdetectie belangrijk bij primaire immuundeficiënties en hoe doen we die vroegdetectie?
de overleving wordt daarmee een stuk beter. wordt gedaan met de hielprik
28
hoe werkt de hielprik?
neonatale screening voor SCID: aantonen TRECs als maat voor aanwezigheid T-cellen, waarbij aanwezigheid duidt op een gezond kind
29
wat zijn tekenen van een primaire immuundeficiëntie?
- recidiverende pneumonie - >4 bacteriële infecties/jaar - bronchiectasieën - therapie resistente astma - infecties op onlogische locaties - opportunistische pathogenen - ernstige en lange infecties - familiegeschiedenis - bloedverwantschap
30
hoe kan een neutropenie ontstaan?
hematologisch: - congenitaal - myelodysplatisch syndroom - aplatische anemie - leukemie immunologisch: - auto-immuun - cyclisch infectieus: - malaria - CMV - sepsis medicatie/toxine gerelateerd (chemotherapie)
31
wat is CGD?
ontstekingen in hele lichaam (door stafylokokkken, salmonella en aspergillus) en granulomen behandeling: onderhoudsantibiotica, gamma-interferon slechte prognose
32
wat zijn de kenmerken van patiënten met een verhoogd IgE?
- veel stafylokokken infecties, longinfecties en candidiasis - STAT3 verlies van functie mutatie - hoge neusvleugelbasis en ver uit elkaar staande ogen --> pt lijken meer op elkaar dan op eigen familie
33
wanneer denken we aan een primaire immuundeficientie bij kinderen?
- >8 oorontstekingen/jaar - recidiverende diepe abcessen in huid/organen - >2 ernstige kaakholte en/of neusbijholte ontstekingen/jaar - hardnekkige schimmelinfecties - >2 maanden AB met weinig effect - hardnekkige/recidiverende darminfectie - >2 longontstekingen/jaar - >2 ernstige infecties - groeiachterstand tgv malabsorptie door dysbacteriose/infecties - positieve familieanamnese PID
34
welke 2 vormen van PAD onderscheiden we?
- vroeg defect: fout in beenmerg --> agammaglobulinemie en afwezige/lage B-cellen - laat defect: fout in lymfoïde organen --> hypogammaglobulinemie/partiële antistofdeficiëntie met normale/verhoogde B-cellen + class switch defect
35
wat moet er uitgevraagd worden in de anamnese van een PID patiënt?
- KNO infecties - huidinfecties - pulmonale problemen - abdominale problemen - hematologische problemen - operaties
36
waarvoor wordt er een CT thorax gedaan bij een verdenking op PID?
kijken voor infecties of schade, of subtiele afwijkingen/granulomen
37
wat zijn symptomen van CVID?
- bronchitis - pneumonie - sinisitis - otitis media
38
wat zijn belangrijke complicaties van CVID?
- veel granulomen - lymfadenopathie - endocrinopathie - enteropathie - AI cytopenie
39
hoe ontstaat CVID?
class switch defect in codering zware Ig-keten (mutatie in AID) --> geen IgA of IgG productie
40
wat zijn lichamelijke gevolgen van een primaire immuundeficiëntie?
- meer infecties dan anderen - auto-immuun fenomeen - allergie - lymfoproliferatie en granulomen - groeiachterstand - vermoeidheid
41
wat voor therapie is er voor CVID?
antibioticatherapie en immunoglobuline suppletie als ondersteunende therapie
42
wat voor toedieningsvormen van immunoglobuline suppletie onderscheiden we?
- IVIG - F-SCIG - SCIG
43
wat is IVIG?
- 1x per 3-4 weken suppletie in ziekenhuis als dagbehandeling - iets vaker reacties - schommelingen in spiegels - IV toegang soms moeilijk
44
wat is F-SCIG?
- gefaciliteerde subcutane toediening - 2 medicijnen: onderhuidse toediening hyaluronidase en humane normale Ig - voordelen: kan thuis, stabiele Ig spiegels
45
wat is SCIG?
- subcutane toediening - voordelen: vaak thuis, kleine hoeveelheden, mobiel, zelfstandig - nadelen: wekelijks, meerdere infusieplekken per keer nodig
46
wat zijn begeleidende taken van de arts ten aanzichten van kind en ouders?
- shared desicion making - betrekken van ouder en kind bij behandeling - werken naar zelfstandigheid passend bij leeftijdsfase - chronische ziekte - transitie naar volwassen zorg
47
op welke manier is het immuunsysteem anders op jonge leeftijd dan op volwassen leeftijd?
verminderde productie IFN en IL-12 hogere productie IL-10, IL-6 en IL-23
48
hoe ziet de B-cel spiegel er uit op jonge leeftijd?
begin met moeder afkomstige IgG, dit neemt af na bevalling opbouw in fasen: eerst IgM, daarna IgG en als laatste IgA
49
wat is de transiente hypogammaglobulinemie?
rond de 4-6 maanden na geboorte: lage IgG spiegel door lage spiegel moederlijke IgG en weinig productie IgG
50
wanneer bouwt het immunoglobuline tegen T-cel afhankelijke antigenen zich op?
rond de 4 maanden na zwangerschap
51
wat voor T-lymfocyten zien we voornamelijk op jonge leeftijd?
stijging T-cel aantal door groei van thymus voornamelijk CD4+ lymfocyten toename, CD8+ spiegel blijft redelijk constant ook dynamieke verschuiving van vnl naïeve T-cellen naar T-cellen die al antigeenpresentatie doorgemaakt hebben
52
welke balans is van belang bij het immuunsysteem op oudere leeftijd en wat is het gevolg van verontregeling hiervan?
balans tussen pro-inflammatoire en anti-inflammatoire cytokinen. bij overhand pro-inflammatoire cytokines --> continue inflammatoire toestand --> schade in lichaam
53
wat is immune aging?
het immuunsysteem past zich aan op de blootstelling en agentia gedurende het hele leven
54
wat is immune senescence?
aftakeling van het immuunsysteem met schadelijke gevolgen
55
wat zijn gevolgen van immuun senescence?
- continue antigene druk - verhoogd aantal pro-inflammatoire cytokinen - laaggradige chronische ontsteking --> schade
56
wat is het gevolg van TLR dysregulatie op monocyten en macrofagen door immuun senescence?
verlaagde vaccinatierespons, hyperrespons op virussen
57
wat gebeurt er met de B-cellen bij immune senescence?
- minder pro-B voorloper cellen - minder pre-B II small voorloper cellen - minder naïeve B-cellen - minder folliculaire B-cellen --> verschuiving in BCR repertoire
58
wat gebeurt er met de T-cellen bij immune senescence?
thymus verkleint en vervet --> minder aanmaak naïeve T-cellen, verhoogde homeostase en meer differentiatie naar geheugencellen
59
wat is het gevolg van kortere telomeren op het immuunsysteem?
er zijn minder TRECs aanwezig met een hogere Ct waarde. ook verminderde signaling en vernauwing van TCR repertoire. daarnaast ook andere processen: - uitputting --> verminderde functie - replicatieve senescence --> verminderde proliferatie
60
wat is het gevaar van CMV voor ouderen?
CMV gaat nooit meer weg uit het lichaam --> constante aanvoer van agentia --> nog minder ruimte in het systeem voor naïeve T-cellen
61
hoe ziet het risicoprofiel er uit voor immune senescence?
innate: - verminderde activiteit neutrofielen en NK cellen - TLR dysregulatie monocyten en macrofagen adaptief: - CD4/CD8 ratio <1 - meer pro-inflammatoire cytokinen - CD8+ met missend CD28 verhoogd - CMV seropositiviteit
62
waardoor worden vaccinaties bij ouderen bemoeilijkt?
- vertraagde immuunrespons - verlaagde serum Ab-titers - snelle afname Ab-titers - slechte serumconversie
63
welke dingen spelen mee in de keuze voor een antibioticum?
- wat is de focus van de infectie - wat zijn de meest voorkomende verwekkers van deze infectie - zijn er "oude" kweekuitslagen bekend - wat is de beste toedieningsweg en dosering - zijn er (relatieve) contra-indicaties voor bepaalde middelen - kosten
64
welke factoren spelen mee met de focus van een infectie?
- waar komen de klachten vandaan - hoe ver breidt de infectie zich uit - lokaal of systemisch - doelorgaan
65
wat zijn voorwaarden voor genezing van een infectie door een antimicrobieel middel?
- het middel moet de ontstekingshaard of het getroffen orgaan in voldoende mate bereiken --> farmacologische parameters - het middel dient het noodzakelijke micro-organisme te kunnen doden of de groei er van te kunnen remmen
66
welke factoren zijn belangrijk voor de dosering van een antimicrobieel middel?
- PK/PD parameters - beschikbaarheid van formulering - nier/leverfunctie - gewicht
67
wat kan contra-indicaties leveren bij antimicrobiële therapie?
- nierfunctie - allergieën - bijwerkingen - interacties
68
wat zijn redenen om antimicrobiële middelen te combineren?
- verbreden van het spectrum - krijgen van synergie bij ernstige infecties, ten gevolge van een verminderde weerstand/slecht doorbloed weefsel - resistentie beperken/voorkomen
69
wat zijn bijwerkingen van antibiotica?
- insulten (CZS) - leuko- en trombopenie (beenmerg/bloed) - diarree --> direct of indirect (GI-toxiciteit) - nierinsufficiëntie (renale toxiciteit) - verminderd gehoor + vertigo (ototoxiciteit --> N. VIII) - levertoxiciteit
70
waar moet aan gedacht worden als iemand met diarreeklachten komt na een antibioticumkuur?
clostridium difficile enterocolitis