Week 8 Flashcards

(94 cards)

1
Q

Wat zijn de begrenzingen van de buikholte aan de onder en bovenkant?

A

diafragma boven en bekken onder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is laproscopie?

A

met camera naar binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke organen liggen goed beschermd door de ribben

A

lever, maag en milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar loopt het transpylorische vlak?

A

door de pyloris ter hoogte van L1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar loopt het subcostale vlak?

A

bij de onderkant van de ribben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar loopt heb subcostaalvlak?

A

Bij randjes bovenkant os ilium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar loopt het intertibercaal vlak?

A

Bij voorste tuberculi dan een lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij het indelen in 9 vlakken waar lopen dan de lijnen?

A

2 verticaal op midden clavicula: mid claviculair plain
2 horizontaal op subcostale en intertubercale vlak, zo ook bloedverdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 9 vakken zijn er dan?

A
  • Hypogastrica/hypochondriaca dextra
  • regio epigastrica
  • hypogastrica/ hypochondriaca sinistra
  • regio lateralis dextra
  • regio umbilica
  • regio lateralis sinistra
  • regio lingualis dextra
  • regio pubica
  • regio lingualis sinistra
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar ligt mesenterium?

A

tussen visceraal peritoneum en parietaal peritoneum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke structuren liggen intraperitoneaal?

A

maag, milt, lever, jejunum, ileum, caecum en appendix, colon transversum en sigmoideum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke structuren liggen primair retroperitoneaal?

A

nieren, pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke structuren liggen secundair retroperitoneaal?

A

duodenum, colon ascendens en descendens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar komt eusphagus uit in de maag?

A

cardia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de fundus?

A

all you can eat ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk deel van de maag is niet divers?

A

pylorus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom heeft de maag plooien richting antrium?

A

voor geleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de functies van de maag?

A
  • Opslag
  • begin vertering
  • gecontroleerd doorlaten naar de darm met de sfingter spier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke curvatura hangt vrij

A

major, zou ruimte voor groter worden door eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Functie omentum majus?

A

bescherming en inkapselen ontstekingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de delen van het duodenum?

A
  • pars superior
  • pars descendens
  • pars inferior
  • pars ascendens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar zit de pancreas in het duodenum?

A

Kop van de C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke 3 structuren zitten er in het lig. hepatoduodenale, de streng die het einde vormt van het omentum minus?

A
  • ductus choledoches = afcoer galblaas en lever
  • v. porta
  • a. hepatica propria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Met welke ligamenten zit de milt vast?

A
  • slenocolico: tussen milt en colon
  • phrenicosplenicum: aan diafragma
  • gastrosplenicum: aan buitenbocht van de maag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de oude navel hart verbinding?
lig. teres hepatis
26
Welke structuren zijn in de H van de lever?
rechterpoot= galblaas en v. cava inferior horizontaal= lig. hepatoduodenale linkerpoot= fissura lig. teres en fissura lig. falciforme
27
Wat zijn de functies van die nier?
- Filtratie: excretie van afvalstoffen - Regelen water en zoutbalans = homeostasepunt - hormoonafgifte
28
Wat zit er om de glomerus?
Kapsel van bowman
29
Welke 2 krachten halen filtraat uit het bloed?
- Hydrostatische druk - Colloid osmotische kapsel druk
30
Wat blijft achter in het filtraat?
Grote eiwitten
31
Hoe is de matrix geladen?
Het is een negatieve glucose structuur, bepaald zo wat voor deeltjes er doorheen lopen
32
Wat zit er in het glomerulus filtraat?
- water, 70% gereabsorbeerd - NA, Cl, K, HCO3, glucoze, Mg, CA, P 100% gereabsorbeerd - aminozuren - uraat - ureum en creatine (afvalstoffen dus geen reabsorbsie)
33
Hoe heet het systeem van een nefron wat er voor zorgt om zo veel mogelijk weer terug te winnen?
Tubulair systeem
34
Wat kan je met de creatineklaringswaarde?
Het zegt wat over de glumulaire filtratie snelheid, deze is lager bij oudere mensen
35
Hoe heet het als 2 oplossingen dezelfde osmotische waarde hebben?
isotoon
36
Wat is hypertoon en hypotoon?
hypertoon heeft een hogere osmotische waarde en hypotoon een lagere
37
Welke 2 soorten nefronen zijn er?
- coricale nefronen, liggen hoger in de cortex en de lus van henle gaat maar een klein beetje het merg in. - juxtamedullaire nefronen, liggen hoger op scheidingswand medulla en cortex en de lus van henle gaat dieper door. Is belangrijk voor genereren zoutgradient in het merg --> lage osmolariteit boven en hoog onder
38
Waar komt de binnenbekleding van de spijsverteringsorganen uit?
endoderm
39
Waar komt de mondholte (stomodeum) uit?
ectoderm
40
Wat ontstaat uit de voordarm?
- farynx - thymus - (bij)schildklier - longen - oesophagus - maag - lever - pancreas
41
hoe ontstaat specialisatie rondom het hart?
door communicatie hartweefsel en endoderm weefsel
42
Wat is de coeloomholte?
Het intra embryonaal coeloom, wat de buikholte wordt en borstholte zit rond inwendige organen
43
Wat is umbilicoileal fistula?
het verliezen van ontlasting via de navel
44
Door wat wordt het cloaca opgesplitst?
door het septum urorectale
45
Wat ontstaat uit de allantois?
de urachus, buis van vlaas naar navel, in vergroeit lichaam: plica umbilicalis mediana
46
Wat gebeurt er als de urachus persisteerd?
Je verliest urine via de navel, of wordt cyste
47
Wat ontstaat uit middendarm?
Jejunum tot colon transversium
48
Welke versies van aangeboren afwijkingen van de lever zijn er?
- non rotation - reversed rotation - subjaptic rotation
49
Hoe heet een persisterende hernia umbilicalis?
omfalocele
50
Hoe ontwikkeld de pancreas zich?
in 2 afzonderlijke delen
51
Waar komt het andemhalingsapparaat uit?
voordam binnen de pleurakanalen dus staan in open verbinding met toekomstige pericard en peritoneaal holtes
52
Wat is de grote tak naar links van de truncus coeliacus en wat naar rechts?
links: Hepatica communis, 1 naar binnenkant maag en 1 naar duodenum en pancreas rechts: a. linealis naar milt met 2 takken naar einde pancreas en buitenbocht maag.
53
Wat zijn anostomsen
gebied dat vanuit 2 kanten bereikt wordt
54
Wat zijn de begrenzingen van de bursa omentalis?
- Ventraal: omentum minus en gaster - dorsaal: pancreas - craniaal: lever - coudaal: colon(transversum) - lateraal: milt (links) - mediaal: foramen epiploicum
55
wat verteert het jejunum?
- koolhydraten - aminozuren - lipiden
56
Wat verteert her ileum?
-overige koolhydraten, aminozuren en lipiden - resorpsie en afbraak enzymen
57
Hoe ziet het jejunum er uit?
- lange vasa recta - weinig arcades - zichtbare arcades en windows - roze en groter
58
Hoe ziet het ileum er uit?
-dwarsverbindingen bij vaten - veel arcades - korte vasa recta - meer vet en door dik mesenterium arcades slecht zichtbaar - grijzer
59
wat is de ileocecaal hoek?
de hoed tussen het laatste deel ileum en het caecum
60
wat zijn plekken waar de appendix kan liggen?
- retrocecaal - pelvine - blaasgericht - ovarium gericht
61
Welke structuren bevinden zich wel in de dikke darm maar niet in de dunne?
- appendices epiploica (vet) - taenia coli (lengtespieren 3)
62
Welke kleur zie je bij rontgenstraling bij een hogere massa en dichtheid?
Wit
63
Darmen kun je niet zien maar wat in de darmen wel?
lucht
64
Wat doe je bij een angiogram?
je brengt een katheter in waardoor je arterien en nieren goed kan zijn je maakt zo namelijk contrast.
65
Wat is volgorde van wit naar zwart?
bot, weefsel, vet, lucht
66
Waar worden spijsverterings enzymen actief?
in de dunne darm, vooral in de bulkfase zorgen ze voor de grootste vertering
67
Welke vormen van zetmeel zijn er?
amylose en emylopectine dit zijn polymeren van d-glucoze die alfa 1,4 of alfa 1,6 verbindingen hebben (amylose heeft alfa 1,4 )
68
Wat is sacrose?
Ook een koolhydraat, fruitsuiker genoemd is een disacharide van glucose en fructose en heeft een alfa 1,2 verbinding
69
Wat is lactose?
Een koolhydraat bestaande uit galactose en d-glucoze met een beta 1,4 binding.
70
Welke koolhydraat kunnen veel mensen na een tijd niet meer goed verteren maar in noord-europa wel?
lactose
71
Hoeveel soorten verbindingen moet door de koolhydraat vertertering verbroken worden?
4
72
Waardoor wordt glucoze een ringstructuur?
Onderste c atoom valt zuurgroep aan
73
fructose is een aldehyde, maar wat wel?
Een kathon
74
Wat kan amylase niet verbreken?
Geen alfa 1,4 verbinding op het einde of alfa 1,6 Ook geen alfa 1,4 naast een alfa 1,6 (bij amylopectine)
75
Wat ontstaat door de beperking van amylase?
maltotiose en maltose (g3 en g2) en alfa-gelimiteerde dextin (G4-G6)
76
Waar wordt het allemaal enkelvoudig?
Op de brushborder
77
Welk enzym voor maltose en maktotriose?
maltase
78
Welk enzym voor alfa 1,6 binding en beta 1,2?
Sucrase-isomaltase
79
Welk enzym voor melkzuur?
lacase (is traagste enzym)
80
Waardoor worden eiwitten afgebroken?
proteases
81
Wat breken aminopeptidases af?
aminogroep in darm opp en cytosol enterocyt
82
Wat breken carbocypeptidases af?
carboxygroep in pancreas
83
Wat breken endopeptidases af?
- in de maag: pepsine --> hydrofobe phe, tyr en tryp - pancreas: - trypsine: lys en arg (basisch) - chymotrypsine: tryp en phe - elastase: ala, gly, ser (klein)
84
Wat zijn de kenmerken van maaglipase?
- zuur ph - pepsine resistent - product: DAG + FFA - typsine gevoelig
85
Wat zijn de kenmerken van pancreaslipase?
- colipase- afhankelijk - product: 2MAG + FFA
86
Wat zijn de kenmerken van melklipase?
- in moedermelk --> zuur resisten maar alk opt. - galzout- gestimuleerd - product: glycerol en FFA
87
Waarvoor is colipase essentieel?
voor lypolyse voor activatie pancreaslipase anders onvoldoende digestie van ver
88
Wat gebeurt er met inactief por-colipase?
Wordt samen met lipase door de pancreas uitgescheiden
89
Waar wordt colipase gevormd en door wat?
In duodenum door trypsine, haalt pro er af daardoor namelijk geen zelfvertering in de pancreas
90
Hoe niet eerst actief?
trypsine verpakt in granulae met tryspine inhibitor en de activering van trypsine door enterokinase in duodenum
91
Hoe wordt de PH van 2,5 in de maag gecreert?
door zoutzuren uit te scheiden door parietale cellen
92
Wat doen chiefcellen?
ze vormen pepsine uit pepsinogeen
93
Wat gebeurt er bij intracellulaire verzuring?
dood
94
Hoe zuur uit bacteriecel?
- actief eruit pompen - bicarbinaat latern ontstaan met h+ is CO2 - ammoniak vrij maken er ontstaat dan NH4+