Week 8 Flashcards

Week 8

1
Q

Wat is te vroeg geboren

A

< 38 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoeveel te vroeg geboren

A

1/10 of 1/12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

behandelingsgrens NL

A

24 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hersenfunctie te vroeg geboren

A

maken we ons zorgen over: de hele ontwikkeling is nog niet af: je cognitieve functie is in die fase nog niet aangelegd: de hypocampus

ook vaker autisme bij te vroeg geboren kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

BPD

A

bronchiopulmonale dysplasie: De radius van de longblaasjes blijft groter, longen zijn namelijk pas af bij 40 weken

is dit de volgende generatie COPD patienten?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cardiovasculair bij te vroeg geboren

A

Ze hebben op latere leeftijd een hogere bloeddruk: meer cardiometaboolsyndroom en in hart verschillen

het cardiovasculaire risico is op latere leeftijd hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mechanisme die effect hebben op vreoggerboorte

A
  • infectie
  • vasculaire problemen
  • decidual senescence (ouder worden decidua)
  • uteriene overdistension (overstrekken uterus)
  • minder progesteron actie
  • cervicale ziekten
  • break-down in moeder- foetus tolerentie
  • stress
  • iatrogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

maternale stress

A

invloed op hele kinderlinke ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

maternaal hoge bd

A

invloed op hele intra- uteriene omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hongerwinter zwanger

A
  • meer cardiovasculair risico
  • slechtere longfunctie
  • slechtere mentale gezondheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tijdens covid

A

kinderen die na lockdown geboren zijn 20% reductie in premature kinderen

–> omgevingsfactoren invloed omdat:
- Minder naar de dokter: minder iatrogeen vroeggeboorte
- Meer intra- uterien dood?: bleek niet zo te zijn
- Hygienische factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vroeggeboorte impact op moeder

A

< 32 weken als moeder 2-3 x zo snel een herseninfarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe betere zorg voor neonataal

A

Meer exposure: centraliseren voor beettere survival

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

essentieel voor toch verbetering neurologisch

A
  • plasticiteit hersenenL door veel trainen verbeteren de hersenen
  • sociaal economische status
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

risico op BPD

A
  • Roken van ouders
  • Omgeving ouders
  • Etniciteit: genetische factoren meenemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

risico factoen COPD

A

early life:
- prematuur
- astma
- vroege lwi
- ouderelijke exposure
- kinderlijke exposure
- groei problemen
later life:
- ageing
- comorbiditeiten
noxious exposure:
- primair roken
- secudair roken
- luchtvervuiling
individuele en sociale factoren:
- socioeconomisch
- access to health care
- radicaal en ethnische ongelijkheden
- dieet
general environment
- buurt
- eten
- segregratie
- climaat
- huis kwaliteit etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar is normale groei afhankelijk van

A
  • Maternaal: gezondheid, SES
  • Foetaal: meerling, genetische aandoeningen bij het kind
  • En de placenta functie, als die niet goed werkt: voedingsstoffen niet goed doorgegeven
  • Hormonen: insuline achtige groeifactor- 1 en IGF II, II vooral in de vroege embryonale fase en 1 iets later
    –> beinvloed door voeding en insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

snelle groei in eerste levensjaar

A

lengte van 50 cm tot 75 cm
Gewicht van 3,5 naar 10 kg
Voeding speelt hier een belangrijke rol bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke hormonen gaan na je eerste levensjaar een belangrijke rol spelen

A
  • GH
  • Schildklierhormoon
  • cortisol

naast hormonen 80% genen
ook gezondheid, voeding en omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe groei je

A

Je groeit uit je groeischijf lengtegroei aan het uieinde van botten van je lange pijpbeenderen
Door proliferatie en hypertrofie van je kraakbeencellen en uitscheiding van extracellulaire matrix door uitgerijpte kraakbeencellen heb je endochondrale ossificatie wat je lengte groei is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waardoor wordt je endochondrale ossificatie beinvloed

A
  • hormonen
  • genen
  • voeding
  • chronische ziekte
  • medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

definitie te klein of te groot

A

Lengte < of > 2 SDS voor leeftijd en geslacht uitgaande van de referentie populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wanneer wordt de Target hight minder betrouwbaar

A

bij > 20 cm verschil tussen de ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Normale th range

A

1,6 sds/ 9 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wanneer denken aan pathologie
- Groei afbuiging of versnelling ( > 1 SDS, herhaald gemeten) - Te klein of te groot - Groot verschil met streeflengte: 1,6 sds
26
Abnromale groei groepen
primair: - verstoorde regulatie groei ( epifysair) schijf - mutaties in genen met rol in cellualire processen, paracriene signalen, extracellulaire matrix - SGA ( small for gesational age) geboorte zonder inhaal groei secundair: -invloed van buiten op groei (epifysair) schijf - endocriene stoornissen, chronische ziekte, onder/overvoeding idiopatisch: 80% - familiair/ niet familiair - langzame of snelle groei zonder bekende origine
27
waar past een afbuigende lengtegroei het best bij
secundaire groeistoonis
28
primaire groeistoornissen
- typerend: al in eerste 2/3 jaar afbuiging of al te klein geboren - stabile lengtefroei in jaren tussen puberteit en baak geen goeie spurt in puberteit zonder/ milde dysmorfe kenmerken: - monogenetische afwijkingen ( bv SHOX gen) - vaak met disproportie met dysmorfe kenmerekn/syndromaal - chromosoomafwijkingen als turner syndroom - (epi)genetische afwijkingen: genmutaties, methyleringsdefecten en uniparenterale dismie als noonan, silver-russel en prader willi
29
secundaire groeistoornissen
- endocrien:geisoleerde of multipele hormoonuitval of overmaat aan cortisol - chronische ziekte in orgaansystemen: hartafwijkingen, nierziekten of darmziekten - iatrogeen: glucocorticoiden of bestraling - emotionele deprivatie - malnutritie
30
Groeihormoone en IGF-1
maak je in pieken voornamelijk tijdens slaap essentieel voor: - lengtegroei - botdichtheid - balans spier- en vetmassa - cardiovasculaire gezondheid
31
kenmerken tekort aan groeihormoon
- kleine lengte met meestal progressieve afbuiging ( na 6-12 maanden) - vertraagde botrijping en daardoor achterlopende skeletleeftijd - meer vet, minder spiermassa
32
schildklierhormoon voor
- lengtegroei - hersengroei/neurlogische ontwikkeling - stofwisselingL thermogenese, aminozuur en vetmetabolsime
33
bloodstelling aan te veel cortisol
- afbuigende lengtecurve met toename gewicht tot obesitats - emotionele/ gedragsproblemen, moeheid en spierzwakte
34
oorzaken overproductie cortisol
- ACTH producerende tumor in hypofsyse: ziekte van cushing - Cortisol producerende tumor in bijnier - iatrogeen
35
chronische ziekte groeiremming:
- chronsiche inflammatie met productie cytokunen - ondervoeding - gestoorde balans tussen intake en verbruik - gestoorde opname van voedingsstoffen - hypercortisolisme (endogeen en door steroid- medicatie)
36
Belangrijk voor anamnese bij te klein
- medische vg - medicatie - ontwikkeling - psychosociale anamnese - uitgebreiden tractus anamnese - voedingsanamnese - familie - reconstructie lengte- en gewichtscruve incl geboortegewicht/lengte/SO
37
lichamelijk onderzoek belangrijk
- lengte, gewicht, hoofdomtrek, tensie - zithoogte, spanwijdte - lengte van ouders meten - proporties indien kleine lengte - dysmorfe kenmerken - algemeen intern LO - puberteitsstadium (incl testisvolume)
38
Buiten -2 en th
bloedonderzoek en handfoto
39
screening in lab op
- anemie, infecties: alle kinderen hemoglobine, hematocriet, erys en indices, ouder dan 10: BSE.cr, leukoc en feces calprotectine - nieraandoeningen, malabsorptie, calcium en fosfaat metabolisme: alle kinderen - renale tubulaire acidose: < 3 bloedgas - coeliakie: anti TtG en Iga - hypothyreoidie: TSH en FT4 - groeihormondeficientie: IGF- I en onder 3IGFBP-3 - syndroom van turner: karyogram of SNP array
40
Bij verdenking GH0 IGF-1 as stoornis:
GH stimulatie testen - clonidine en/ of arginine - beide testen op 1 dag - priming bij meisjes > 8 en jongens > 9 combinatie IGF-1 en GH: - groeihomoon def: laag- laag - groeihormoon resisentieL hoog oplopend GH en laag IGF-I
41
welk genetisch onderzoek
- SNP array of kary gram bij meisje met kleine lengte - SNP array bij ongen met ontwikkelingsproblemen en/ of dysmorfieen - NGS genpanel analyse: kleien lengte (19 groei gerelateerde genen) - uitgebreidere NGS voor groeistoornis incl skeletdysplasie - methylerings onderzoek - WEG en WGS: ontwikkelingsproblemen en/of dysmorfe kenmerken, alleen door klinisch geneticus
42
diagnoses te grote lengte
- constitutioneel snelle rijping - obesitas geinduceerd - polygeen familiair - monogenetische grote lengte - hormonale overproductie
43
anamnese te grote lengte
- geboortegewicht/ - lengte/ - schedelomtrek: pre- of postnataal overgroei - groeicurve: knik = secundair - bijkomende ontwikkelings/gedragsproblemen - visus problemen: bv marfan - vroegtijdig puberteit - familie anamnese - oculaire of cardiovasculaire kalchten
44
LO kernpunten
- lengte, gewicht, SO, zithouding, spanwijdte - ontwikkelings niveau en gedrag - dysmorfieen - tanner stadia - marfanoide kenmerken
45
beighton score
hypermobilitiet kind > 7 punten
46
perinataal
AD 22 weken t/m 28 dagen post partum
47
perinatale sterfte
AD 22 weken t/m 28 dagen post partum --> sterfte hetzelfde en/of > 500 gram geboortegewicht en of > 25 cm kruin- hiellengte: omdat term niet altijd bekend is
48
oorzaken perinatale sterfte
- prematuriteit - Dysmaturiteit ( IUGR/SGA) - Aangeboren afwijkingen - Placenta- afwijkingen - Infecties, opstijgend vanuit vagina naar vliezen vooral - Lage APGAR score
49
rol pathaloog
- Perinatale audit - Post mortem: onderzoek van de placenta, obductie foetus of neonaat - Ad vitamL onderzoek van elk weefsel noodzakelijk door behandeldn arts ( niet alle kinderen overlijden)
50
wat kan placenta pathologie vertellen
- Te laag gewicht/ insufficientie - terminale villus deficientie - Pre- eclampsie, maternaal - Solutio placentae, te vroeg loslaten - Intra- utereine infecties, belangrijskte - Chronsiche histiocytaire intervillositis, begrijpen we nog niet helemaal --> geeft insufficientie van de placneta - Navelstrengproblemen, voor hoofd bij kleine foetus: afgeklemd of knoop ofz.
51
compensatie mechanismen placenta
- Versnelde rijping - Niet- fysiologische erythroblastosis
52
chronische histiocytaire intervillositis
tast vooral de overdracht van lucht weer aan dooen ontseking tussen de vlokken en dat aantast --> onbekende pathogenese --> hoog herhalingsrisico > 80% --> door bepertke gaswisseling oppervlakte krijg je een hogere kans op IUGR of IUVD --> belangrijke overwegen bij herhaalde miskramen
53
problemen bij prematuriteit
- Hyaline membranenziekte: - Bronchopulmonale dysplasie - Necrotiserende enterocolitis - Retinopatie van de prematuriteit - Germinale matrix en intraventriculaire hersenbloedingen
54
hyaliene membraan ziekte (respiratory distress syndrome)
meest frequent omdat de longen nog onvoldoende surfactant bevatten, vooral bij heel jong, sectio, maternale diabetes, man en gemelli --> preventie door prenataal corticosteroiden en postnataal surfactant inhalatie complicaties: - Bronchopulmonale dysplasie ( BPD), op lange termijn< dus daarna nogsteeds behoefte aan extra zuurstof - Retinopathie van prematuriteit ( ROP), effect van extra zuurstof diening
55
necrotiserende enterocolitis
- in terminale ileum, coecum en colon ascendens - premature neonaten ( 10% onder 1500 gram) - pathogense slechts deels duidelijk: darmischemie, bacteriele colonisatie en enterale voeding - necrose, ulceratie, pneumatosis intestinalis leidend tot perforatie, peritnitis en sepsis - behandeling coservatief o operatiefL resectie - 10-25% mortaliteit - preventie met moedermelk
56
problemen door aangeboren afwijkingen
- Niet bekende hartafwijkingen - Nier- en diafragma afwijkingen leidend tot resporatoire insufficientie - Congenitale tumoren
57
primaire longaandoeningen
- Surfactant eiwit deficienties - Alveolaire capillaire dysplasie - Pulmonale hypertensie
58
SIDS definitie
het plotselinge overlijden van een kinden onder 1 jaar, niet in eerste week, waarvan de oorzaak onopgehelderd blijft na grandig onderzoek, inculsief complete obductie, analyse van de plaats van overlijden en review van de klinische geschiedenis
59
omgevingsfactoren leidend tot SIDS
- Buikslapen (RR 4) - Co-sleeping - Hyperthermie (dekbedje) - Slapen op een zacht opp
60
risicofactoren ouders bij SIDS
- Jonge maternale leeftijd - Roken en drugs ouders beide ouders ( RR10) - Weinig of geen perinatale zorg: vluchtelingen status of niet geregistreed etc - Lage ses - Kinderen heel kort op elkaar geboren
61
risicofactoen kind SIDS
- Prematuren of ex prematuren - Mannelijk - Meerling - SIDS bij broertje of zusje - Voorafgaand respiratoire infectie - hersenstamafwijkingen
62
farmacokinetiek:
wat doet het lichaam met het geneesmiddel - absorptie - distributie - metabolisme - eliminatie uitscheiding
63
farmacodynamiek
wat doet het geneesmiddel met het lichaam - concentratie effect - zowel therapeutisch als toxissch ( bijwerking)
64
waarom niet mogelijk om volwassendosering te extrapoleren naar kinder dosering?
het continuum van ontwikkeling
65
Belangrijke geneesmiddel karaketeristieken
- pKa (dissociatie zwak zuur/base) - oplossing waarin geneesmiddel zit - disintegratie en dissolutie van vaste vorm
66
veranderingen bij neonaat tot kind om rekening mee te houden
- Zuurgraad : geboren met ph van 7 en na week neemt dat af tot wat het de rest van je leven heeft - Enzymactiviteit - Darm - Fist- pass uptake ( 1e keer door darm)
67
welke medicatie anders door zuurgraad
neonaten en pasgeboren kinden een veel hogere piek bij penicilline en erythromycine --> zwakker organische zuren als antiepileptica: fenobarbital en fenytoine zorgen juist voor minder opname
68
passage bij neonaat en peuter
Bij neonaat is de maagpassage en darmpassage vertraagd bij peuter is darmpassage versneld
69
enzymen darm neonaat
minder metaboliserende enzumen: medicatie minder snel omgezet
70
rectale absorptie
via hemorrhiodale venen --> geen fist pass uptake nadeel: - incomplete resorptie - wisseldende resoptie - verlies via feces vaak voor paracetamol of benzodiazepines
71
waarom leiden lokaal toegepaste middelen bij kinderen vaker tot systemische bijwerkingen
lichaamsopp relatief groter dus relatief meer opname: hogere bloedpsiegel
72
manieren oplossen geneesmiddel
- water oplosbaar: onveranderd via nier - non-polair, vetoplosbaar fase1: oxidatie, reductie en hydrolyse fase 2: conjugatie tot polair substraat, glucuronzuur, sulfaat en glycine
73
CYP3a
Helft geneesmiddelen via CYP3A omgezet en vervolgens uitgescheden --> belangrijk enzym wat erg laag is maar snel verdubbelt bij kind --> ook voor andere enzymen grootste veranderingen in de eerste paar maanden
74
nierfunctie ontwikkeling
- Snel neonataal - Volwassen warde aan einde eerste levensjaren - Tubulaire nierfunctie loopt wel iets achter: tot 2 jaar voordat op volwassen niveau
75
farmacokiniekte factoren op patient pk
- ziekte - ontogenie - co- medicatie - polymorfisme
76
soorten bijwerkingen
- Extrapiramidale verschijnselen bij metoclopramide (en antipschygotica) - (sederende) antihistaminica: kans op wiegendood ( te sederend effect) - Tetracyclines: verkleuring tand matrix, permanente geelkleuring - Ciprofloxacine: gewrichtsscahde
77
routes voor intra- uteriene infecties
- via vagina - via placenta: transplacentaire transmissie
78
Torches
- Toxoplasmose (kattenbak) - Other (HIV en parvovirus B19) - Rubella (vaccinatie) - Cytomegalovirus ( komt het vaakste voor) - Herpes simplex virus - Syphillis
79
waar wordt een vrouw op getest tijdens de zwangerschap
- syphillis - hiv - hepatitis --> kun je wat aan doen
80
CMV
- geel - plekjes en oogt niet heel ziek - eerder bij slechte hygienische omstandigheden
81
klinische manifestatie CMV
- prematuritas - SGA - hepatosplenomegalie - petechiae/ purpura - icterus - neurologicshe afwijkingen: microcephalie, hypotonie, convulsies en periventriculaire verkalkingen lab: - thrombocytopenie - geconjugeerder hyperbilirubinemie en verhoogde transaminasen
82
Diagnostiek cmv
- PCR CMV in urine en speeksel ( voorheen kweek) - detectie van antistoffen - postitief voor 21 dagen is bewijzend congenitaal
83
behandeling CMV
ganciclovir bij: - chorioetnitis - pneumonie - mogelijk neurologisch aangedaan
84
waarom is het ernsitger voor neonaat bij primaire infectie HSV bij moeder
- heeft geen antistoffen - hogere viral load
85
uitgangsvormen herpes bij neonaat
- disseminated, 1e week - cns : menigitis/ encephalitis, 2-3e week - skin/ eye/ mouth, 2e week
86
diagnostiek hsv
- Tzanck- test huidlesie: indien postief multinucleaire reuscellen me intranuclaire insluitsles - Pcr, oropharynx behandeling met acyclovir
87
kenmerken van torches
- dysmaturiteit - microcephalie - hepatiosplenomegalie - icterus - anemie/thrombocytopenie
88
waar kan conjuctivitis neonatorum door?
- Chlamydia trachomatis - Neisseria gonorrhoeae
89
klinisch beeld kind bij sepsis en/ of menigitis
- Kreunen: hoge druk in longen, pneumonie aan het ontwikkelen - Slechte perifere circulatie/ grauw - Temperatuurinstabiliteit - Apnoes/ bradycardien - Convulsies, denken aan meningitis - Weinig/ niet actief (stilletjs) --> niet willen drinken
90
veel voorkomende verwekkers
- b- hemolytische streptococ groep B - Escherichia coli - Oa listeria monocytogens
91
vormen GBS
- early onset ( 75%): 0-6 dagen, verticale transmissie, kreunen, apneu, shock, pneumonie, sepsis , 25% kans meningtis - late onset: 7 dagen tot 3 maanden, kan verticaal en horizontaal ( hygiene) en 75% kans op meningitis
92
verhoogde kans infectie bij
- Dreigende vroeggeboorte ( < 37 weken) - Prom > 24 uur ( lang gebroken vliezen) - GBS- kolonisatie in een voorgaande zwangerschap - Sepsis moeder - Eerder kind met earlu onset sepsis met onbekende verwekker - zware maternale kolonisatie
93
profylaxe GBS
lijkt alleen bij early onset te werken
94
waar zitten verschillen bij kind en volwassen
- anatomisch - fysiologisch - ontwikkeling groei
95
verandering cardiovasculair systeem omdat je je longen gaat gebruiken
- Sluiten ducus arteriosus - Sluiten ducus venosus - Dicht foramen ovale
96
grote verschillen kind
- Meest essentiele verschillen in respiratoire en ciculatoire systeem - Respiratoir systeem heeft ongunstige anatomie - Spierfunctie cardiaal, RR, frequentie - Hoog metabolisme
97
luchtweg veranderingen
- Opvallend dat het hele kleine luchtwegen zijn --> klein gaatje, gierende ademhaling: diameten bij neonaat 5mm --> hogere weersand - Kinderen hebben neusademhaling, grote tong Snotneus--> goed spoelen - Ademhalingspieren moeilijker: hoofd zwaar en kracht nog niet in thorax: head bibbebn - Bronchus wand structur: meer kraakbeen/ soft tissue, premature cilia, minder glad spierweefsel --> incidentie occlusie/ collaps hoger --> minder sputum mobilisatie - Lucht/ weefsel opp: minder/ onrijpe alveoli --> minder uitwissle opp en risico op atelectase - Ribben hebben meer kraakbeen en staan meer horizontaal
98
genetisch invloed op kind
- congenitale afwijkingen - syndromen - familliar/ de novo
99
biologische invloed kind
- prematuriteit - geboorte trauma - infecties - chronsiche ziekte - homronale afwijkingen
100
omgeving invloed op kind
in utero: - maternale ziekten: DM, hypertensie en infectie - intoxicaties: roken, medicatie en drugs voeding sociaal milieu: - gezin/ familie: ses, hechting, emotionele deprivatie - overig: oppas, kinderdagverblijf, school en sociale contacten
101
comminicatie kind is anders:
- Anamnese gericht op gorei en ontwikkeling - Anamnese beinvloedende factoren - Sterk leeftijdsafhankelijk: inieke eisen per leeftijdscategorie - Familie/ ouders - Non verbale communicatie - Lichamelijk onderzoek
102
103
mens moedermelk in verglijking met andere dieren
- weinig eiwit - we denken: veel suiker: lactose
104
redenen stoppen moedermelk
begin vooral onzeker over voldoende voeding en pijn en vanaf maand 3: niet goed te combineren met werk
105
waarom in NL minder melk
- koemelk land - Sterke melkindustrie: reclame - Kort bevalverlof - Lacatiekundige begeleiding: minder omas die helpen, heel indivindualistisch
106
voordelen moedermelk
- Minder maagdarminfecties -50% - Minder middenoorontsteking -50% - Minder luchtweginfecties - 33% - Overgewicht en diabetes op latere leeftijd - Betere hersenontwikkeling en visueel - Eczeem (atopische dermatitis) - Psychische toestand moeder: preventief voor postnatale depressie en psychose
107
IgA
specifiek tegen verwekkers waar moeder mee in aanraking komt en dat is zelfde omgeving als het kind
108
wat zit er in moedermelk
- aspecifieke afweer - specifieke afweer - probiotica - prebiotica - cytokines chemokines en receptoren - anti- inflammatoire facren, antioxidanten, lactoferine - bindingseiwitten - enzymen
109
probiotica
levende bacterien die een gunstig effect hebben op je microbioom
110
lactoferinne
tegen bacterien
111
waarom is microbioom cruciaal
- Gunstiger profiel - Probiotica - Meer divers - Levenslang efect - Meer bifidogene bacterien en lactobacilles --> ook een rol in vertering en hersenfunctie
112
minder cardiovaculaire risicofactoren door moedermelk:
- Obesitas - Bd - Retinavaten - Insuline ongevoeligheid, glucose en DM2 - Lipen profiel - Cartis intima media dikte
113
hoe heeft hersenfunctie dodiseffect
Door essentiele vetzuren at bouwstof is voor hersenweefsel en retina --> lange keten LC- PUFA's
114
effecten borstvoeding prematuren
- Minder infecties - Snellere volledig enterale voeding - Necrotiserende enterocolitis 6-10x verminderd - Minder heropnames na ontslag - Betere hersenontwikkeling
115
compositie moedermelk
- varieert met behoefte kind - Alle macro en micronucrienten die een baby nodig heeft: micro: vitaminen, mineralen, zouten en tres elementen - Immunologische componenten - Groeifactoren, hormonen - enzymen
116
colostrum
eerste melk - Veel eiwit - Extreem rijk aan immunoglobulines ea immunologische stoffen als lactoferrine
117
vit suppletie
Vit k en D suppleren bij borstvoeding en d ook bij flesvoeding Vit k bij 1e 3 maanden en D tot min 4 jaar
118
prematur suppletie
extra eiwit, calcium en fosfaat aaangevuld owrden voor groei en preventie rachitus
119
lactatie fysiologie
- Prolactine: zorgt voor productie dat je melk gaat maken, kan ook medicamenteus gestimuleerd worden, komt vrij door tepel prkkeling, voorkwab - Oxytocine: toeschiereflex bij xien/ horen/ voelen kind, zorgt ook psychisch voor binding, achterkwab --> is met neusspray te geven
120
maternale complicaties
- Tepelkloven - Verstopping - Mastitis/ abcedering --> vaak door de techniek --> op te lossen door ontlast: dus doorgaan met geven
121
stille ondervoeding aan borst
- Visueze cirkel: niet krachtig genoeg om te drinken - Advies kolven en bijvoeden - En lacatiekundig begleidng geven
122
contraindicaties borstvoeding
- Borstlesies: TBC, varicella, HSV - HIV met viral load, maar niet in land met slecht drinkwater - Medicatie dat kind niet goed kan klaren: psychofarmaca als lithium en antidepressiva - Overmatig alcohol - Harddrugs en hoge dosis methadon - chemotherapeutica
123
6 weken zwanger bloedverlies oorzaken
- Fysiologisch - Dreigende Miskraam - Minder waarschijnlijk: mola en EUG
124
aanwijzingen eug
- Vaginaal bloedverlies - Hevigere en/of andere buikpijn dan menstruatie - risicoactorenL tuba chirurgie, ertiliteitsbehandeling, PID en eerdere EUG - Zangerschap bij spiraal/ na sterilisatie - Bij LO: palpatie buik, peritoneale prikkeling, slingerpijn bij VT - Positieve zwangerschapstest - Ccave: bedreigde situatie
125
mola zwangerschap
- Tumoreuze groei van placenta (na bevruchting en overleiden eicel) - Komt weinig voor - Te zien op echo - Symptomen vaak later in zangerschapL vaginaal bloedverlies en hypermesis gravidarum
126
bloedverlies in 3e trimester oozaken
- dreigende vroeggeboorte - Plaventa preavia - Abruptio (solutio) placentae
127
hypermeisis gravidarum
- Dreigende dehydratie - Gewichtsverlies - Onvoldoende verbetering klachten ondanks behandeling met anti emetica --> verwijzing gynaecoloog
128
geven bij hypermeisis zonder dehydratie/ gewichtsverlies
- Meclozine: 1e keus - metoclopramide
129
symptomen pre- eclamspie/ HELLP
- Pijn in bovenbuik/ tussen de schouderbladen met misselijk en braken - Hoofdpijn, erger worden - Visus klachten - Misselijk/ braken - Ziek of griepachtig gevoel ( zonder koorts) - Vocht in gezicht, handen en voeten
130
mastitis
- Lokale pijnlijke ontsteking - Komt door stase van melk in melkgangen wat koorts kan geven - Infectie vaker bij tepelekloven o acuut begin beleid: - Stase tegen gaan frequent voeden - Warmte compressen - Pijnstillen - Antibiotica bij : algemeen ziek, koorts en tepelkloven of geen verbetering bij afwachtend beleid --> advies: fluclaxcilline
131
3 b's
- Borsten - Benen - Buik