week 9 Flashcards

(36 cards)

1
Q

wat zijn pack-years?

A

het aantal pakjes sigaretten per dag * het aantal jaren dat er gerookt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe groot is de slagingskans van stoppen met roken op verschillende manieren?

A
  • spontaan –> 7,3%
  • advies van dokter –> 10,2%
  • nicotinemiddelen –> 7-14%
  • medicatie –> tot 33%, mits in combinatie met counseling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn symptomen van de long voor longtumoren?

A

luchtweg:
- hoesten
- sputum
- infecties
- hemoptoë
- dyspnoe

pleuravocht:
- dyspnoe
- hoesten
- pijn

pleura/thoraxwand ingroei: pijn

ingroei n. recurrens: heesheid

oesophaguscompressie: passagestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke syndromen kunnen we onderscheiden die te maken hebben met longkanker?

A

geheel van klachten en bevindingen:
- vena cava superior syndroom
- SIADH syndroom

benoemd naar arts die eerste beschrijving gaf:
- hornersyndroom
- pancoast syndroom
- bambergersyndroom
- cushingsyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is vena cava superior syndroom?

A

compressie door een tumor/lymfeklieren of trombose, met invasie/infiltratie van de vaatwand. hierdoor ontstaan tumortrombi.

dit kan leiden tot oedeem onder de ogen, uitgezette venen en collateralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is hornersyndroom?

A

verre ingroei van de tumor in de sympatische streng. hierdoor last van miosis, ptosis ooglid, anhydrosis en enoftalmie aan aangedane kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is pancoastsyndroom?

A

sulcus superior tumor, waardoor er pijn is uitstralend naar schouder en bovenarm. ingroei van plexus brachialis. tumor wordt vaak gemist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke stappen worden er gevolgd na een verdenking op longkanker?

A
  • weefsel diagnostiek: kleincellig/niet kleincellig/andere diagnose
  • stadiëring: beginnen met pathologisch bewijs voor hoogste stadiëring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat moet er uitgevraagd worden bij de anamnese bij longkanker?

A
  • vermoeidheid
  • klachten door de tumor
  • voorkomende metastasen
  • WHO-PS: bedledigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe ziet de WHO-PS eruit?

A
  • WHO-0 = niks aan de hand
  • WHO-1 = wel op bed < 50% van de tijd
  • WHO-2 = ≥ 50% van de tijd op bed
  • WHO-3 = ≥50% van de tijd op bed, hulp nodig
  • WHO-4 = bedledig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat moet er onderzocht worden bij lichamelijk onderzoek bij een verdenking op longkanker?

A
  • gewichtsverlies
  • lymfadenopathie
  • heesheid
  • VCSS
  • hepatomegalie
  • weke delen zwelling
  • kloppijn wervelkolom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke afwijkingen in het bloedonderzoek kunnen een teken zijn voor longkanker?

A

geen accurate biomarkers, alleen voor metastasen:
- hypercalciëmie
- verhoogde leverwaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is er te zien op een CT bij een longcarcinoom?

A
  • nodules: solide/niet-solide
  • massa
  • atelectase
  • pleuravocht
  • infiltraat
  • lymfeklieren
  • centraal/perifeer/medinastium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarvoor wordt een PET-scan gebruikt bij longkanker?

A

als er gedacht wordt dat een patiënt curatief behandeld kan worden –> vinden onverwachte M1 bevindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke verschillende methoden kunnen gebruikt worden om het thoraxweefsel te diagnosticeren?

A
  • sputum cytologie
  • bronchusaspiraat
  • bronchiale brushing
  • transbronchiale punctie
  • bronchiaal biopt
  • transthoracale punctie
  • transoesophageale punctie
  • VATS
  • thoractomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is er te onderzoeken met EUS?

A
  • linkszijdige deel bovenste deel mediastinum
  • subcarinale klier
  • onderste deel mediastinum
  • linker (en rechter) bijnier
17
Q

wat is er te onderzoeken met EBUS?

A
  • bovenste deel mediastinum
  • subcarinale klier
  • hilaire klieren
18
Q

hoe wordt een N-stagering aan een longcarcinoom gegeven?

A

N1 –> intrapulmonaal
N2 –> tussen de longen
N3 –> boven de longen (subclavia, hals etc)

19
Q

welke vorm van behandeling wordt er gegeven voor stadium 1 longcarcinoom?

20
Q

welke vorm van behandeling wordt er gegeven voor stadium 2 longcarcinoom?

A

operatie, evt met (neo)adjuvante chemo-immunotherapie of doelgerichte therapie

21
Q

welke vorm van behandeling wordt er gegeven voor stadium 3 longcarcinoom?

A

operatie, evt met (neo)adjuvante chemo-immunotherapie/doelgerichte therapie

chemo-radiotherapie + immunotherapie

22
Q

welke vorm van behandeling wordt er gegeven voor stadium 4 longcarcinoom?

A

chemotherapie en/of immunotherapie of doelgerichte behandeling

23
Q

welke verschillende stappen helpen tot het komen op een behandeling?

A
  • is de ziekte curabel? –> stadiërig
  • is de patiënt operabel? –> functieonderzoek, cardiologisch onderzoek, voedingstoestand, performance status
  • is de tumor resectabel? –> beeldvorming (soms pas op OK)
24
Q

welke verschillende principes heeft een oncologische longresectie?

A
  • anatomische resectie
  • vrije sneevlakken
  • lymfklierdissectie
25
waarom is de prognose voor longkanker zo slecht?
30-40% recidief, door micrometastasen die niet op te sporen zijn d.m.v. de huidige stageringsmethoden combinatie chirurgie met chemo zorgt voor betere prognose
26
welke zorg moet er rondom de operatie gegeven worden?
preoperatief: - uitgebreide voorlichting - preassesment met anaesthesioloog - voeding - spirometrie instructie - stoppen met roken chest fysiotherapie: * al preoperatiefe beginnen * vermindert aantal pulmonale complicaties * opgeven van sputum * mobiliseren 3-4x daags - voorkomen aspiratie
27
wat is het werkingsmechanisme van immunotherapie bij longkanker?
aangrijpen op PD1-PD-L1 verbinding tussen T-cel en tumorcel. een geactiveerde T-cel zou normaliter gelijk een "uitknop" activeren om geen doorgeschoten immuunreactie te veroorzaken, hier maakt de tumor gebruik van. immunotherapie zorgt ervoor dat deze uitknop niet aangezet wordt
28
hoe wordt kleincellig longcarcinoom behandeld?
stadium 1-2: operatie gevolgd door chemo stadium 3: chemo-radiotherapie stadium 4: chemotherapie
29
hoe wordt longkanker geclassificeerd?
- klinisch/radiologisch onderzoek - weefselonderzoek - moleculaire pathologie
30
welke niet-kleincellige longtumoren onderscheiden we?
- plaveiselcelcarcinoom - adenocarcinoom - grootcellig carcinoom
31
wat zijn de kenmerken van plaveiselcelcarcinoom?
- 40-45% van NSCLC - centraal gelegen met relatie met bronchustakken - vaak necrotisch - verhoorning - desmosomen - precursor-afwijkingen: respiratoir epitheel --> squameus metaplasie -- dysplasie --> carcinoma in situ
32
wat zijn de kenmerken van adenocarcinoom?
- 40% van NSCLC - perifeer gelegen - vaker bij vrouwen - jongere leeftijd - driver mutaties (EGFR/KRAS) - slijm- en buisvorming - TTF-1 meestal positief bij immunohistochemie - precursor-afwijkingen: atypische adenomateuze hyperplasie --> adenocarcinoma in situ
33
wat zijn de kenmerken van grootcellig carcinoom?
- 10% van NSCLC - overal in de long - door roken - vaak enige plaveiselcellige- of adeno- differentiatie detecteerbaar - subtype: grootcellig neuroendocrien carcinoom
34
hoe ziet de moleculaire analyse van longtumor weefsel er uit?
stap 1: DNA NGS: analyse van genen stap 2: (als geen mutaties gevonden zijn bij stap 1) translocatie en amplificatie onderzoek bij te weinig weefsel wordt er gekeken naar FISH en IHC
35
welke 2 transductieroutes spelen een rol in tumorvorming door een EGFR mutatie?
RAS --> RAF --> MEK --> ERK PIJK --> AKT --> mTOR route
36
wat zijn de risicofactoren voor longkanker?
- roken - beroepsmatige blootstelling aan stoffen - binnenmilieu - genmutaties - erfelijke eigenschappen