werkwoorden 2 Flashcards
(21 cards)
binnengaan
entrer
feesten
fêter
spelen
jouer
logeren
loger
eten
manger
zwemmeen
nager
schoonmaken
nettoyer
organiser
organiseren
parler
spreken
passer
passeren
denken
penser
porter
dragen
présenter
voorstellen
genieten van
profiter de
vertellen
raconter
kijken naar
rencontrer
repareren
réparer
blijven
rester
téléphoner à
telefoneren naar
vallen
tomber
werken
travailler