werkwoordenlijst ned - fra deel 2 Flashcards
(41 cards)
1
Q
eindigen
A
Finir
2
Q
Vervullen, totstandbrengen
A
Accomplir
3
Q
verzwakken
A
Affaiblir
4
Q
handelen
A
agir
5
Q
gaan over
A
S’agir de
6
Q
Toejuichen, applaus geven
A
Applaudir
7
Q
Verwittigen
A
Avertir
8
Q
Bouwen
A
Bâtir
9
Q
kiezen
A
Choisir (qqch)
10
Q
Bepalen, definiëren
A
Définir
11
Q
(zich) vestigen, opmaken
A
(s’) établir
12
Q
Groeien
A
Grandir
13
Q
Verzwaren
A
Grossir
14
Q
Investeren
A
Investir
15
Q
Vermageren
A
Maigrir
16
Q
Vermageren
A
Maigrir
17
Q
Bleek worden
A
Pâlir
18
Q
Straffen
A
Punir
19
Q
Verjongen
A
Rajeunir
20
Q
Nadenken
A
Réfléchir
21
Q
afkoelen
A
Refroidir
22
Q
(in)vullen
A
Remplir
23
Q
Slagen, lukken
A
Réussir
24
Q
Braden
A
Rôtir
25
Rood worden, blozen
Rougir
26
Vuil maken
Salir
27
verouderen
Vieillir
28
Vertrekken, (opnieuw vertrekken)
(re)partir
29
Slapen
Dormir
30
Liegen
Mentir
31
Berouw hebben (over)
Se repentir (de)
32
Berouw hebben (over)
Se repentir (de)
33
(be)dienen
Servir
34
Ruiken, voelen (zich voelen)
(se) sentir
35
Zich bedienen, (gebruik maken van)
Se servir (de)
36
Buitengaan, uitgaan, (opnieuw naar buiten gaan)
(res)sortir
37
Openen
Ouvrir
38
Ontdekken
Découvrir
39
Lijden, afzien
Souffrir
40
Dekken, bedekken
Couvrir
41
Geven, aanbieden, schenken
Offrir