wiskunde Flashcards

(34 cards)

1
Q

priemgetal

A

een priemgetal is een natuurlijk getal dat juist 2 delers heeft, namelijk 1 en zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe los je ggd op

A

met een T

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de delers van 18

A

{1,2,3,6,9,18}

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kgv van 9

A

9N={0,9,18,27,36,45,54,…..}

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het optellen is commutatief in Q

A

a+b=b+a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het optellen is associatief in Q

A

(a+b)+c=a+(b+c)=a+b+c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het vermenig vuldigen is commatief in Q

A

a.b=b.a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het vermenigvuldige is associatief in Q

A

(a.b).c=a.(b.c)=a.b.c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het vermenigvuldige is distributief t.o.v. het optellen in Q

A

a.(b+c)=a.b+a.c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

0 is het neutraal getal voor het optellen in Q

A

a+0=a=0+a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

1 is het neutraal getal voor het vermenigvuldigen in Q

A

a.1=a=1.a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

0 is het opslorpend getal voor het vermenigvuldigen in Q

A

a.0=0=0.a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De som van twee tegengestelde rationale getallen is gelijk aan 0

A

a+(-a)=0=-a+a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het product van elk van 0 en zijn omgekeerde is gelijk aan 1

A

a.1/a=1=1/a.a

(breuk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een driehoek

A

een driehoek is een vlakke figuur die bestaat uit drie lijnstukken en drie hoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een gelijkbenige driehoek

A

een gelijkbenige driehoek is een driehoek met minstens twee even lange zijden

17
Q

een gelijkzijdige driehoek

A

is een driehoek met 3 even lange zijden

18
Q

een ongelijkzijdige driehoek

A

is een driehoek waarvan de drie zijden een verschillende lengte hebben

19
Q

een scherphoekige driehoek

A

is een driehoek met drie scherpe hoeken

20
Q

een rechthoekige driehoek

A

is een driehoek met een rechte hoek

21
Q

een stomphoekige driehoek

A

is een driehoek met een stompe hoek

22
Q

wat is een andere naam voor een schuine zijde

A

een hypotenusa

23
Q

wat is een andere naam voor openstaande zijden

24
Q

een zwaartelijn van een driehoek is

A

een rechte door het hoekpunt en door het midden van een overstaande zijde

25
een hoogtelijn in een driehoek is
een rechte door een hoekpunt en staat loodrecht op de overstaande zijde
26
een middelloodlijn in een driehoek is
een rechte door het midden van zijde en loodrecht op de zijde
27
wat is een andere naam voor een deelijn
een bissectrice
28
een deellijn in een driehoek is
een rechte die de hoek in 2 gelijke hoeken verdeelt
29
wat is belangrijk voor de wiskunde taal van meetkunde
merktekens
30
omtrek driehoek
p=Z1+Z2+Z3
31
oppervlakte driehoek
A= b.h:2
32
omtrek cirkel
p=2.pie.r
33
oppervlakte cirkel
A=pie.r.r
34
de lijnen van een cirkel
koorde diameter straal middelpuntshoek middellijn