Woonomgeving Flashcards
(40 cards)
1
Q
voorzieningen
A
facilities, amenities
2
Q
de omgeving
A
the surroundings
3
Q
de wijk
A
the district
4
Q
alleenstaanden
A
people that live alone
5
Q
bewoners
A
residents
6
Q
de gracht
A
canal
in a city
7
Q
de kanaal
A
canal
like Suez or Panama canals
8
Q
het koppel/het stel
A
the couple
9
Q
de ruzie
A
argument
10
Q
smokkelen
A
to smuggle
11
Q
verkeer
A
traffic
12
Q
de stoep/de trottoir
A
pavement
13
Q
klagen
A
to complain
14
Q
klacht
A
complaint
15
Q
problemen rapporteren
A
to report an issue
16
Q
vuilniszak
A
garbage bag
17
Q
I threw the garbage (bag) in the bin
A
Ik heb de vuilniszak in de container gedaan
18
Q
afvalcontainers
A
garbage bins
19
Q
fout parkeren
A
parking in the wrong spot
20
Q
verkeersborden
A
road signals
21
Q
grofvuil
A
ingombranti
22
Q
afval op straat zetten
A
to put the garbage out on the street
23
Q
afval staan/liggen op de stoep
A
the garbage is/lies on the pavement
24
Q
zijn bezig met
A
to be busy with
25
het etentje
a dinner
26
het uiterlijk
the outward appearence
27
uiterlijk
no later than
28
rijbewijs
driving licence
29
hebben last van
to have a problem with
30
Mag ik u om informatie vragen?
Can I ask for information
31
gebouw
building
32
voorrang
right of way
33
Ik ben het ermee eens
I agree
34
Ik ben het er niet mee eens
I don't agree
35
Het hangt ervanaf/Het ligt ervaan
It depends on
36
Je hebt gelijk
| Daar heb je gelijk in
You are right
| You are right about that
37
onzin
nonsense
38
belastingen
taxes
39
de oorzaak
the cause
40
het gevolg
the consequence
