Woorden H3 Flashcards

(66 cards)

1
Q

Regelrecht

A

Direct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stoelen op

A

Gebaseerd op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Degelijk

A

Stevig/goede qualiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voortgezet

A

Doorgaan, volgend op wat al heeft plaatsgevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voortzetten

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De toelatingseis

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Excelleren

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Doorstrommen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschikken over

A

Hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Promoveren op

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De repercusie

A

De gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verdedigend

A

Defensief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het bezwaar

A

Niet akkoord zijn over iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Doubleren

A

Herhalen (voor school)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hardnekkig

A

Persistent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Alledaags

A

Simpel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Aanschaffen

A

Kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tal van

A

Veel, een groot aantal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verwerkend

A

Processing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Verwerken

A

Process

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De beheersing

A

Iets masteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Beheersen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Insluipen

A

Sneak in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bevredigend

A

Satisfying

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Toereikend
Bevredigend, genoegzaam, voldoende, volstaand
26
Zich aanklampen aan
Vasthouden aan
27
Afnemen
Iets regelmatig kopen
28
De verbintenis
Band, contract
29
De omslag
Turning point, omkeer
30
Hanteren
Behandelen, gebruiken, in de hand nemen
31
Zich onderscheiden van/door
Differentiate, distinguish
32
Het onderscheid
33
Aanpalend
Aangrenzend
34
Nauw
Dichtbij
35
De duurzaamheid
36
Duurzaam
37
Goeddunken
Iets goed vinden
38
Bij(be)horend
Corresponding (mensen)
39
Behoren tot
Corresponding (dieren en dingen)
40
Oppotten
Hoard (negatief)
41
Opdrijven
Zorgen dat iets stijgt
42
Bestendig
Constant
43
Bestendig 2
Koud, warm , resistant
44
Gestaag
Gradually, constantly
45
Verdringen
Push away (fysiek)
46
De overdracht
47
Vergen
Veel tijd en aandacht vragen (require) Eisen, kosten, vereisen, verlangen
48
Aanvinken tegen
Uitstellen
49
Uitvallen
Loslaten, niet meer meedoen
50
Ontsluiten
Openen, toegankelijk maken
51
Ontmantelen
Take apart (voor dingen, niet mensen) Het uit elkaar halen of verwijderen van belangrijke onderdelen
52
Zich vergewissen van
Ervoor zorgen dat je ergens zeker van bent
53
Omvangrijk
Groot, large, extensive (formeel)
54
Besparen
55
Besparing
56
Zich lenen voor
Geschikt zijn voor, (van personen) meewerken aan
57
Verstelbaar
Adjustable
58
Verstellen
Adjust
59
De uitkomst
Uiteindelijke resultaat, antwoord
60
Instellen
Set up
61
Bevestigen
Confirm
62
Scherp
Sharp, attentie
63
De keuzevrijheid
Zelf keizen
64
De afweging
Consideration
65
Afwisselend
Flexibel, gevarieerd (altijd positief)
66
Wisselend
Variëren (neutraal)