Woordenlijst § 4 Schooltaal

Question 1

Activern

Answer 1

Aansporen tot handelen

Question 2

Afzoderlijk

Answer 2

Apart van elkaar

Question 3

Algemeen

Answer 3

Veel overkomend

Question 4

De alinea

Answer 4

Aantal zinnen in een tekst die over het zelf ding gaan

Question 5

Bearargumentern

Answer 5

Aangeven waarom om je iets vind

Question 6

Beschikbaar

Answer 6

Aanwezig om te gebruiken als het nodig is

Question 7

Met beterkking tot

Answer 7

Over

Question 8

Betrouwbaar

Answer 8

Iets of iemand die je kunt vertrouwen

Question 9

Bewijzen

Answer 9

Aantonen dat iets juist of onjuist is

Question 10

Bezwaar hebben

Answer 10

Er iets tegen hebben

Question 11

Blijken

Answer 11

Duidelijk worden

Question 12

Concreet

Answer 12

Verijzend naar iets wat je kunt aanwijzen of vastpakken

Question 13

De context

Answer 13

de omgeveing van een wordlf zin

Question 14

Het doel

Answer 14

Iets wat je probeert te bereken

Question 15

Evalueren

Answer 15

Beooedelen

Question 16

Geregeld

Answer 16

Vaak

Question 17

Het hoofdstuk

Answer 17

Deel van een boek

Question 18

Immers

Answer 18

Namelijk

Question 19

De kanttekenning

Answer 19

kritiche opmerking

Question 20

Het middel

Answer 20

Iets wat je kunt gebruiken om een doel the bereiken

Question 21

Noteren

Answer 21

Opschrijven

Question 22

Do ontkenning

Answer 22

Woord en waarmee je zegt dat iets niet zo is

Question 23

De paragraaf

Answer 23

Onderdeel van een hoofdstuk

Question 24

Raadplegen

Answer 24

Advies vragen

Question 25

Selecteren

Answer 25

Kiezen

Question 26

Toelicht

Answer 26

Uitleggen

Question 27

Uitgebreid

Answer 27

Groot

Question 28

Het vocabulaiee

Answer 28

De woordenschat

Question 29

Zich concentreren

Answer 29

De aandacht op één punt richten

Question 30

Door de bomen heen het bos niet meer zien

Answer 30

Te veel op bijzonderheden letten waardoor je het grote geheel niet meer ziet

Question 31

Van de hoed en de rand weten

Answer 31

Goed op the hoogte zijn

Question 32

Bij de les blijven

Answer 32

Goed opletten

Question 33

Hij heeft zijn lesje wel geleerd

Answer 33

Die fout maakt hij niet nog een keer

Question 34

Iemand the les lezen

Answer 34

Iemam destraffend toespreken

Question 35

Uit the school klappen

Answer 35

Iets vertellen wat je eigenlik geheim moet houden