Woordenlijst Thema 7 - Ontwikkeling Flashcards

(70 cards)

1
Q

aanvullen

  • vulde aan
  • hebben aangevuld
A

zorgen dat er weer genoeg van is
補充する
synoniem: bijvullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ethisch

A

als iets verband houdt met normen over wat goed en slecht is
倫理的

antoniem: onethisch
synoniemen: zedelijk, moreel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de fabrikant

A

eigenaar van een fabriek
工場長

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

interpreteren

  • interpreteerde
  • hebben geïnterpreteerd
A

een eigen uitleg geven aan (iets)
解釈する
‘Ik interpreteerde zijn woorden als een weigering.’ (彼の言葉は拒否だと解釈した。)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

op de markt komen (met)

A

gaan verkopen
〜で市場に参入する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

op den duur

A

na enige tijd
しばらくしてから

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

op het gebied van

A

〜の分野で
‘een naslagwerk op het gebied van archeologie.’(考古学の分野における参考文献)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

racen

  • racete
  • hebben geracet
A

1) deelnemen aan een snelheidswedstrijd
レースする

2) heel snel iets doen
競争する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de rit

A

korte reis te paard of met een rijdend vervoermiddel
乗り物で短い旅をする、ライド
synoniem: tocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

van kracht zijn

A

発効する
‘De wet is vanaf volgend jaar van kracht.’ この法律は来年から施行される。

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de waarneming

A

iets wat of keer dat je waarneemt
観察
synoniemen: observatie, perceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wegnemen

  • nam weg
  • hebben weggenomen
A

verwijderen
取り除く
‘een gezwel laten wegnemen.’ 腫瘍を切除する。
‘Mijn twijfels zijn nog niet helemaal weggenomen.’ わたしの疑念はまだ完全には払拭されていない。

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bij wijze van spreken

A

om het zo maar te zeggen
いわば

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het citaat

A

stukje tekst van iemand anders dat je opnieuw opschrijft of voorleest
引用

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de essentie

A

dat waar jet om gaat
本質
‘de essentie van de zaak.’ 事の本質
synoniemen: kern, kwintessens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het moeten hebben van

A

〜に頼る
‘Budget zal het moeten hebben van jongeren.’
予算は若者に頼らざるを得ない。

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoog tijd

A

今こそ、タイムリー

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de jeugd van tegenwoordig

A

最近の若者

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

oordelen

  • oordeelde
  • hebben geoordeeld
A

een mening geven
判断する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

overleveren aan

  • leverde over aan
  • hebben overgeleverd aan
A

(een gevangene) laten meenemen door vertegenwoordigers van het gezag om berecht te worden
(囚人を)引き渡す

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

terugvallen op

  • viel terug op
  • zijn teruggevallen op
A

steun zoeken bij
支援を求める
‘Als het je niet lukt, kun je altijd op mij terugvallen.’ もしうまくいかなかったら、いつでも私に頼ってください。

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

uit zijn

A

?? 要確認

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

volop

A

1) meer dan genoeg
十分すぎる
synoniem: in overvloed

2) in hoge mate
かなりの
synoniemen: helemaal, volkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de wereldburger

A

1) mens
人間

2) iemand die zich overal ter wereld thuis voelt en niet zo gehecht is aan zijn geboortegrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
aanspreken op - sprak aan op - hebben aangesproken op
tegen iemand zeggen dat hij of zij verantwoordelijk is voor (iets) in de hoop op gedragsverandering 責任転嫁?
26
aflopen - liep af - zijn afgelopen
1) eindigen 終わり antoniem: beginnen 2) naar beneden gaan 下降する synoniem: hellen 3) (van een wekker) afgaan 目覚まし時計が鳴る synoniem: ratelen
27
corrupt
die geld aanneemt om iets gunstigs voor je te doen dat niet mag 汚職している人 'een corrupte ambtenaar' 汚職官僚
28
de derde wereld
de arme landen 第三世界 独立を勝ち取った旧植民地などの貧しい国、発展途上国 synoniem: ontwikkelingslanden
29
de grondstof
natuurlijk materiaal dat de basis vormt voor een product 原材料 synoniem: materie
30
het imago
beeld dat mensen hebben van (iets of iemand) 人々が抱くイメージ
31
het incident
vervelende gebeurtenis die plotseling plaatsvindt 事件 synoniem: voorval
32
de kern van waarheid
真実の核心
33
de ontwikkelingshulp
hulp van rijke landen aan arme landen 途上国への支援
34
de opgave
1) vermelding van gegevens 申告 2) iets lastig wat je moet doen 片付けなければならない問題
35
zich permitteren - permitteerde zich - hebben zich gepermitteerd
jezelf toestaan en het het geld voor kunnen betalen ?? 'Zo'n dure auto kan ik me niet permitteren.' そんな高い車は買えないよ。
36
de pers
1) apparaat om sterke druk mee uit te oefenen 圧力をかける機械、プレス機 2)de kranten, radio en televisie en de mensen die daarvoor werken メディア
37
plaatselijk
wat betrekking heeft op een bepaalde plaats 地元、局所 'de plaatselijke supermarkt' 地元のスーパー 'onder plaatselijke verdoving' 局所麻酔 antoniem: overal synoniem: lokaal
38
relatief
beoordeeld ten opzichte van iets anders 相対的 'Oud' is een relatief begrip. 「古い」というのは相対的な言葉です。 synoniem: betrekkelijk
39
de subsidie
Financiële steun van de overheid aan instellingen, bedrijven en personen om hun activiteiten te ontwikkelen 補助金、助成金
40
de tekortkoming
datgene waarin iemand op iets tekortschiet 欠点 synoniemen: gebrek, fout, onvolkomenheid
41
uitvallen - viel uit - zijn uitgevallen
1) (van haar en veren) loslaten van de huid (髪や皮膚が)抜ける/剥がれる 2) niet meer mee kunnen doen of niet meer functioneren 脱落する、機能しなくなる 'Bij de Marathon vallen honderden mensen uit.' マラソンで何百人もの人が脱落する。 'Er is een trein uitgevallen door een storing.' 列車が故障で動かなくなった。 3) je plotseling en onbeheerst uiten (感情の)メルトダウン
42
van belang
利益
43
vergeleken met
〜と比べて
44
voornaam
名詞: 1) familienaam 形容詞: 1) (van iets) belangrijk 'Vermoeidheid is de voornaamste oorzaak van verkeersongevallen.' 交通事故の主な原因は疲労です。 2) (van iemand) afkomstig uit een deftige familie of met een hoge maatschappelijke positie 名家出身の、社会的地位が高い
45
bijbehorend
bij iets anders horend, met iets anders een geheel vormend 関連する、付随する 'vrijstaand huis met bijbehorend schuur' 納屋付き戸建て住宅
46
de dop
1) rond voorwerp om een fles of tube meer af te sluiten (ボトルやチューブの)キャップ、蓋 2) harde schil om een noot of vrucht ナッツや果物の殻
47
erachter zitten
de dader of de reden zijn van 'Wie zit er achter de aanslag?' 攻撃の背後には誰がいるのか?
48
in kaart brengen
(iets) inventariseren en er inzicht in geven 目録を作成し、洞察を提供する 'Het was hun taak om de slachtoffers in kaart te brengen.' 彼らの仕事は被害者を調査することだった。
49
manipuleren - manipuleerde - hebben gemanipuleerd
opzettelijk, maar voor anderen ongemerkt, beïnvloeden (人や物を)意図的に操作する 'De media werd beschuldigd van het manipuleren van de publieke opinie.' メディアは世論を操作したと非難された。
50
de onderzijde
onderkant 底
51
de schadepost
1) post waarop men verlies lijdt 損傷した宅配物 2) onvoorziene onkosten 予期せぬ出費
52
de aansluiting
1) verbinding met een systeem システムとの接続 2) mogelijkheid om op of naar iets anders over te stappen (何かと何かを)結びつける
53
aanvoeren - voerde aan - hebben aangevoerd
1) de leiding hebben over, of bovenaan staan 〜を率いる 'een sportteam aanvoeren' スポーツチームを率いる 2) ergens heen brengen 供給する、運ぶ 3) tegen anderen zeggen 主張する 'argumenten aanvoeren tegen de bouw van een fabriek.' 工場建設に反対する主張を展開する
54
beschikking hebben over
〜を自由に使える、〜を所有している 'Hij heeft beschikking over een groot aantal boeken.' 彼は多くの本を自由に使える。 'Ze hebben beschikking over de nieuwste technologieën.' 彼らは最新の技術を利用できる。
55
het doeleinde
iets dat je probeert te realiseren 目的、目標 'Carrière maken is nooit mijn doeleinde geweest.' キャリアを築くことは決してわたしの目標ではなかった。
56
fors
groot synoniem: flink
57
frequent
als je vak iets doet of als iets vaak voorkomt 頻繁に 'frequente gebruikers van internet' インターネットを頻繁に利用する人 synoniemen: herhaaldelijk, veelvuldig
58
het huishouden
1) groep personen die samenwonen 世帯 synoniemen: gezin, huishouding 2) werk om je huis opgeruimd en schoon te houden 家事
59
de komst
keer dat iets of iemand komt (誰か/なにかが)到来、来る 'wachten op de komst van je gasten' synoniem: verschijning
60
het kwartaal
periode van drie maanden 四半期 'het eerste kwartaal van een jaar'
61
medio
ongeveer in het mideen van (een periode) 中旬 'Medio maart komen we naar Nederland'
62
militair
iemand die deel uitmaakt van een leger 軍人 synoniem: soldaat
63
omvatten - omvatte - hebben omvat
als inhoud hebben 含む 'Aflevering twee omvat de jaren voor de revolutie' エピソード2は革命前の数年間を含んでいる。
64
omzetten - zatte om - hebben omgezet
veranderen 変換する 'bewegingsenergie omzetten in elektriciteit' 運動エネルギーを電力に変換する。
65
toegang krijgen/hebben tot
アクセス可能
66
uitkomen op - kwam uit op - zijn uitgekomen op
1) bekend worden van iets dat geheim had moeten blijven 暴露する 'Dat geheim komt toch een keer uit.' 秘密はいつかバレる。 2) de oplossing vinden 解決する 'Die opgave is te moeilijk voor mij, ik kom er niet uit.' その仕事は難しすぎて理解できない。 3) tot resultaat hebben 'De ruis per trein komt duurder uit dan per vliegtuig.' 電車での旅行は飛行機よりも高い。 4) (van publicaties) verschijnen 出版する 5) zich aftekenen 似合う 'Die ketting komt prachtig uit tegen je zwarte trui.' そのネックレスはあなたの黒いセーターに似合う。
67
vaardig
snel en zonder moeite 器用、熟練 'vaardige vingers' synoniemen: behendig, bedreven
68
het verbruik
het opmaken van iets door het te gebruiken 消費
69
de voorsprong
situatie dat je verder of eerder bent dan iemand anders 先制、リード 'Hij begon aan de laatste ronde met een voorsprong van 100 meter.' 彼は100mリードして最終ラップをスタートした。 anoniem: achterstand
70