Woordenlijsten Thema 2 - Economie Flashcards

1
Q

het assortiment

A

gevarieerde hoeveelheid van producten
アソートメント

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

buitenshuis

A

niet binnen maar buiten het (eigen) huis, in een ander gebouw of woning
屋外

synoniem: binnenshuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

experimenteren

  • experimenteerde
  • heeft geëxperimenteerd
A

proefnemingen doen
実験する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

emanciperen

  • emancipeerde
  • heeft geëmancipeerd
A

zorgen voor gelijke rechten en zelfstandigheid (van mensen)
平等な権利と独立を確保する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoezo

A

1) <je>
Hoezo kansloos?</je>

2) om welke reden
Hoezo gaan we niet met vakantie?

synoniem: waarom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de inkoop

A

het inkopen (van goederen)
(商品の)購入

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

inslaan

  • sloeg in
  • heeft/zijn ingeslagen
A

veel kopen van (iets)
買いだめする

  • zijn ingeslagen
    (een weg) beginnen te volgen
    met kracht in iets doordringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

menig

A

meer dan één, maar niet heel veel
いくつか

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

rondrijden

  • reed rond
  • heeft rondgereden
A

in verschillende richtingen of in een cirkel rond iets rijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het tarief

A

vast bedrag dat je ergens voor betaalt
料金

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de tweeverdieners

A

twee mensen die samenwonen en ieder een eigen inkomen hebben

共働き

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verlagen

  • verlaagde
  • heeft verlaagd
A

lager maken
下げる

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de zuivel

A

melk en producten die van melk zijn gemaakt, zoals boter en yoghurt
乳製品

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

specifiek

A

1) als iets kenmerkend is voor (iets)
特徴、特定の

2) in het bijzonder
特に

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het denkbeeld

A

idee, mening
アイディア、意見

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de drang

A

sterke behoefte
衝動

synoniem: aandrang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

erbij horen

A

所属する、付属する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de ernst

A

besef hoe belangrijk of onvermijdelijk iets is
重大さ、真剣さ

in alle ernst (zonder grapjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het exemplaar

A

één van een aantal gelijksoortige dingen
コピー

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe dan ook

A

in ieder geval
いずれにしても

synoniemen: sowieso, überhaupt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

zich in de schulden steken

A

Ik steek me in de schulden
借金を抱える

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

lanceren

  • lanceerde
  • heeft gelanceerd
A

1) (een raket) de lucht in schieten
(ロケットの)打ち上げ

2) (iets nieuws) aan het publiek bekendmaken
(新しいことを)発表する、ローンチする

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

opnemen

  • name op
  • heeft opgenomen
A

(geld) van je bankrekening halen
お金を引き出す

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

opvoeren

  • voerde op
  • heeft opgevoerd
A

1) (iets) krachtiger of groter maken

2) (een theaterstuk) vertonen
披露する、演奏する

synoniem: uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

de problematiek

A

geheel van problemen en moeilijkheden op een bepaald gebied

(〜を取り巻く)問題

26
Q

verleiden

  • verleidde
  • heeft verleid
A

(iemand) overhalen tot iets wat hij of zij eigenlijk niet wil of mag
誘惑する

27
Q

wijten aan

  • weet
  • heeft geweten
A

in negatieve zin toeschrijven aan
(否定的な意味で)〜に起因する

28
Q

nalaten

  • liet na
  • heeft nagelaten
A

1) niet doen wat je eigenlijk wel zou moeten doen
やるべきことをやっていない
- hij heeft nagelaten zijn fiets op slot te zetten.

2) laten krijgen na je dood
死後に何かを残す
- Haar geld liet za na aan een goed doel.

29
Q

de notaris

A

beroep van iemand die belangrijke zaken opschrijft, zoals een erfenis of de koop van een huis
公証人

30
Q

omstreeks

A

ongeveer op een tijd die wordt genoemd
〜の頃に

synoniem: rond

31
Q

oprapen

  • raapte op
  • heeft opgeraapt
A

oppakken
拾い上げる

32
Q

prijzen

  • prees
  • heeft geprezen
A

bewondering uiten voor (iemand)
称賛する

33
Q

het testament

A

officieel document waarin je opschrijft wat er na je dood met je bezittingen moet gebeuren
遺言書

  • een testament opmaken bij de notaris.
34
Q

aan de hand zijn

A

(何かが)起きている、進行中

35
Q

pakweg

A

ongeveer
だいたい

  • Er kunnen pakweg 1500 mensen in de zaal
36
Q

de portie

A

bepaalde hoeveelheid, vooral als deel van een groter geheel

一定量、部分

37
Q

de glans

A

weerspiegeling van een glad een glimmend oppervlak
光沢、輝き

38
Q

in omloop

A

gebruikt worden
流通している

39
Q

invoeren

  • voerde in
  • heeft ingevoerd
A

1) (goederen uit het buitenland) in je eigen land brengen
輸入する
antoniem: uitvoeren
synoniem: importeren

2) zorgen dat iets gebruikt of toegepast gaat worden
導入する
synoniem: introduceren

3) (gegevens) in je computer zetten
(パソコンで)入力する

40
Q

het mengsel

A

verschillende dingen door elkaar
混合

41
Q

na verloop van tijd

A

als er een periode voorbij is
期間を過ぎた場合

42
Q

toenmalig

A

van die tijd
当時の

43
Q

de veer

A

elk van de pennen met haren die de huid van vogels bedekken

44
Q

de vorst

A

staatshoofd dat opgevolgd wordt door een familielid
(家族が後継者となる)国家元首、王

weer waarbij het vriest

45
Q

het zaadje

A

klein korreltje van een plant waaruit een nieuwe zelfde plant kan groeien
種子

46
Q

de affiniteit (met)

A

natuurlijke interesse
親和性

47
Q

balans opstellen

  • stelde op
  • heeft opgesteld
A

貸借対照表を制作する

48
Q

bijblijven

  • bleef bij
  • is bijgebleven
A

1) zorgen dat je actuele informatie hebt zodat je niet achter raakt op anderen
他の人に遅れを取らないよう最新情報を入手する、ついていく

2) in herinnering blijven
記憶に残る

  • je woorden zijn me altijd bijgebleven
49
Q

boeiend

A

dat de aandacht vasthoudt
面白い、魅力的な

anoniem: saai
synoniem: interessant

50
Q

de branche

A

alle bedrijven in eenzelfde vakgebied samen
業界
synoniem: bedrijfstak

51
Q

de competentie

A

1) het competent zijn
能力

2) de mate waarin een rechter bevoegd is om in een bepaald geschil op te treden
裁判官の権限
synoniem: bevoegdheid

52
Q

doorgronden

  • doorgrondde
  • hebben doorgrond
A

helemaal begrijpen of kennen
完全に理解する

53
Q

duaal

A

tweeledig
デュアル

54
Q

eruit zijn

A

1) tot een oplossing gekomen zijn
解決に至る

  • Het was zwaar onderhandelen, maar we zijn eruit.

2) er weinig of niets meer van weten
ほとんど/まったく知らない

  • Sinds mijn pensioen houd ik mijn vak niet meer bij. Ik ben er nu helemaal uit.
55
Q

het front

A

1) voorkant

2) gebied waar in een oorlog gevochten wordt

56
Q

het groentje

A

ergens nog geen ervaring mee hebben
新人

57
Q

in dienst zijn

A

tewerkgesteld worden
雇用されている

58
Q

specialistisch

A

als of van een specialist

59
Q

van buitenaf

A

vanuit de buitenkant
外側から

60
Q

de variant

A

iets met een andere vorm of andere eigenschappen dan de gewone versie
バリエーション