woordenschat kapiteil 4 Flashcards
(61 cards)
1
Q
de school
A
die Schule
2
Q
de scholen
A
die Schulen
3
Q
de kleuterschool
A
der Kindergarten
4
Q
de basisschool
A
die Grundschule
5
Q
de bso-school
A
die Hauptschule
6
Q
de tso-school
A
die Realschule
7
Q
de aso-school
A
das Gymnasium
8
Q
de school met aso, tso en bso
A
die Gesamtschule
9
Q
de bijles
A
der Förderunterricht
10
Q
de universiteit
A
die Universität
11
Q
de leraar
A
der Lehrer
12
Q
de leraren
A
die Lehrer
13
Q
de lerares
A
die Lehrerin
14
Q
de leraressen
A
die Lehrerinnen
15
Q
de klassenleraar
A
der Klassenlehrer
16
Q
de schooldirecteur
A
der Schulleiter
17
Q
de leerling
A
der Schüler
18
Q
de leerlingen
A
die Schüler
19
Q
de leerlinge
A
die Schülerin
20
Q
leren
A
lernen
21
Q
aanleren aan iemand anders
A
etwas beibringen
22
Q
de presentatie
A
die Leistung
23
Q
de presentaties
A
die Leistungen
24
Q
het cijfer
A
die Note
25
de cijfers
die Noten
26
de test, de overhoring
die Klassenarbeit
27
de schriftelijke test
die Klausur
28
het examen
die Prüfung
29
slagen
die Prüfung bestehen
30
het rapport
das Zeugnis
31
het eindexamen
das Abitur
32
de les
der Unterricht
33
onderwijzen, lesgeven
unterrichten
34
de les
die Stunde
35
de les Duits
die Deutschstunde
36
duren
dauern
37
beginnen
beginnen/anfangen
38
de speelplaats
der Schulhof/Pausenhof
39
de pauze, de onderbreking
die Pause
40
het huiswerk
die Hausaufgabe
41
het woordje
die Vokabel
42
het klasuitstapje
die Klassenfahrt
43
uit het hooft leren
auswendig lernen
44
blokken
pauken
45
de gymzaal
die Turnhalle
46
het vak
das Fach
47
het lievelingsvak
das Lieblingsfach
48
de taal
die Sprache
49
de vreemde taal
die Fremdsprache
50
Duits
Deutsch
51
Engels
Englisch
52
Frans
Französisch
53
Nederlands
Niederländisch
54
Latijn
Latein
55
Grieks
Griechisch
56
wiskunde
Mathe(matik)
57
computerles
Computerunterricht
58
sport, lichamelijke opvoeding
Sport
59
beeldende opvoeding
Kunsterziehung
60
muziek
Musik
61
geschiedenis
Geschichte
