Woordjes Flashcards
(55 cards)
1
Q
Dominant
A
Overheersend
2
Q
(De) evaluatie
A
De nabespreking
3
Q
(De) feedback
A
Het commentaar
4
Q
Globaal
A
In grote lijnen
5
Q
Impulsief
A
Zonder nadenken
6
Q
(Het) instinct
A
Onbewust gedrag of gevoel
7
Q
Intens
A
Hevig, diepgaand
8
Q
Introduceren
A
Voorstellen
9
Q
Motiveren
A
Onderbouwen
10
Q
Oriënternd
A
Eem beeld vormend
11
Q
Primair
A
Het belangrijkste
12
Q
Prominent
A
Vooraanstaand
13
Q
(Het) segment
A
Deel
14
Q
Selecteren
A
Uitkiezen
15
Q
Sporadisch
A
Zelden
16
Q
(De) tegenstelling
A
Het tegenovergestelde
17
Q
Tenzij
A
Mits
18
Q
Present
A
Absent
19
Q
Actief
A
Passief
20
Q
Informeel
A
Formeel
21
Q
Pessimist
A
Optimist
22
Q
Huidige
A
Toenmalige
23
Q
Vrijgevig
A
Gierig
24
Q
Spannend
A
Saai
25
Laat
Vroeg
26
Chagrijnige
Vrolijke
27
Positieve
Negatieve
28
Weinig
Veel
29
Beroemde
Onbekende
30
Brutale
Verlegen
31
Verrassend
Voorspelbaar
32
Aangezien
Omdat
33
Afzonderlijk
Apart
34
Gecombineerd
Samengevoegd
35
Definitie
Omschrijving
36
Ronduit
Zonder meer
37
kwaliteit
mate waarin iets goed of slecht is
38
kwantiteit
hoeveelheid
39
massa
hoeveelheid materie
40
Niets
Blijvend
41
Status
Officiële toestand
42
Typisch
Kenmerkend
43
Vanzelfsprekend
Voor de hand liggend
44
Verband
Samenhang
45
Voorwaarde
Eis
46
Ongekend
Buitengewoon
47
Geconcentreerd
Verdiept in iets
48
Anatomie
Bouw van het lichaam
49
Substantie
Stof of materie
50
Steevast
Altijd
51
Bijgewoond
Erbij zijn
52
Verslinden
Opvreten
53
Medium
Middek om informatie over te brengen
54
Hoogtijdagen
Bloeiperiode
55
Welvarend
Gezond, rijk
