Woordjes H4 H5 Flashcards
(28 cards)
1
Q
Impliciet
A
Niet nadrukkelijk
2
Q
Garantie
A
Verzekering dat iets goed is
3
Q
Praktisch
A
Feitelijk / in de praktijk
4
Q
prestigieus
A
heel belangrijk
5
Q
functioneel
A
Met een doel
6
Q
beschouwen
A
aandachtig bekijken
7
Q
debuut
A
Eerste optreden
8
Q
aanname
A
ergens vanuit gaan
9
Q
indicatie
A
Aanwijzing
10
Q
dit betreft
A
Dit gaat over
11
Q
dosis
A
Hoeveelheid
12
Q
(iemand) isoleren
A
(iemand) afzonderen
13
Q
theoretisch
A
zonder rekening te houden met de werkelijkheid
14
Q
hechten aan
A
Binden aan
15
Q
beweren
A
Zeggen dat iets zo is
16
Q
demonteren
A
Uit elkaar houden
17
Q
evenaren
A
Net zo goed zijn
18
Q
retourneren
A
Terug sturen
19
Q
vertonen
A
Laten zien
20
Q
concurrent
A
Tegenstander
21
Q
Etmaal
A
Periode van 24 uur
22
Q
Exact
A
Precies
23
Q
hygiëne
A
maatregelen om ervoor te zorgen dat iets schoon en gezond blijft
24
Q
Koers
A
Richting
25
Nagenoeg
Zo goed als
26
Relatief
In verhouding
27
Star
stijf, weinig beweging in te krijgen
28
summier
Kort en bondig