Woordjes Flashcards

(102 cards)

1
Q

Met veel bezittingen

A

Vermogend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Snel

A

Spoedig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zo vol van iets dat je er veel last van ondervindt

A

Verteerd zijn door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zonder thuis(land)

A

Ontheemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Schijnbare tegenstrijdigheid

A

Paradox

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Heel erg

A

Hyper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Complete verandering

A

De metamorfose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Overladen

A

Overstelpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Heeft betrekking op een streek

A

Regionaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat een volk betreft, volkenkundig

A

Etnisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Van de oorspronkelijke bewoners afkomstig

A

Autochtoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Heeft betrekking op schoonheid

A

Esthetisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren (uitdrukking)

A

Een Babylonische spraakverwarring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Je eerste taal, de taal die je zonder formeel taalonderwijs als kind beleerde

A

De moedertaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Opnemen in een groter geheel

A

Intergreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het team dat de manier van werken bepaalt

A

De strategische cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verbinden, in verband brengen met

A

Associëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Mogelijk

A

Potentieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voorstel

A

De propositie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ingaan tegen iets/ iemand

A

Revolteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De vaktaal

A

Het jargon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Uitvoer, wat je er uit haalt

A

De output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Pronken, met trots/ eervol vertonen

A

Prijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Willekeurig

A

Arbitrair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Ouderwets
Archaïsch
26
Sollicitatie voor acteurs
De auditie
27
Een “hoofdstuk” van een toneelstuk
Het bedrijf
28
Terechtwijzen, streng aanspreken
Berispen
29
Bekwaamheid
Capaciteit
30
Aaneengesloten rij
De colonne
31
Verbinding
De connectie
32
De zijkant van het toneeldecor
De coulisse
33
Balk van het dak
Het dakspant
34
Essentieel, belangrijk (uitdrukking)
De kurk waarop iets drijft
35
Het middelpunt van een organisatie (uitdrukking)
De spin in het web zijn
36
Iemand die voor het eerst optreed
Debutant
37
Een lagere rang of plaats krijgen
De degradatie
38
Doeltreffend
Effectief
39
Uitsluitend
Exclusief
40
Vakkundigheid
De expertise
41
Iemand met een grote voorliefde voor iets of iemand
De fanaat
42
Cilindervorming hoofddeksel met kwastje, wordt in Griekenland en Turkije veel gedragen
De fez
43
Meegaand, zich aanpassend
Flexibel
44
Een ruimte in een schouwburg waar je iets kunt drinken en eten
De foyer
45
Vermaard, positief bekend
Gerenommeerd
46
Plant
Het gewas
47
Vliegend insect, vervelende kwelgeest
De horzel
48
Invloed, gevolg
De impact
49
Een opvoering die spontaan bedacht en opgevoerd wordt
De improvisatie
50
In haar navolging, mannen die haar volgden (uitdrukking)
In het kielzog van
51
Vanuit volle overtuiging (uitdrukking)
In hart en nieren
52
Ergens tijd of geld insteken
Investeren
53
Lang, loshangend gewaad voor jongens en mannen
De kiel
54
Afdak tegen zon of regen
De luifel
55
Een ochtend- of middagvoorstelling
De matinee (voorstelling)
56
Zonder thuis(land)
Ontheemd
57
Uit evenwicht brengen, doen omvallen
Ontwrichten
58
Een feestelijke optocht
De parade
59
Een officieel document dat bepaalt of jij alleen geld mag verdienen aan iets, omdat jij het bedacht hebt
Het patent
60
Voortdurend, altijd blijvend
Permanent
61
Benauwend, drukkend, beklemmend
Prangend
62
De eerste publieke opvoering van een stuk of film
Première
63
Een wederopvoering van een vroeger gespeeld stuk
Reprise
64
Wedijver, competitiedrang
De rivaliteit
65
Een keuze maken uit een ruimer aanbod
Selecteren
66
Kort en grappig toneelstuk of filmpje
De sketch
67
Iemand die de acteurs tekst in fluisterd
De souffleur
68
Zonder resultaat
Tevergeefs
69
Van generatie of generatie doorgeven
Traditioneel
70
Iemand die invalt wnr de hoofdacteur belet is
Understudy
71
Iemand die in naam van een persoon of bedrijf met de buitenwereld communiceert
Woordvoerder
72
Van elders afkomstig
De allochtoon
73
Iemand die zijn zin wil doordrijven en de baas wil spelen
Autoritair
74
Jonge seksueel aantrekkelijke vrouw
De babe
75
Iets wat duidelijk naar voren komt
Geprononceerd
76
Vindingrijk, vernuftig
Ingenieus
77
Kalm, dapper, zonder schrik
Koelbloedig
78
Iemand met een verbazende spierkrach
De krachtspatser
79
Kalm, dapper, zonder schrik
Koelbloedig
80
Iemand met verbazende spierkracht
De krachtpatser
81
Slim, verstandig, gewiekst
Pienter
82
Lang en smal
Rank
83
Iemand die negatieve dingen over anderen verteld
De roddeltante
84
De aandacht niet bij het onderwerp hebben
Verstrooid
85
Geëmancipeerd, mondig, onafhankelijk
Vrijgevochten
86
Niet gemakkelijk te buigen: kan ook koppig betekenen
Weerbarstig
87
Iemand die denkt alles beter ge weten en denkt dat jij verstand heeft van een bepaald onderwerp
De wijsneus
88
Verbinden, in verband brengen met
Associëren
89
Ruziën , kibbelen
Bakkeleien
90
Met betrekking tot het denk-of leerproces
Cognitief
91
Omstreden, een onderwerp waarover meningen erg verdeeld zijn
Controversieel
92
Lachwekkend door zijn vreemde vorm
Grotesk
93
Iemand die zich beter voordoet dan hij is, een schijnheilige of hypocriet
De huichelaar
94
Onderling samenwerkend
Interactief
95
Onthouden
Memoriseren
96
Ergeren, boos maken
Op stang jagen
97
Wetenschapper in opvoedkunde
Pedagoog
98
Mogelijk
Potentieel
99
Voorstel
De propositie
100
Vreemde en onsamenhangende dingen zeggen
Raaskallen
101
Iets waarvan veel mensen vinden dat je niet openlijk mag praten
Het taboe
102
Spijt of berouw
De wroeging