Woordjes Trede 9 Flashcards
(32 cards)
1
Q
het toetje
A
die Nachspeise
2
Q
de kok
A
der Koch
3
Q
de voedingsmiddelen
A
die Nahrungsmittel
4
Q
de gezondheid
A
die Gesundheit
5
Q
het milieu
A
die Umwelt
6
Q
de milieubescherming
A
der Umweltschutz
7
Q
de toekomst
A
die Zukunft
8
Q
de voeding
A
die Nahrung
9
Q
vol zitten
A
satt werden
10
Q
het toetsenbord
A
die Tastatur
11
Q
de formules
A
die Formeln
12
Q
de gegevens, de data
A
die Daten
13
Q
het beeldscherm
A
Der Bildschirm
14
Q
de muis
A
die Maus
15
Q
de fout
A
der Fehler
16
Q
het briefje
A
der Zettel
17
Q
het onderwijs, de les
A
der Unterricht
18
Q
Segway rijden
A
Segway fahren
19
Q
de minimumleeftijd
A
das Mindestalter
20
Q
een afspraak (voor een bepaalde tijd)
A
eine Terminabsprache
21
Q
het privéterrein
A
das Privatgelände
22
Q
mogen
A
dürfen
23
Q
de helm (ter bescherming)
A
der Schutzhelm
24
Q
de robot
A
der Roboter
25
gevaarlijk
gefährlich
26
vies
schmutzig
27
zwaar, moeilijk
schwer
28
het werk
die Arbeit
29
eentonig
eintönig
30
de aanraking
die Berührung
31
het gereedschap
das Werkzeug
32
het geluid
das Geräusch
