Words 1 Flashcards
(125 cards)
1
Q
nice, pleasant
A
aangenaam
2
Q
to point at
A
aanwijzen
3
Q
eight
A
acht
4
Q
other
A
ander(e)
5
Q
to answer
A
beantwoorden
6
Q
good
A
best
7
Q
to check
A
controleren
8
Q
there
A
daar
9
Q
that
A
dat
10
Q
deep
A
diep
11
Q
the dip
A
de dip
12
Q
he
A
hij
13
Q
how
A
hoe
14
Q
how much
A
hoeveel
15
Q
hi
A
hoi
16
Q
the chapter
A
het hoofdstuk
17
Q
the house
A
het huis
18
Q
the rent
A
de huur
19
Q
yes
A
ja
20
Q
the year
A
het jaar
21
Q
the boy
A
de jongen
22
Q
the teacher
A
de docent
23
Q
to do
A
doen
24
Q
three
A
drie
25
double
dubbel
26
one
een
27
a bit
een beetje
28
and
en
29
to go
gaan
30
to play hangman
galgje spelen
31
no
geen
32
the number
het getal
33
to give
geven
34
nice, cozy, pleasant
gezellig
35
good
goed
36
the group
de groep
37
to have
hebben
38
very
heel
39
it/the
het
40
the map
de kaart
41
to look
kijken
42
to knock
kloppen
43
to come
komen
44
the buy
de koop
45
the head
de kop
46
to get/ to receive
krijgen
47
to be able, can
kunnen
48
the country
het land
49
the letter
de letter
50
nice, fun
leuk
51
to read
lezen
52
the line
de lijn
53
to walk
lopen
54
to listen
luisteren
55
the moon
de maan
56
but
maar
57
to make, to do
maken
58
the man
de man
59
the girl
het meisje
60
with
met
61
to be named, to be called
heten
62
me
mij
63
also, too
ook
64
the paper
het papier
65
the pen
de pen
66
the place
de plaats
67
Poland
polen
68
to talk
praten
69
fine
prima
70
to guess
raden
71
around
rond
72
together
samen
73
to write
schrijven
74
bad
slecht
75
spain
spanje
76
to spell
spellen
77
to speak
spreken
78
the street
de straat
79
the student
de student
80
to study
studeren
81
the language
de taal
82
to draw
tekenen
83
the (female) friend
de vriendin
84
where
waar
85
true
waar
86
what/ which
welk(e)
87
to work
werken
88
who
wie
89
we
wij
90
to live
wonen
91
the word
de woord
92
they
ze
93
to say
zeggen
94
to see
zien
95
she/ they
zij
96
to be/ his
zijn
97
so
zo
98
to search
zoeken
99
the south
het zuiden
100
tired
moe
101
to have to
moeten
102
to be allowed to, may
mogen
103
at
naar
104
nine
negen
105
not
niet
106
new
nieuw
107
now
nu
108
zero
nul
109
the exercise
de oefening
110
the text
de tekst
111
phone number
telefoonnummer
112
ten
tien
113
two
twee
114
you (formal)
u
115
from
uit
116
excellent
uitstekend
117
of/ from
vandaan
118
much, many
veel
119
the skin
het vel
120
to tell
vertellen
121
four
vier
122
five
vijf
123
the question
de vraag
124
to ask
vragen
125
the (male) friend
de vriendin
