Words 2 Flashcards
(77 cards)
1
Q
the kitchen
A
de keuken
2
Q
the colour
A
de kleur
3
Q
the coffee
A
de koffie
4
Q
to cook
A
koken
5
Q
to cost
A
kosten
6
Q
the cold
A
de kou
7
Q
the woman
A
de vrouw
8
Q
to walk/ to hike
A
wandelen
9
Q
what
A
wat
10
Q
the weekend
A
het weekend
11
Q
to feel like
A
zin hebben
12
Q
to swim
A
zwemmen
13
Q
the address
A
het adres
14
Q
the car
A
de auto
15
Q
to accompany
A
begeleiden
16
Q
quite
A
best wel
17
Q
to move
A
bewegen
18
Q
blue
A
blauw
19
Q
to stay
A
blijven
20
Q
the book
A
het boek
21
Q
to do the grocery shopping
A
boodschappen doen
22
Q
the letter
A
de brief
23
Q
the neighbour
A
de buurman
24
Q
to thank
A
danken
25
to dance
dansen
26
the dancing lessons
de dansles
27
the door
de deur
28
to drink
drinken
29
the egg
het ei
30
terrible/ very
erg
31
to eat
eten
32
to cycle
fietsen
33
the movie
de film
34
soon
gauw
35
the luck/ the happiness
het geluk
36
the guitar
het gitaar
37
to like to do/ please
graag
38
hi
ha
39
the hobby
de hobby
40
to love
houden van
41
the house number
het huisnummer
42
every
ieder
43
everybody
iedereen
44
to jog
joggen
45
the time
de keer
46
free
vrij
47
awful
vreselijk
48
to play volleyball
volleyballen
49
to play soccer
voetballen
50
to fish
vis
51
to find
vinden
52
a lot, much
veel
53
this afternoon
vanmiddag
54
this evening
vanavond
55
the time
de tijd
56
to stay at home
thuisblijven
57
to play tennis
tennissen
58
the price
het tarief
59
to play
spelen
60
to Skype
skypen
61
to run
rennen
62
to travel
reizen
63
the postal code
de postcode
64
to play the piano
pianospelen
65
us
ons
66
the number
het nummer
67
never
nooit
68
nothing
niets
69
the nose
de neus
70
after
na
71
the music
de muziek
72
the mouse
de muis
73
tomorrow
morgen
74
beautifull
mooi
75
most of the time
meestal
76
to join
meegaan
77
the age
de leeftijd
